15542 resultaten - Pagina 957 van 1037
... 945 - 946 - 947 - 948 - 949 - 950 - 951 - 952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958 - 959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966 - 967 - 968 - 969 - 970 ...
[2] Nu de deur open staat, stijgt er uit meerdere duizenden kelen een kreet van verrukte ontzetting op. Allen houden hun handen voor de ogen, omdat het licht vol en uiterst intensief de gasten tegemoet komt. Niemand waagt om ook maar één stap verder naar voren of naar achteren te doen. Want de meesten zijn van mening, dat in dit reusachtig machtige licht ongetwijfeld de eigenlijke Godheid woont in alle oorspronkelijke volheid van haar macht, kracht en wijsheid.Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] (MARTINUS:) 'Broeders en zusters, wees niet bang voor datgene, wat door de Heer is bestemd om ons allen mateloos gelukkig te maken. Kom allemaal mee naar buiten, want dit licht is een vaste grond en men kan er op wandelen alsof het erts is!'
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Borem en Chorel brengen nu hun vrouwen naar buiten. Deze zijn heel bedeesd, beginnen tenslotte echter toch, door hun grote nieuwsgierigheid hun vrees overwinnend, hun voeten over de drempel van de deur te zetten. De monniken en de andere gasten, zoals de ouders van de nonnen en ook van een enkele monnik, volgen de vrouwen. Hierbij sluiten zich tenslotte de Chinezen aan en volgen hen met zeer voorzichtige stappen.
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Nadat dit grote gezelschap onder aanvoering van Martinus al een heel stuk op deze zonnebodem heeft afgelegd en zelfs Martinus zich al een beetje ongerust begint te maken, houdt hij een kleine rustpauze, gaat naar Mij toe en zegt:
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] (MARTINUS:) 'O Heer, o Vader, naar mijn gevoel zijn wij nu volgens aardse maatstaf wel meer dan 1000 mijlen van mijn huis verwijderd en hebben behalve enkele struiken nog niets te zien gekregen. Hoe ver en hoe lang zullen wij nog moeten wandelen, voor we een bepaald doel hebben bereikt?
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] Wij staan nu nog op een zeer hoog gebergte. Als we nu straks beneden in een dal komen, dan zal het licht al milder worden. Daar zul je massa's mensen zien en volop te doen krijgen, net als diegenen die hier met ons mee wandelen. Daaruit zal je dan pas het ware doel van onze reis duidelijk worden. Ga nu maar weer naar je post en voer je werk als gids uit!'
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] JOHANNES zegt: 'Luister eens, vriend en broeder Martinus, jij was bij mijn weten op aarde een grote vriend van Maria en ook van Jozef en andere heiligen. Hoe komt het dan, dat je je hier helemaal niet om hen lijkt te bekommeren? Ook om je familie, vader, moeder, broers en zusters, die al vóór jou hier naar toe kwamen en om nog een heleboel andere familieleden en vrienden bekommer je je niet! Zeg me eens, hoe dat komt?
Hoofdstuk 130: Enkele vragen van Johannes om Martinus op de proef te stellen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Wat zijn Maria en Jozef, wat alle zogenaamde heiligen, wat mijn aardse ouders, broers en zusters en alle andere vrienden vergeleken met de Heer! Als ik Hem heb, wat taal ik dan naar 1000 Maria' s en Jozefs, naar 1000 ouders, 10000 broers en zusters en naar allerlei ontelbare vrienden? De Heer zorgt voor hen allen, zoals Hij voor mij heeft gezorgd; en wat is er dan nog meer nodig? Ik denk dat iedere echte hemelburger zal denken zoals ik. Maar als hij anders denkt, dan moet hij noodzakelijkerwijs nog volmaakter zijn dan de Heer Zelf.
Hoofdstuk 130: Enkele vragen van Johannes om Martinus op de proef te stellen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] MARTINUS zegt: 'Een echte vreugde stellig, maar zeker niet een grotere, dan wanneer de Heer naar mij toekomt. Want in Hem alleen heb ik alles, en daarom gaat ook Hij alleen mij boven alles! Zie, zowel jij als broeder Petrus horen toch zeker tot de belangrijkste personen die de aarde droeg; geef ik jullie een voorkeursbehandeling? Ik heb jullie zeer lief, maar respecteer elke goede en wijze hemel burger evenveel als jullie. Want wij zijn immers allemaal maar broeders, en één alleen is de Heer! Is het niet zo?'
Hoofdstuk 130: Enkele vragen van Johannes om Martinus op de proef te stellen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Johannes zegt: 'Broeder, met zo'n ware wijsheid zul je het ook hier op de zon goed redden. Nu zie ik wel, dat je de ware wijsheid hebt. En zie, de weg gaat al naar beneden het dal in; we zullen nu met de wijzen van de zon te maken krijgen.'
Hoofdstuk 130: Enkele vragen van Johannes om Martinus op de proef te stellen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] O vriend, op de hemellichamen, vooral op de lieve aarde, gaat het tekeer, dat je je daar geen voorstelling van kunt maken. Daarom wordt ook de Heer actief en wij zullen al gauw dingen zien, waarvan je tot nu toe geen voorstelling hebt. Maar als wij hier nu op de zon zullen afdalen naar haar grote valleien, dan kun je jezelf ervan overtuigen, hoe het hier in de grote landen van de lichtwereld werkelijk heel ongehoord begint toe te gaan. Op de wijze zoals wij ons natuurlijk bewegen zullen wij nog een flinke tijd nodig hebben, tot we in het eerste dal aankomen. Je zult wonderen zien, waarvan je je tot dusver geen voorstelling kunt maken, ofschoon je nu samen met mij een bewoner van de derde hemel bent!
Hoofdstuk 129: Martinus' ontmoeting met Petrus en Johannes - Over het wezen van de liefde en de wijsheid bij de zonnemensen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Martinus ziet nu werkelijk hoe de weg zich in duizend bochten over de uitgestrekte bergruggen naar beneden slingert een reusachtig dal in, waar hij echter nog helemaal niets kan onderscheiden.
Hoofdstuk 131: Afdaling in een zonnevallei - Het zien van de geesten - Voorwaarden voor een snelle of langzame reis in het geestenrijk - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Want ook geesten zien datgene waar ze nog geen kennis van hebben, als heel ver weg. Ze komen er dichterbij in dezelfde mate en verhouding, als hun wijsheid omtrent het betreffende object toeneemt. Dus betekent ook het afdalen van de hoge berg naar het diepe dal 'intreden in de volle deemoed en hierdoor in de grootste liefde, zonder welke geen enkele geest tot volle levenskracht kan komen'.
Hoofdstuk 131: Afdaling in een zonnevallei - Het zien van de geesten - Voorwaarden voor een snelle of langzame reis in het geestenrijk - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Omdat het hier uitsluitend zo is, als ik je heb gezegd, hoef je ook helemaal niet naar je voeten te kijken of deze snel of langzaam gaan. Kijk alleen maar naar je gemoedsgesteldheid en naar je inzicht, dan zal de beweging meteen snel genoeg worden. Begrijp je dat?'
Hoofdstuk 131: Afdaling in een zonnevallei - Het zien van de geesten - Voorwaarden voor een snelle of langzame reis in het geestenrijk - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Terwijl Martinus zich met zijn gedachten bezig houdt, gaat CHOREL naar Johannes en Petrus en zegt: 'O jullie lieve vrienden van de Heer, jullie oude ingewijde broeders en deelhebbers aan de goddelijke wijsheid en liefde, vergeef me dat ook ik het waag jullie met een vraag lastig te vallen. Ik heb Borem er ook al naar gevraagd. Maar hij gaf me steeds een ontwijkend antwoord en ik kon niet begrijpen, wat hij tegen mij zei. Daarom wend ik mij nu tot jullie en hoop bij jullie meer diepgang en duidelijkheid te vinden dan bij Borem.'
Hoofdstuk 134: Het antwoord van Johannes op de vraag van Chorel, of de hemelbewoners de aarde en haar toekomstige geschiedenis kunnen zien - Jakob Lorber - Bisschop Martinus