Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 960 van 1166

...  948 - 949 - 950 - 951 - 952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958 - 959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966 - 967 - 968 - 969 - 970 - 971 - 972 - 973  ...
[10] Ik vraag: hoeft de vrouw van mijn naaste deze goddelijke wet dan niet in acht te nemen? Want in de wet staat alleen maar dat een man geen verlangen naar de vrouw van zijn naaste mag hebben, maar dat een soms wellustige vrouw geen verlangen mag hebben naar haar naaste buurman, daarover staat in de wet geen letter. Men geeft op deze manier de vrouwen kennelijk het privilege om mannen, die zij aantrekkelijk vinden, zonder bedenken te verleiden. En wie zal hun dat verbieden, want voor dit geval is er immers geen gebod van de Heer voorhanden? Ook dat stamt uit de Turkse filosofie, want de Turken maken uit de letterlijke betekenis op, dat vrouwen van deze wet zijn vrijgesteld. Daarom worden zij opgesloten, opdat ze niet de gelegenheid zullen krijgen om buitenshuis mannen te verleiden. Staat een Turk al een van zijn vrouwen een uitstapje toe, dan moet ze haar lichamelijke charmes zo onaantrekkelijk vermommen dat ze zelfs een beer die haar tegen zou komen, nog respect zou inboezemen. Haar charmes mag zij alleen aan haar man tonen. Wie kan dit dan tegenspreken en beweren dat men dit niet uit de letterlijke betekenis van dit gebod zou kunnen afleiden? Kennelijk ligt de oorzaak van deze belachelijkheid onloochenbaar juist in het gebod zelf. Laten we nog eens verdergaan.
Hoofdstuk 93: Tiende zaal - tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[9] Verder, als men de zaak letterlijk en materieel beschouwd, dan moet men toch zeker alles letterlijk nemen en niet een paar woorden letterlijk en een paar woorden geestelijk, hetgeen net zoiets zou zijn als wanneer iemand aan het ene been een zwarte en aan het andere been een heel dunne, doorzichtige witte broekspijp zou dragen. Of, wanneer iemand zou willen beweren dat een boom zo zou moeten groeien dat de ene helft van zijn stam met schors en de andere zonder schors tevoorschijn zou komen. Volgens deze beschouwing verbiedt het tiende gebod enkel het verlangen naar de vrouw van 'de naaste'. Wie kan daarmee in de letterlijke betekenis bedoeld zijn? Niemand anders dan ofwel de naaste buren of ook de naaste bloedverwanten. Letterlijk beschouwd zou men dus alleen geen verlangen mogen hebben naar de vrouwen van deze beide naasten; naar de vrouwen die verderop in het gebied wonen, maar vooral naar de vrouwen van buitenlanders, die zeker geen naasten zijn, zou men dus zondermeer kunnen verlangen. Want iedereen zal toch zonder wiskunde of meetkunde kunnen begrijpen dat men, vergeleken met de naaste buurman, een ander die enkele uren verderop woont of zelfs een buitenlander, niet als naaste of als dichtstbijzijnde persoon kan beschouwen. Kijk, ook dat is Turks, want Turken houden zich enkel tegenover Turken aan dit gebod; ten opzichte van vreemde naties hebben zij in dit geval geen wet. Laten we echter verdergaan.
Hoofdstuk 93: Tiende zaal - tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[20] Jullie zullen dus inzien dat een trouwe arbeider ook zijn loon waard is. Daarom verorden ik, dat jullie met elkaar overeenkomen om, mij uit jullie eigen beveiligde voorraad in mijn levensonderhoud te voorzien. Ik kan daar met des te meer recht aanspraak op maken omdat de instandhouding van eenieders eigendomsrecht uitsluitend van mijn onderhoud afhangt. Naast mijn onderhoud is echter ook nog een ander onderhoud noodzakelijk, namelijk dat van de manschappen die voor de veiligheid van jullie eigendommen zorgen, want ook zij hebben geen tijd om te werken omdat ze voor de goede orde jullie grenzen moeten bewaken.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[19] Ik heb het land derhalve eerlijk onder jullie verdeeld en bescherm het nu met mijn wijsheid en met behulp van de onder mijn wijze leiding staande bewakers. Maar bij het verdelen heb ik, ten gevolge van mijn gebrek aan hebzucht, mijzelf helemaal vergeten. Aangezien jullie toch zeker aan mijn verdere wijze leiding veel gelegen moet zijn, zullen jullie toch ook wel begrijpen dat ik niet van de lucht kan leven. Daarom vraag ik jullie: wat mag ik dan voor mijn levensonderhoud verwachten? Tijd om te verzamelen heb ik niet, want ik moet mijn tijd gebruiken om er steeds over na te denken hoe jullie bezittingen voortdurend beschermd kunnen worden.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[27] Zou echter een of andere, onder mijn wijze leiding staande onderdaan door een door mij gekozen ambtsdrager een vermeend onrecht worden aangedaan, dan heeft in zo'n geval eenieder het recht om bij mij zijn beklag in te dienen. Hij kan er dan van verzekerd zijn dat hem, al naargelang de omstandigheden, volkomen recht zal wedervaren. Daarentegen moeten jullie mij, voor jullie eigen welzijn en om alle onenigheid te voorkomen, de meest trouwe en gewetensvolle verzekering geven, dat jullie je zonder verdere tegenspraak gewillig naar mijn eindoordeel zullen voegen. Gebeurt dat niet dan moet ik, voor het welzijn van allen, eveneens van het door jullie allen aan mij verleende, onbetwistbare recht gebruik kunnen maken, om een tegen mijn eindoordeel rebellerende persoon door tuchtiging te dwingen om zich aan mijn wil te onderwerpen. Als dit alles zo geordend is en gehandhaafd wordt, dan pas zullen jullie waarlijk een gelukkig volk zijn!
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[24] Verder moeten jullie als kolonisten die mijn leiding nodig hebben, om die begrijpelijke redenen ook inzien dat er voor mij, als jullie hoofd, in jullie midden een vaste woonplaats moet worden gebouwd, waar ik mijzelf, vooral voor jullie behoud, kan beschermen en staande houden. Toch is het voor mijn veiligheid en jullie welzijn niet voldoende om alleen voor mij een woonhuis te bouwen, maar daaromheen moeten een aantal andere huizen gebouwd worden, waar uitsluitend de onder mijn leiding staande manschappen ter bescherming en verdediging kunnen wonen. Dat betekent met andere woorden: jullie moeten in jullie midden een sterke woonstede (residentie) voor mij bouwen, waarin ik volkomen veilig ben, zowel voor aanvallen van vreemden alsook voor mogelijke aanvallen van jullie zelf.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[23] Tussen mede-eigendomsrecht en hoofdeigendomsrecht bestaat echter zo'n kleine kloof, dat daaroverheen zelfs het kleinste kind het andere bij de hand kan pakken. De chef hoeft nu maar te zeggen: beste kolonisten, het kan jullie niet ontgaan zijn dat er tegenover de onze nog een andere kolonie is gevestigd. Om ons echter tegen hen te kunnen beschermen, moeten jullie mij in ieder opzicht het onbeperkte recht verlenen om in geval van nood als jullie chef, en in zekere zin als hoofdeigenaar van jullie eigendommen te kunnen optreden, zodat ik in zo'n situatie de buitengrenzen volgens mijn wijze inzichten kan versterken. Ik moet het recht hebben om in jullie aller naam en voor jullie aller welzijn met een vreemd volk, voor het geval het machtiger zou zijn dan wij, doelmatig te onderhandelen.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[18] Wanneer nu door de wijsheid van de leidende chef elk bezit rechtmatig is en de chef ter bewaking van de bezittingen der kolonisten altijd inzetbare bewakers ter zijde staan, heeft de chef dan niet het tweevoudige recht om tegen de, dankzij zijn wijsheid, tevreden kolonisten te zeggen: ik ben in jullie midden, heb door mijn wijsheid voor jullie gezorgd, en jullie hebben mij tot leidinggevende chef gemaakt omdat jullie juist mij als de minst hebzuchtige man onder jullie hebben gezien.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] Wanneer ik voor mijzelf in een koudere streek een huis bouw en daarop, krachtens het recht van verzamelen en vervaardigen, geen eigendomsrecht heb, dan kan het eerste het beste gezelschap mij uit het huis zetten om daarop in mijn plaats hun eigen gebruiksrecht toe te passen.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Aan het verzamelrecht is ook het recht van toebereiden en vervaardigen verbonden. Is het mij echter niet toegestaan om op het door mij toebereide en vervaardigde goed een volkomen eigendomsrecht te doen gelden, dan is iedere daadkracht tevergeefs en ben ik genoodzaakt om ten eerste alle eetbare dingen heimelijk rauw op te eten en ten tweede altijd naakt rond te lopen. Want wanneer ik voor mijzelf een kledingstuk vervaardig en een ander, die voor deze bezigheid te lui is, het mij krachtens zijn gebruiksrecht afneemt, dan is het de vraag, hoe het er dan met mijn eigen gebruiksrecht voorstaat.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Waartoe dient mij het verzamelrecht als het mij de hap die ik naar de mond breng niet garandeert? Want als iedereen het recht heeft om mij de appel, die ik volgens mijn verzamelrecht met eigen hand heb opgeraapt, af te pakken omdat hij misschien te gemakzuchtig is om er zelf een op te rapen, dan moet ik toch duidelijk met mijn gebruiksrecht het loodje leggen en, of ik wil of niet, verhongeren.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Maar wat zullen ze moeten doen om voor ieder van hen hetzelfde eigendomsrecht op dit land te realiseren? Ze zullen het moeten verdelen in twaalf gelijke stukken. Maar wie ziet er niet reeds bij de eerste poging van deze verdeling twisten ontstaan? Want A zal zeker tegen B zeggen: waarom moet juist ik dit stuk land in bezit nemen, dat naar mijn beoordeling duidelijk slechter is dan dat van jou? En B zal om dezelfde reden antwoorden: ik zie niet in waarom ik mijn stuk land met dat van jou zou moeten ruilen. Zo kunnen we onze twaalf kolonisten wel tien jaar lang hun land laten verdelen, en toch zullen we het niet beleven dat de verdeling voor allen volkomen naar wens zal zijn.
Hoofdstuk 87: Negende zaal - negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Om de zaak echter ook voor de meest blinde duidelijk te maken, vraag ik aan iedere hooggeleerde jurist: waarop is eigenlijk het oorspronkelijke eigendomsrecht gebaseerd? Wie heeft dan aan de eerste mensen het eigendomsrecht over iets verleend? Stel je voor dat er een dozijn emigranten naar een nog onbewoonde streek op aarde gaan. Ze hebben deze streek ontdekt en vestigen zich daar. Volgens welke oorkonde van eigendomsrecht kunnen zij zo'n land dan als eigendom bemachtigen en zich daar als rechtmatige bezitters vestigen?
Hoofdstuk 87: Negende zaal - negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] Maar in het allerdiepste innerlijk verhoudt de zaak zich als volgt: de liefde is gelijk aan het innerlijk aanschouwde waarheidslicht rechtstreeks uit God en de wijsheid is gelijk aan het uitstralende licht uit God door alle oneindige eeuwige ruimten.
Hoofdstuk 86: Wat is een vals getuigenis? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[21] Nu zegt weliswaar iemand: als men de zaak zo moet opvatten, dan is elke ons bekende leugen, elke valse eed evenals ieder woordbedrog als niet zondig en als heel gewoon te beschouwen. Goed, zeg ik, deze opmerking is zo slecht nog niet, maar volgens jullie spreekwoord: 'Wie het laatst lacht, lacht het best' zullen we dat genoegen tot het einde bewaren.
Hoofdstuk 85: Achtste zaal - achtste gebod. Het materiƫle omhulsel - het middel om te liegen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  948 - 949 - 950 - 951 - 952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958 - 959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966 - 967 - 968 - 969 - 970 - 971 - 972 - 973  ...