Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 956 van 1166

...  944 - 945 - 946 - 947 - 948 - 949 - 950 - 951 - 952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958 - 959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966 - 967 - 968 - 969  ...
[21] De prior zegt: o Heer en Vader, laat mij aan hem mijn eerste broederplicht in de hemel vervullen. Ik wil hem opnemen in het door U aan mij geschonken huis en hem als mijn gelijke als heer aanstellen over alle goederen die mij door Uw liefde, genade en ontferming zijn geschonken.
Hoofdstuk 100: De hemelse bestemming - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Maar kijk nu ook naar ons gezelschap; het begint grote ogen op te zetten en de prior wendt zich zojuist tot de Heer en zegt: o Heer, algoede, allerbarmhartigste Schepper en Vader van alle schepselen in de hemel en op aarde, in hemels naam, wat is dat nu?! Zijn dat ook engelgeesten die eens op aarde hebben geleefd of zijn het de zuiverste engelen uit de allerhoogste hemel? Dat er zoiets wonderbaarlijk moois bestaat heb ik zelfs diep in mijn hart nooit kunnen vermoeden. Op aarde was ik een standvastig celibatair, maar als mij als zodanig ook maar iets wat in de verte hierop lijkt onder ogen zou zijn gekomen, werkelijk, dan zou ik me zelfs in het schandelijkste mohammedanisme hebben kunnen verplaatsen. Heer en Vader, hier is letterlijk van toepassing: sta ons bij, anders zijn we verloren; vooropgesteld dat men hier ook nog verloren kan gaan.
Hoofdstuk 99: Nog een zware beproeving - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] De prior en zijn broeders kijken nu eens naar de omgeving, dan weer naar de Heer en dan weer, en bijna het meest naar de mooie hemelse bruiden. De prior is daarom ook niet zo vlug klaar met zijn antwoord en overlegt bij zichzelf als volgt: hier zou het goed toeven zijn aan de zijde van zo'n hemelse bruid en in zo'n prachtig eigendom, waar je bovendien als het ware de gebraden vogels in de mond vliegen! Werkelijk, het is toch voor een onsterfelijke geest eeuwig volkomen onmogelijk om zich de hemel nog hemelser voor te stellen. Voorwaar, en nog eens driemaal voorwaar, als hier een echte goede raad niet duur is, dan is hij het in eeuwigheid niet. Als ik eraan denk, hoe het voor iemand zou zijn om zo'n hemelse bruid te omarmen en aan zijn onsterfelijk hart vol hemelse, vurige liefde te drukken, dan begint het me te duizelen en zou ik heel graag, ja, ik zou zelfs oneindig graag voor de Heer mijn krachtigste `ja' uitspreken, vooropgesteld dat deze eindeloze heerlijkheid in alle opzichten ook duidelijk een stevige basis heeft.
Hoofdstuk 99: Nog een zware beproeving - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[12] Maar nu komt de andere, ons reeds bekende monnik naar de prior toe en zegt: luister eens broeder, hoe lang wil jij onze allerliefdevolste heilige Vader nog op een antwoord laten wachten? Als ik zou moeten antwoorden dan was ik, en verscheidene anderen met mij, daar al lang mee klaar. Ik zeg je slechts wat mijn innerlijk gevoel me zegt en dat luidt als volgt: o Heer en Vader, in al Uw oneindige liefde en ontferming, met U en bij U is het overal, dus ook hier in deze wondermooie, hemelse heerlijkheid buitengewoon goed toeven. Blijft U hier, dan zal ik me hier allerzaligst voelen. Maar blijft U als de allerheiligste Oerbron van al deze heerlijkheden niet hier en is hier voor U nog geen blijvende woonplaats, dan wil ook ik hier niet blijven, maar als het Uw heilige wil is, met U verder trekken tot de plaats waar U zult zeggen: hier ben Ik thuis! Wat denk jij broeder, zou dat niet een goed antwoord zijn?
Hoofdstuk 99: Nog een zware beproeving - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Nu wendt de prior zich tot de Heer en zegt: o almachtige, liefdevolle heilige Vader, hoor mij genadig aan. Hoewel U precies ziet en weet hoe het met mij gesteld is, wil ik toch voor U spreken omdat U het zo wenst. Wat Uw liefdevolle en heilige voorstel van daarnet betreft, twijfel ik er nu absoluut niet meer aan of U mij en mijn broeders dit alles zou hebben gegeven als we Uw voorstel hadden aangenomen, want U bent toch overal de eeuwige Liefde, Trouw, Waarheid en Wijsheid! Het is waar, wanneer ik deze zuiver hemelse engelachtige wezens aanschouw, waarvan de een nog mooier is dan de andere en ieder op haar manier niet te overtreffen, en ik daarna mijn hart vraag of het tevreden zou zijn met zo'n onbeschrijfelijke genade van U, dan moet ik evenwel met de hand op het hart zeggen: o Heer, die uitzonderlijke genade ben ik helemaal niet waard, want zo'n loon zou te hemels en overheerlijk zijn voor een armzalige, uitgedroogde celibataire, aardse leegloper. Werkelijk, in het door U gezegende bezit van een dergelijke zuiver hemelse wederhelft of eeuwige levensgezellin moeten aardjaren, als ze hier nog zouden tellen, toch voorbijvliegen als montere sprinkhanen op een hete zomerdag. En van verveling zou in zulke bijna bovenhemelse omstandigheden in alle eeuwigheden zeker geen sprake zijn.
Hoofdstuk 100: De hemelse bestemming - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Kijk, twee waarden liggen hier voor je, een hemels heerlijke, namelijk deze hemel, en een oneindige, namelijk Uzelf o Heer! Wanneer het jou, arme zondaar (zo klinkt het in mij) vrij stond om tussen deze twee waarden te kiezen, dan moet ik - of het nu eigenbelang is of wat dan ook - eerlijk bekennen: Heer, ik blijf bij U en laat uit liefde voor U deze buitengewoon heerlijke hemel en ook eventueel nog veel mooiere, varen; vooropgesteld dat voor U, o Heer, zo'n keuze van mij arme zondaar aangenaam is. Ik wil namelijk daarmee voor U, o Heer en Vader, niet de indruk wekken dat ik met zo'n hemel niet tevreden zou zijn. 0, dat zeker niet, want ik, als de alleronwaardigste voor zo'n oneindige genade, zou U daarvoor met al mijn krachten eeuwig loven, liefhebben en prijzen!
Hoofdstuk 100: De hemelse bestemming - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[22] De Heer zegt: dan heb Ik weer een heel ander plan. Omdat jullie, jij en deze broeder, je door de liefde voor Mij wederzijds geheel en al hebben laten gevangennemen, neem ook Ik jullie helemaal in Mijn liefde gevangen. De broeders hier, die zich al met hun hemelse echtgenoten naar hun woningen beginnen te begeven, zegenen wij. Jij, jouw vrouw en deze broeder echter, gaan met Mij mee naar de plaats waar Ik eeuwig in de allerhoogste hemel samen met Mijn kinderen pleeg te wonen.
Hoofdstuk 100: De hemelse bestemming - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[23] Zie, de prior, zijn vrouw en de broeder vallen van al te grote verrukking voor de Heer neer. Maar de Heer sterkt hen, helpt hen overeind en zegt: welnu Mijn kinderen, volg Mij naar Mijn huis. Kijk, ze trekken onopgemerkt door de andere broeders, de eeuwige, heilige morgen tegemoet. Eindeloos lange rijen zalige broeders begroeten van alle kanten deze kleine stoet en prijzen de Heer om Zijn oneindige goedheid, liefde en ontferming. Laten ook wij hen volgen, zodat we kunnen zien, hoe deze drie nieuwe hemelbewoners zich daar inburgeren.
Hoofdstuk 100: De hemelse bestemming - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Deze zaak mag jullie aanvankelijk dan wat verbazen, maar bij ons in het hemelse geestenrijk is het niet altijd een, twee, drie, waar het bij jullie op aarde zo is. Jullie kunnen op aarde zo nu en dan echter zeventig, driehonderd, vijftien tellen, hetgeen dan bij ons een, twee, drie, zal zijn.
Hoofdstuk 101: Leiden, trekken en dragen in geestelijke betekenis - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Laten we echter eens overdenken wat de Heer de prior in diepste wezen met het veelzeggende `misschien' over het `dragen' heeft willen zeggen, dan zullen we in deze zaak meteen meer samenhang en duidelijkheid ontdekken. Wat wilde de Heer de prior daarmee dus zeggen? Luister, de Heer wilde de prior daardoor het volgende zeggen:
Hoofdstuk 101: Leiden, trekken en dragen in geestelijke betekenis - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[15] Onze nu hemelse echtgenoten komen in beweging en de prior ziet met leedwezen dat onze arme lekenbroeder bij deze gang van zaken met lege handen is achtergebleven. Daarom wendt hij zich dadelijk tot de Heer en zegt: o Heer, allerliefdevolste, goede Vader, ik kan U niet genoeg loven en prijzen voor de genade die U ons allen hebt bewezen, maar kijk, daar achter staat een arme broeder nog zonder vrouw en zonder kleding; ik heb echt medelijden met hem. O Heer, als U het goedvindt, zou ik liever mijn gewaad en mijn vrouw aan hem afstaan dan hem hier zo verlaten moeten zien. Ik weet weliswaar dat Uw oneindig vaderlijke goedheid al uitstekend voor hem heeft gezorgd, maar omdat ik van U ook een liefhebbend en medelijdend hart heb gekregen, moet ik U openlijk bekennen, dat zolang ik weet dat deze arme broeder niet zo zalig is als ik, ik in Uw allerheiligste naam liever zelf enkele duizenden jaren van al deze zaligheden zou willen afzien dan hem ook maar enkele dagen minder zalig te zien dan mijzelf.
Hoofdstuk 100: De hemelse bestemming - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[19] De arme lekenbroeder zegt: o Heer, wat mij betreft, ik ben al buitengewoon zalig en tevreden als ik hier op deze plaats maar eeuwig mag blijven en, U lovend en prijzend, deze hemelse heerlijkheden mag aanschouwen. Ik ben al overgelukkig en tevreden wanneer U, o Heer, mij zou willen toestaan om zo behoeftig als ik ben de allergeringste dienaar te mogen zijn in het huis van een van mijn eenvoudigste broeders die U, o Heer en Vader, voor eeuwig tot Uw hemelburgers hebt gezegend. Op aarde was ik immers in het klooster ook maar de allerlaatste, en was voor het klooster maar van weinig nut. Alles wat ik daar deed was daarentegen slechts een aalmoes van de kant van Uw hogere dienaren van dit klooster, zodat het er toch niet helemaal op leek dat ze mij als de allergrootste luilak in hun klooster moesten kleden en voeden. Zodoende heb ik absoluut nooit iets verdienstelijks, zelfs niet voor het geringste loon gedaan. Hoe zou ik dan nu hetzelfde loon als dat van mijn veel betere broeders kunnen verwachten?
Hoofdstuk 100: De hemelse bestemming - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[15] Hij heeft daarmee in bedekte termen niets anders willen zeggen dan: Ik zal jou een bestemming geven die volkomen met jouw vrije keuze overeenkomt, waarbij Ik er ook op bedacht zal zijn dat je Mij eens in jouw hart hebt gedragen. Op het moment van jouw overgang naar je eeuwige bestemming zal Ik je helemaal onvoorbereid in een situatie brengen, waarbij zal blijken in hoeverre je Mij in jouw hart hebt gedragen en nog draagt en in hoeverre lk dientengevolge ook jou zal dragen. Ik zal echter op dat moment Mijn oog enigszins voor jou sluiten, zodat jij dan volkomen vrij uit jezelf kunt handelen. Pas na die handeling zal Ik jou aanzien en je, ofwel zegenen voor je hemelse bestemming of lk zal je, als jouw heiligste, liefdevolste Vader in Mijn handen nemen en als een volmaakt kind naar Mijn woonplaats dragen!
Hoofdstuk 101: Leiden, trekken en dragen in geestelijke betekenis - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Hoe dit oord van leegmaking er in de verschijningsvorm uitziet, heeft mijn voorganger jullie in de omgeving van de avond voldoende laten zien toen jullie je in het pikdonkere oord bij de 'moseters' bevonden. (Zie De geestelijke zon deel I, hfdst. 29 e.v.) Hoe deze geesten van daaruit dan langzamerhand in de eerste hemel kwamen of ook geleidelijk aan in de eerste hel, hebben jullie allemaal heel helder uitgebeeld gezien.
Hoofdstuk 120: Verdere ontwikkeling van de leerlingen in het hiernamaals. Het middenrijk (Hades) - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Maar wanneer het gemoed zegt: er is niets, noch het een noch het ander, dat ik als mijn eigendom mag beschouwen; alles is van Hem en ik ben het geringste niet waard, en als ik al iets heb of zou hebben, zal het niet van mij, maar van mijn broeders zijn. Als dat het innerlijke antwoord van het gemoed is, dan is de hemel de overheersende pool.
Hoofdstuk 118: Hemelse en helse principes - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  944 - 945 - 946 - 947 - 948 - 949 - 950 - 951 - 952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958 - 959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966 - 967 - 968 - 969  ...