Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 953 van 1037

...  941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947 - 948 - 949 - 950 - 951 - 952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958 - 959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966  ...
[14] Martinus gaat nu snel naar voren en roept iedereen aan tafel, waar brood en wijn en een grote hoeveelheid van de heerlijkste vijgen hen wachten.
Hoofdstuk 112: Satan als monster in de zaal - Het versterkende maal – Gella herkent de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] Allen staan op na Martinus' oproep en gaan zeer bescheiden en rustig naar de grote tafel.
Hoofdstuk 112: Satan als monster in de zaal - Het versterkende maal – Gella herkent de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[17] Maar IK zeg niets anders dan: 'Kinderen, eet en drinkt allen, elk naar zijn behoefte. Allang is alles rijk gezegend voor allen die God liefhebben en hun broeders en zusters als zichzelf!'
Hoofdstuk 112: Satan als monster in de zaal - Het versterkende maal – Gella herkent de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[27] CHANCHAH merkt dat en vraagt meteen aan Gella: 'Ach zuster, voor wie waren jouw betekenisvolle woorden bestemd? Is misschien de Lama ergens onder ons? O spreek, opdat ik naar Hem toesnel en daar verga van eerbied en liefde!'
Hoofdstuk 112: Satan als monster in de zaal - Het versterkende maal – Gella herkent de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Als MARTINUS dergelijke vragen onder de vele gasten opmerkt, gaat hij er meteen naar toe en zegt tegen hen: 'Luister naar mij, lieve broeders en zusters! Weten jullie dan niet, hoe het Woord van God luidt? Heeft de Heer Zelf niet het volgende gezegd: 'Wie van jullie de eerste wil zijn, die zal de geringste onder jullie zijn en jullie aller knecht!'. Denken jullie soms dàt hier in de hemel een andere orde bestaat dan die, welke de Heer Zelf op de aarde heeft laten zien, geleerd en geopenbaard?
Hoofdstuk 113: Martinus' oren worden gewassen - 'Wie de eerste wil zijn, moet ieders dienaar zijn!' - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Ik zeg jullie, hier is het eigenlijk pas de plaats, waar de op de wereld door de Heer Zelf geopenbaarde orde van punt tot punt werkelijk wordt vervuld. Vragen jullie je daarom niet teveel af: 'Wie is dat? Waarom zo?' maar eet en drink nu naar behoefte. En bedank dan alleen Jezus, de Heer ervoor, al het andere zullen jullie wel op de juiste tijd te horen krijgen!'
Hoofdstuk 113: Martinus' oren worden gewassen - 'Wie de eerste wil zijn, moet ieders dienaar zijn!' - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] IK zeg: 'Kijk dan eens naar Borem. Zie, hij doet nooit iets zonder Mijn opdracht en stoot daarom nooit zijn hoofd. Maar jij wilt je soms graag een beetje op de voorgrond stellen en dan stoot je je hoofd! Ja, Mijn lieve Martinus, hier moet men de gasten heel anders behandelen dan op aarde. Anders stoot men gemakkelijk op iemand, die men iets zou willen leren, maar waarvan men tenslotte ontdekt, dat men niet eens zijn schoenriem los kan maken. Hoe dikwijls zul jij je hoofd nog moeten stoten voor je verstandig wordt!'
Hoofdstuk 113: Martinus' oren worden gewassen - 'Wie de eerste wil zijn, moet ieders dienaar zijn!' - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] IK zeg: 'Nu, het is al weer goed allemaal. Let maar goed op, wat Ik wil, dan zul je in eeuwigheid nooit meer botsen. Laaf je nu weer met brood en wijn, opdat je goed sterk zult worden, om gindse gast samen met Borem hier naar toe te trekken.'
Hoofdstuk 113: Martinus' oren worden gewassen - 'Wie de eerste wil zijn, moet ieders dienaar zijn!' - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Nu zegt CHANCHAH heel geschrokken: 'O mijn lieve, - zullen al deze gasten de afschuwelijke aanblik van dat monster wel verdragen? En zal het ons niet iets ergs kunnen aandoen? O Lama, Lama, dat zal een ontzettende scène worden! Zie hoe het zich al verschrikkelijk begint te draaien en te kronkelen! Ach Lama, wat een gruwelijk gezicht! Wat een woede en wat een angstaanjagende kwaadheid sproeit er uit zijn vreselijke vuurogen! O vriend, als dit monster hier voor ons zal staan, wie zal het dan wel wagen om er naar te kijken?'
Hoofdstuk 114: Het gedaantewisselende wezen van Satan - Een aanwijzing over het karakter van Martinus - Het vermoeden van de nieuwelingen over de nabijheid van de Heer - Chanchah' s deemoedige schuldbekentenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] CHANCHAH zegt: 'Ach ja, dat is zeker. Dat jij hier de meest wijze bent is voor mijn hart maar al te overtuigend. Maar dat ik nog steeds niet weet, wie je eigenlijk bent, dat is het enige wat me niet bevalt aan jou. Zie, je zei laatst tegen me, toen ik je alleen maar naar je naam vroeg, dat mijn liefde tot jou mij alles wel zou verraden. Maar hoe onbegrijpelijk hevig ik je ook liefheb, kan ik toch nergens te weten komen en nog minder uit mezelf, hoe je heet en wie je eigenlijk bent. O jij mijn boven alles geliefde vriend, zeg me toch je naam!'
Hoofdstuk 114: Het gedaantewisselende wezen van Satan - Een aanwijzing over het karakter van Martinus - Het vermoeden van de nieuwelingen over de nabijheid van de Heer - Chanchah' s deemoedige schuldbekentenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Chanchah wordt nu heel stil. Maar Gella gaat moedig naar haar toe en zegt: 'Chanchah, als de eindeloze kracht en macht van deze vriend jou net zo bekend zou zijn als mij, zou je aan Zijn zijde voor wel duizend van zulke monsters minder bang zijn dan voor de kleinste mug!'
Hoofdstuk 114: Het gedaantewisselende wezen van Satan - Een aanwijzing over het karakter van Martinus - Het vermoeden van de nieuwelingen over de nabijheid van de Heer - Chanchah' s deemoedige schuldbekentenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] IK zeg: 'Sta op, kindertjes, en baar nu geen opzien; want er zijn er nog enkelen die Mij omwille van hun vrijheid nog niet helemaal.mogen herkennen. Jullie weten dat de pottenbakker het beste weet, wanneer het tijd is de schaal van de draaischijf te tillen. Blijf nu hier en bevestig welk kwaad de draak, die Martinus en Borem zojuist hier naar toe trekken, jullie heeft aangedaan. Jij, Chorel, maak je nu ook bekend aan deze Chanchah, die jou ooit in China aan de keizer verried en die zich nu vanwege haar overgrote liefde het dichtst bij Mij bevindt, uit welke nabijheid de eeuwigheid haar moeilijk zal verdringen!'
Hoofdstuk 115: Aangrijpende verzoening tussen de Jezuïet Chorel en Chanchah - De vreugde van de Heer over Chanchah' s liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] (DE ENE SPREKER:) 'Broeder, ga jij maar heel rustig en getroost naar je vroegere, zeker allerbeste plaats! Houd je maar precies aan Diegene, die op ons allen nu zeer sterk overkomt als een ware dienaar van allen, dan zul je nooit in verlegenheid komen. Maar als je soms op eigen houtje handelt, dan kan het je nog dikwijls zo vergaan als die dwaze vlieg, die op de rug van het sterke paard dat een grote zware wagen trok, het zweet opslurpte en tenslotte begon te geloven, dat zij de wagen trok. Toen echter het paard even uitrustte, moest de vlieg tot haar grote schaamte ervaren, hoe haar vermeende grote kracht helemaal niets is tegenover de kolossale kracht van het paard. Ga daarom maar naar die sterkste terug: met Hem kun je wel trekken, maar zónder Hem, vriendje, lukt het in geen geval!'
Hoofdstuk 113: Martinus' oren worden gewassen - 'Wie de eerste wil zijn, moet ieders dienaar zijn!' - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] CHANCHAH zegt: 'O liefste vriend, o jij mijn liefde, in jou heb ik wel - evenals in de Lama - mijn grootste vertrouwen; maar van broeder Martinus heb ik toch geen al te hoge dunk. Want hij doet zo eigenwijs. Maar als het dan op een of andere manier ernst wordt, dan trekt hij zich gauw terug, alsof hij in de verste verte niet opgewassen is tegen hetgeen hij moest of wilde uitvoeren. Daarom denk ik dat hij bij het hier naar toe brengen van dit griezelige monster eerder schadelijk dan gunstig zal inwerken. Borem wel, dat is een man vol wijsheid en vol goede kracht, op wie men wel kan bouwen! Martinus echter is en blijft een onhandige sufferd, die zich wel tot veel in staat acht, maar dan niets kan als het menens wordt!'
Hoofdstuk 114: Het gedaantewisselende wezen van Satan - Een aanwijzing over het karakter van Martinus - Het vermoeden van de nieuwelingen over de nabijheid van de Heer - Chanchah' s deemoedige schuldbekentenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] IK zeg: 'Liefste, bekoorlijke Chanchah! Aan de naam alleen is voorlopig toch niets gelegen, als je nog niet kunt weten wat er allemaal aan de naam verbonden is. Maar als je op alles wat Ik zeg goed zou hebben gelet, zou je met Mij al een eind op de goede weg zijn. Let van nu af aan op alles; wat en hoe Ik zal praten en hoe de anderen tegen Mij en met Mij zullen praten, en wat zich op Mijn woord allemaal zal voordoen, als Ik iets gebied; dan zullen wij beiden elkaar gemakkelijk en spoedig nader leren kennen. Maar wees nu standvastig en onverschrokken. Want Martinus en Borem hebben van Mij al een wenk gekregen, om het monster hier naar toe te leiden. Zie, ze maken de kettingen van het briesende monster reeds los.'
Hoofdstuk 114: Het gedaantewisselende wezen van Satan - Een aanwijzing over het karakter van Martinus - Het vermoeden van de nieuwelingen over de nabijheid van de Heer - Chanchah' s deemoedige schuldbekentenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947 - 948 - 949 - 950 - 951 - 952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958 - 959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966  ...