Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 962 van 1037

...  950 - 951 - 952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958 - 959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966 - 967 - 968 - 969 - 970 - 971 - 972 - 973 - 974 - 975  ...
[3] Maar omdat juist dit laatste een moeilijke aangelegenheid is die onze krachten te boven zou kunnen gaan, is ook God de Heer Zelf in alle volheid van Zijn kracht en macht aanwezig. En dat in zichtbare mensengedaante, welke gedaante de eigenlijke goddelijke is, daar God ons mensen naar Zijn evenbeeld zowel uiterlijk als innerlijk heeft gevormd. Want Hij nam geen andere vorm voor Zijn gunstelingen dan de allereerste oervorm van Zijn eeuwige liefde.
Hoofdstuk 163: Petrus geeft informatie over het gezelschap dat is aangekomen en over het doel van zijn bezoek - Bedenkingen van de wijze over de zichtbaarheid van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] PETRUS zegt: 'Vriend, nog een klein beetje geduld en je zult dat, wat je nauwelijks mogelijk lijkt, heel wel mogelijk vinden. Maar nogmaals, een beetje geduld, Hij komt Zelf hier naar toe; door Hem zul je het het gemakkelijkst begrijpen!'
Hoofdstuk 163: Petrus geeft informatie over het gezelschap dat is aangekomen en over het doel van zijn bezoek - Bedenkingen van de wijze over de zichtbaarheid van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] DE WIJZE zegt: 'Beste vriend, die zal het toch niet zijn, die daar tussen twee vrouwen wandelt? Voor hen uit lopen - zoals het mij voorkomt - die drie dochters van dit huis, die wij eerder naar de plek hadden gezonden waar jullie waren en niet verder wilden of mochten gaan?
Hoofdstuk 164: Logische uiteenzetting van Petrus en het opheffen van de twijfel van de oudste der zon aangaande de zichtbaar aanwezige Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] PETRUS zegt: 'Vriend, Hij is al tamelijk dicht bij ons. Zie Hem eens met je scherpe ogen heel vast aan en zeg me dan, of Hij er wel zo vreeswekkend, grimmig en verschrikkelijk uitziet. Zeg mij ook of de drie dochters van dit huis die voortdurend naar Hem omkijken en zeer vrolijk gestemd lijken te zijn, mogelijk ook iets van jouw grote vrees in zich bespeuren?'
Hoofdstuk 164: Logische uiteenzetting van Petrus en het opheffen van de twijfel van de oudste der zon aangaande de zichtbaar aanwezige Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] Want de toorn is alleen van God en de wraak van de rechter. De liefde echter is van de Vader en deze geeft Hij aan Zijn kinderen, zoekt ze bij hen en komt, als Hij komt, noch in toorn noch in wraak. Hij komt altijd in de liefde als een Vader tot Zijn kinderen, die Hij juist uit liefde naar Zijn gedaante heeft gevormd en in hun hart de wonderbaarlijke bestemming heeft gelegd om helemaal dat te kunnen worden, wat Hij Zelf is.
Hoofdstuk 164: Logische uiteenzetting van Petrus en het opheffen van de twijfel van de oudste der zon aangaande de zichtbaar aanwezige Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] DE WIJZE zegt: 'Beste vriend, ik zie dat jij ontzaglijk wijs bent. Er valt niets in te brengen tegen de door jou naar voren gebrachte grondstellingen. Alleen denk ik, dat het scheppend vermogen altijd inherent blijft aan de Schepper: of Hij geïsoleerd op Zich Zelf bestaat of dat Hij, tengevolge van de uit Hem stromende activiteit, Zijn schepsel als een vat, met Zich Zelf vult, natuurlijk afhankelijk van het opnamevermogen, dat het schepsel toebedeeld is.
Hoofdstuk 165: Johannes in tweegesprek met de wijze van de zon - De verhouding tussen Schepper en schepsel - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] Het valt overigens niet te betwisten, dat het scheppend vermogen in het schepsel identiek is aan dat van de Schepper, zoals ook omgekeerd het geval is; maar ik vraag: in welke verhouding? En deze proportie moet toch ook goed de aandacht hebben, omdat daaruit maar al te duidelijk naar voren komt, dat tussen Schepper en schepsel ondanks alle natuurlijke en morele gelijkheid een dergelijke kloof toch voor eeuwig moet blijven bestaan, daar ze noch van de ene noch van de andere kant ooit volledig kan worden overschreden.
Hoofdstuk 165: Johannes in tweegesprek met de wijze van de zon - De verhouding tussen Schepper en schepsel - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Nu kom IK naderbij en zeg: 'Uhron, zeg eens, gaat de poort van dit huis moeilijk of gemakkelijk open? Als zij gemakkelijk open gaat, breng ons dan naar binnen. Gaat zij echter moeilijk open, laat Mij het dan proberen, zodat Ik kan zien, hoe moeilijk het gaat!'
Hoofdstuk 167: De Heer en Uhron, de wijze van de zon - Bekering van Uhron en diens goede antwoord - Martinus' instemmende woorden over de toespraak van Uhron - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] IK zeg: 'Jij hebt gezegd, wat Ik verlangde dat je zou zeggen. De poort gaat gemakkelijk open, breng Mij daarom het huis binnen! Ik vroeg niet naar de poort van dit woonhuis of ze gemakkelijk of moeilijk open zou gaan. Wat is Mij daaraan gelegen, daar het toch eeuwig in Mijn macht ligt, myriaden van dergelijke huizen in een oogwenk te laten ontstaan en weer te doen vergaan!
Hoofdstuk 167: De Heer en Uhron, de wijze van de zon - Bekering van Uhron en diens goede antwoord - Martinus' instemmende woorden over de toespraak van Uhron - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] Ik stelde de vraag alleen maar aan jouw hart, dat de echte poort is tot het huis van je leven. Zie, deze poort gaat gemakkelijk en dat is waar Ik naar toe wil, dat je Mij daar zult binnenvoeren! Je hebt Me al binnengebracht en deed daar goed aan. Maar breng ons nu allemaal ook in dit uiterlijke huis als getuigenis van datgene wat jouw leven is, opdat allen zien, dat Ik ook een Heer van dit huis en van deze aarde ben!'
Hoofdstuk 167: De Heer en Uhron, de wijze van de zon - Bekering van Uhron en diens goede antwoord - Martinus' instemmende woorden over de toespraak van Uhron - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] DE WIJZE zegt: 'U bent de Heer, zowel hier als in de oneindigheid! Aan U alleen behoort ook dit uiterlijke huis voor eeuwig. Buiten U heeft niemand het recht, daarin naar zijn believen te regeren en te heersen. Daarom zou het uiterst aanmatigend van mij zijn, indien ik U als de eeuwige, ware eigenaar van dit huis, evenals van deze hele wereld, in Uw volle eigendom zou gaan binnen leiden!
Hoofdstuk 167: De Heer en Uhron, de wijze van de zon - Bekering van Uhron en diens goede antwoord - Martinus' instemmende woorden over de toespraak van Uhron - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] DE WIJZE zegt: 'O Heer, als U een pachter zou zijn, dan ja! Want indien iemand die nog niets bezit, een hofstede pacht, moet hij wel naar behoren door de zaakwaarnemer die de zaken goed kent, in zo'n schijnbezitting worden ingevoerd. U echter bent een bezitter hiervan en dat is de hoogste waarheid. Geen atoom van al datgene, wat dit huis bevat is U onbekend evenals ook mijn meer dan slechte beheer. Daarom zult U met mij niet veel af te rekenen hebben, daar ik er nu maar al te zeer van overtuigd ben, dat mijn slechte afrekening U al sedert eeuwigheden bekend is wat haar trouweloze punten betreft.
Hoofdstuk 167: De Heer en Uhron, de wijze van de zon - Bekering van Uhron en diens goede antwoord - Martinus' instemmende woorden over de toespraak van Uhron - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Daarom kom ik nog een keer met het deemoedige verzoek en zeg: Gij, enige Heer en Vader van dit en elk ander huis, trek Uw volledige eigendom binnen. Wees mij als Uw allerslechtste zaakwaarnemer echter genadig en barmhartig en tuchtig mij niet naar de maat van mijn gewis slechte verdiensten!'
Hoofdstuk 167: De Heer en Uhron, de wijze van de zon - Bekering van Uhron en diens goede antwoord - Martinus' instemmende woorden over de toespraak van Uhron - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Bij deze woorden rennen ze allen het huis binnen en doen heel ijverig, wat de meer wijzen uit hun midden hun hebben aangeraden. Ik volg hen op de voet en wel tussen Chanchah en Gella en de drie dochters van dit huis in. Borem en Chorel volgen Mij nu als aanvoerders van het totale gezelschap, dat ogen tekort komt om alle talloze heerlijkheden die hier voor hen te zien zijn, naar behoren te waarderen.
Hoofdstuk 168: Uitwerking van Uhrons bekering op diens huisbewoners – De intrede in het zonnehuis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Gij verheven, heiligste Vader van Uw kinderen, als het Uw wil zou zijn en niet in strijd met Uw heilige orde, verhoor dan mijn armzalig verzoek; de geestelijke nood van dit volk en mijn onbegrijpelijk machtige liefde tot U, hebben mij de moed gegeven, dit verzoek naar voren te brengen! Maar wees niet boos op ons, O Vader van de Uwen, dat ik als een vreemdeling het waagde aan de heilige poon van Uw hart te kloppen!'
Hoofdstuk 169: Uhrons goede begroetingstoespraak - Genadevolle mededeling van de Heer aan Uhron - De zonnemensen geroepen tot het kindschap Gods - Een treurig getuigenis over de mensen op aarde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  950 - 951 - 952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958 - 959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966 - 967 - 968 - 969 - 970 - 971 - 972 - 973 - 974 - 975  ...