15542 resultaten - Pagina 961 van 1037
... 949 - 950 - 951 - 952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958 - 959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966 - 967 - 968 - 969 - 970 - 971 - 972 - 973 - 974 ...
[2] (CHANCHAH:) 'O jullie mooiste dochters van deze heerlijke aarde, die nooit de nacht heeft gezien en nooit de harde wisseling van de jaargetijden heeft ondervonden! O jullie gelukkigen naar het lichaam, die geen ziekte kennen en nooit iemand hebben zien sterven! Jullie wetten echter, die slechter zijn dan onze grootste zonden, hebben jullie toch nog vrij en tot nu toe onsterfelijk gehouden. Dus zijn jullie weliswaar vrij, zodat jullie volgens jullie wetten helemaal niet kunt zondigen, ook al zou je het willen. Jullie wetten maken een misstap voor jullie ook totaal onmogelijk; maar hoe komt dat? Van welke aard moeten wetten zijn, dat niemand ze ooit kan overtreden?Hoofdstuk 155: Wijze toespraak van Chanchah - Slechte wetten en goede wetten - Zonder strijd geen overwinning - Waarom de Heer nu pas bij de zonnedochters komt - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Wij menen dat elke grote pracht, wanneer ze ter ere van de hoogste Geest door ons als verstandige wezens tot stand wordt gebracht, juist daarin haar volledige rechtvaardiging vindt. Want als de grote Geest een dergelijke aard in ons heeft gelegd die voor onze geest als wet geldt: waarom moeten wij dan Let nederige tot stand brengen in plaats van het verhevene? Zou dat niet betekenen, dat wij onze geest op een andere wijze gestalte willen geven dan de Schepper hem heeft ingericht? Storen jullie je daarom niet aan de pracht van onze huizen, want wij bouwen ze niet uit pronkzucht, doch zuiver en alleen naar de wijze behoefte van onze geest!'
Hoofdstuk 157: Ernstige bedenkingen van Chanchah bij het zien van de pracht en praal - Over de van liefde vlammende pracht des harten - Allerlei tegenwerpingen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] CHANCHAH zegt: 'Ja lieve zusters, uiterlijk schijnbaar wel. Maar deze nabijheid is geen ware en werkelijke nabijheid, wat jullie spoedig maar al te duidelijk zullen inzien, als Hij zal spreken ten overstaan van jullie wijzen. Maar nu staan we al voor de hal van jullie huis. Martinus staat al stil en keert naar ons terug om raad te vragen. Laten we nu ophouden met praten en op alles letten, wat er. zal gaan gebeuren!'
Hoofdstuk 157: Ernstige bedenkingen van Chanchah bij het zien van de pracht en praal - Over de van liefde vlammende pracht des harten - Allerlei tegenwerpingen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] IK zeg: 'Ja, ja, het is je allemaal allang vergeven. Maar houd in de toekomst steeds de goede beweegreden voor ogen, van waaruit wij alleen maar werkzaam zijn en eeuwig zullen zijn, dan zul je niet gemakkelijk weer tot zo’n domheid vervallen. Zie, wij willen alles eeuwig behouden en niets ook maar voor een seconde lang vernietigen; naar vernietiging dorst alleen de hel! Begrijp dat en ga nu weer naar je plaats.'
Hoofdstuk 158: Martinus' blinde ijver tegen de ceremoniële diensten van de zonnebewoners - De wijze woorden van de Heer over tolerantie Martinus' gesprek met Petrus over de terechtwijzing van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Martinus kust Mij de voeten en gaat snel weer naar de twee broeders.
Hoofdstuk 158: Martinus' blinde ijver tegen de ceremoniële diensten van de zonnebewoners - De wijze woorden van de Heer over tolerantie Martinus' gesprek met Petrus over de terechtwijzing van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Deze (PETRUS EN JOHANNES) vragen hem: 'Nu, wat moeten we doen? Moeten we wachten of naar binnen dringen?'
Hoofdstuk 158: Martinus' blinde ijver tegen de ceremoniële diensten van de zonnebewoners - De wijze woorden van de Heer over tolerantie Martinus' gesprek met Petrus over de terechtwijzing van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Nu weet je, wat dit allemaal betekent. Beheers je daarom nu eindelijk eens voorgoed, wees ernstig en goed, en als een al te grote schoonheid je in de war wil brengen, kijk dan naar de Heer en je zult al gauw rust vinden. Want je moet het zo ver brengen, dat nog veel en veel grotere schoonheden je nooit meer in hun ban krijgen en wel daarom, omdat je van de Heer bent en eeuwig wilt zijn. Dan pas zul je geschikt zijn om in de ware hemel te worden opgenomen, waar zaligheden zonder naam en tal op je wachten, waarvan je nu nog geen vermoeden hebt.
Hoofdstuk 159: Muziek van de zonnewereld - Ernstige vermaning van Petrus aan Martinus om zijn zinnelijkheid te overwinnen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] En bij God, jij zei eerder iets over een kale maan. O zet mij daar maar gauw, maar dan voor eeuwig neer! Daar zal ik gelukkiger zijn dan hier onder deze voortdurende beproevingen, waaruit ik maar al te duidelijk zie dat ik, - hoewel jullie eerste hemelvorsten om mij heen zijn samen met de Heer, - in plaats van naar de hemel naar de hel wordt gebracht!
Hoofdstuk 160: Martinus' neerslachtigheid en vertwijfeling – Bemoedigende woorden en vermaning van Petrus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] PETRUS zegt: 'Broeder, laat die angel vallen! Want deze is de dood, die de ontucht van het vlees in zich draagt. Zijn naam is 'toorn', waarom ook kinderen van het vlees 'kinderen van de toorn' worden genoemd! - Maar nu komen ze ook al naar buiten. Wees daarom kalm; jouw ernst zal je van nut zijn!'
Hoofdstuk 160: Martinus' neerslachtigheid en vertwijfeling – Bemoedigende woorden en vermaning van Petrus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Bij deze woorden stapt ook al de oudste en meest wijze van het derde terras uit de grote hal van de tempel naar buiten, gekleed in een grijs geplooid gewaad, omgeven door jongelingen en meisjes. In de rechterhand heeft hij een staf gelijk aan die van Aäron en in de linker een soort toverband, waaraan verschillende mystiek uitziende tekens zijn vastgehecht. Als hij nog ongeveer vijf stappen van de drie aanvoerders verwijderd is, rolt hij de band helemaal uit en legt hem voor zich op de blauwe fluweelachtige grond. Daarna laat hij de staf op deze band zakken en zegt na een poosje:
Hoofdstuk 161: Martinus' gemakkelijke overwinning in het gesprek over de wijsheid met de domme, trotse oudste van de zonnetempel - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Daarop zegt MARTINUS tegen de wijze: 'Maar, onbegrensde wijze, als uw wijsheid zo reusachtig is, dan begrijp ik helemaal niet, hoe u ons kunt vragen wat wij hier willen en wat ons hier naar toe heeft gebracht? Want zie, wij die veel minder wijsheid hebben, doorzien u op een haar nauwkeurig en weten al heel precies wat er achter uw hoog vermeende wijsheid steekt! En dus denk ik, dat u ons op dezelfde manier zult doorzien, als u werkelijk zo buitengewoon wijs bent! Hoe denkt u hierover?'
Hoofdstuk 161: Martinus' gemakkelijke overwinning in het gesprek over de wijsheid met de domme, trotse oudste van de zonnetempel - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[26] DE WIJZE zegt: 'Dat zal nooit gebeuren! Want als ik uit het allerhoogste afdaal naar deze doodgewone wormen, dan mag niemand anders spreken dan alleen ik als de hoogste, de meest wijze, de machtigste, de eeuwige, de oneindige!'
Hoofdstuk 161: Martinus' gemakkelijke overwinning in het gesprek over de wijsheid met de domme, trotse oudste van de zonnetempel - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[41] DE WIJZE zegt: 'Jij verlangt teveel van mij. Als ik deze noodzakelijke hulpmiddelen van mijn kracht, macht en wijsheid weg leg, dan kan ik immers niets meer tot stand brengen. Wie zal mij gehoorzamen, als ik geen macht heb, wie zal zich aan een krachteloos iemand toevertrouwen? En wie zal naar mij luisteren, als ik geen wijsheid heb? Daarom moet je geen dingen van mij verlangen, die niet passen bij mijn hoogste waardigheid!'
Hoofdstuk 161: Martinus' gemakkelijke overwinning in het gesprek over de wijsheid met de domme, trotse oudste van de zonnetempel - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] PETRUS zegt: 'Nu, luister dan. Wij allen, zoals je ons hier ziet, zijn op de eerste plaats kinderen van God, dat wil zeggen naar jullie voorstelling kinderen van de allerhoogste Geest. Maar ten tweede zijn enkelen van ons ook de eerste belangrijkste dienaren van de Allerhoogste en juist de Allerhoogste Zelf heeft hen tot een steunpilaar van Zijn kerk in de gehele oneindigheid aangesteld. Weliswaar eerst alleen maar op aarde, dat is op die planeet, die jullie de Heilige Planeet noemen. Toen ze daar hun opgave met vreugde en toewijding hadden vervuld, werden ze, nadat hun het lichaam op smartelijke wijze was afgenomen, meteen tot Hem in de hoogste van alle hemelen verheven, om van Hem alles te krijgen wat Hij Zelf heeft en dus de hoogste van alle zaligheden voor eeuwig ongestoord te kunnen genieten. Maar ook om in een dergelijke zaligheid die taak in de meest uitgebreide zin uit te voeren, die ze op aarde - weliswaar in zeer beperkte omvang - hebben verricht. En weet dus dat ik, Petrus, en de derde daar, Johannes, zulke dienaren zijn. Maar de anderen zijn allemaal min of meer beginnelingen in deze wereld en in de eerder genoemde werkzaamheden.
Hoofdstuk 163: Petrus geeft informatie over het gezelschap dat is aangekomen en over het doel van zijn bezoek - Bedenkingen van de wijze over de zichtbaarheid van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Het doel waarom wij hier naar toe komen is in de eerste plaats, om de nieuw aangekomenen in deze wereld in de hogere liefdediensten binnen te voeren en in te wijden. Daarna willen wij jullie, als bewoners van deze lichtwereld, en wel slechts enkele gemeenten die zich van het goede pad hebben afgewend, weer oprichten.
Hoofdstuk 163: Petrus geeft informatie over het gezelschap dat is aangekomen en over het doel van zijn bezoek - Bedenkingen van de wijze over de zichtbaarheid van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus