Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 964 van 1166

...  952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958 - 959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966 - 967 - 968 - 969 - 970 - 971 - 972 - 973 - 974 - 975 - 976 - 977  ...
[14] Je vindt deze gang van zaken misschien wat onnatuurlijk, maar kijk, er zijn bij jou toch ook soortgelijke omstandigheden waarin jij doorgaans niet anders handelt dan de Heer dat doet. Wanneer iemand jou bijvoorbeeld een dienst bewijst en daar een hoog loon voor verlangt, hoe zal hij dan in jouw hart ontvangen worden? Je zegt: dan krijgt hij geen warm onthaal. Wanneer hij jou echter een grote dienst bewezen heeft en er weinig voor verlangt, hoe zal hij dan in jouw hart ontvangen worden? Jij zegt: hij zal een warm onthaal krijgen. Maar wanneer iemand alles voor jou heeft gedaan wat je ook maar hebt gewenst en uiteindelijk niets van jou verlangt omdat hij alles deed uit liefde voor jou, zeg eens, hoe wordt hij dan in jouw hart ontvangen? Je zegt: hem zal ik aan mijn rechter zijde plaatsen en ik zal alles met hem delen, want bij hem staat mijn hart volledig in de schuld.
Hoofdstuk 63: Over het wezen van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Kijk, dat is mijn mening en voor de waarheid daarvan bied ik alles wat ik op deze wereld maar het mijne mag noemen als onderpand aan. Je hebt weliswaar gezegd dat een kind zich zonder de wil van de Vader niet over de drempel mag begeven, zelf geen spijzen mag nemen en in eenvoudige hutten moet wonen. Dat wil ik allemaal graag aannemen, maar als men als kind van God in één oogopslag alle eindeloze heerlijkheden van God kan overzien, dan zou ik toch graag willen weten waartoe men zijn voeten nog over de drempel zou zetten. Wanneer men verder in een volmaakt scheppend vermogen met God Zelf in het eeuwige centrum staat van waaruit alle talloze schepselen gevoed worden, dan zou ik wel eens de reden willen weten die iemand zouden noodzaken zichzelf van voedsel te voorzien, terwijl men in het centrum van al het leven staat. En ook denk ik dat het net zo gesteld is met de eenvoud van de woningen van Gods kinderen. Of het nu een hut is of een paleis, dat komt toch allemaal op hetzelfde neer als men in zichzelf alle heerlijkheden van God aanschouwelijk bijeen heeft.
Hoofdstuk 63: Over het wezen van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Wij hebben hier weliswaar volgens onze geestelijke leer het grote vermogen gekregen, om als geesten alle diepten van Gods scheppingen te bereizen en onuitsprekelijk te genieten van Zijn eeuwige talloze en meest veelsoortige wonderwerken, maar naar ik ten sterkste vermoed, kunnen de kinderen van God in één oogopslag overzien, waarvoor wij eeuwigheden nodig hebben. Wij hebben wel de macht om als geesten de dingen van onze wereld en bijgevolg ook die van andere werelden die van deze afhankelijk zijn, te regelen, maar de kinderen Gods, die met God heel nauw verbonden en intiem verenigd zijn, zijn zeker medescheppers. En terwijl wij toch altijd slechts materiële zaken moeten regelen, hebben de 'kinderen uit God', hun Vader, niet alleen de heerschappij over de totale, eindeloze materiële schepping, maar ook over alle geestelijke schepselen.
Hoofdstuk 63: Over het wezen van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[20] Zie, mijn geachte oudste, zo staan de zaken. Denk daar maar eens over na en zeg me dan hoe je de door mij voorheen aangegeven weg om het kondschap Gods te bereiken, nu vindt. Je moet daarbij echter steeds voor ogen houden dat jouw 'meer worden' als godskind eeuwig niets met de realiteit te maken heeft. Begrijp dat goed en vertel me dan hoe jij hierover denkt.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[16] Als je dus het kindschap Gods wilt verkrijgen, moet je de gedachte daarbij iets te winnen, helemaal laten varen. Je moet je dan als een kind Gods niet zien in een oneindig volmaakte situatie, maar je moet de zaak juist omkeren. En heb je dat gedaan, dan zal daaruit vanzelf wel blijken of voor het verkrijgen van het kindschap Gods de ware deemoed en liefde voor God een volkomen juiste of een bedrieglijke weg is.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[15] Kijk, als je nu over mijn woorden wat nadenkt, dan zal het jou zeker volkomen duidelijk worden hoe het met het door jouw scherp gestelde 'meer worden' van de godskinderen gesteld is.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] Heel anders echter liggen de verhoudingen bij de onafhankelijke vrije mensen die niet als delen met een lichaam verbonden zijn, maar als volkomen vrije wezens op zichzelf staan. Tegen hen kan ik ook wel zeggen: wees zo goed en verricht voor mij deze arbeid, en de vriendelijk gezinde mensen zullen dat werk ook uitvoeren; maar als het werk gedaan is, zijn ze volkomen onafhankelijk van mijn wil en kunnen zij doen wat ze zelf willen.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] Maar ik vraag jou: is het ook zo gesteld met de delen van mijn eigen lichaam? O, volstrekt niet! Deze hangen in al hun onderdelen voortdurend van mijn innerlijke wilskracht af en kunnen zich daartegen niet verzetten. Zij moeten toch immers met de innerlijke levenskracht volkomen eensgezind zijn, anders zou zeker het hele menselijke wezen te gronde gaan.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Luister, onze oudste spreekt: hoge afgezant van de grote God! Nu is het me volkomen duidelijk en de kwestie van het kindschap Gods krijgt nu een heel ander aanzien. Daar het echter zo en niet anders is, zou het, vergeef me, vanuit mijn standpunt gezien, in zekere zin niet slechts tegen de goddelijke ordening zijn om naar het zogenaamde waarachtige kindschap Gods te streven, hetgeen volgens jouw recente uitspraak weinig of zelfs helemaal niets te betekenen heeft; het zou zelfs een echte dwaasheid zijn om voor niets en niemendal het goede en overdadige dat men bezit op te geven. Dan zeg ik: genoeg heen en weer gepraat over God en Vader en over mij als kind van God; voor mij hoeft het niet meer als ik tenslotte geheel met lege handen verder zou moeten!
Hoofdstuk 63: Over het wezen van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Omdat jij echter meent dat men bij het verkrijgen van het kindschap Gods het 'meer worden' zelfs met de beste wil onmogelijk kan vermijden, zeg ik je weer dat jij je in dit opzicht het meest hebt vergist. Hoe waar mijn uitspraak is, zal ik jou met behulp van het meest onfeilbare woord dat de Heer, God en Schepper van hemelen en aarden, Zelf tot ons heeft gesproken, heel helder belichten.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[18] Het is mogelijk dat ik de essentie van het kindschap Gods nog te weinig begrepen heb. Daarom denk ik dat het wel moeilijk zal zijn om hier een redelijke middenweg te vinden, want er is immers overal maar één waarheid en dat is de van zichzelf bewuste kern in iedere geschapen mens. Twee waarheden kunnen echter eeuwig nooit naast elkaar bestaan omdat de ene de andere zou opheffen. Daarom kunnen ook jij en ik niet tegelijkertijd gelijk hebben. Mocht dat echter het geval zijn dan ligt alleen mijn onverstand er nog tussen, waardoor ik jouw waarheid niet direct als de mijne kan herkennen. Daarom zal het voor mij noodzakelijk zijn dat jij je duidelijker uitdrukt en wel vooreerst over wat in diepste wezen de deemoed is, dan over wat ware liefde is en over het daardoor te verkrijgen kindschap Gods. Maak mij dat duidelijk, dan zal ik, nadat ik de waarheid volkomen begrepen heb, jouw woord naar de letter in mijn gehele huis getrouw in acht nemen. Dat is wat ik jou vraag, voor mijzelf en voor mijn gehele huis.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[17] Ik wil echter met deze, naar mijn mening heldere gezichtspunten niet voorbarig zijn, want ieder door God geschapen vrijdenkend en vrij willend wezen heeft op grond van zijn innerlijke overtuiging het recht om zijn eigen mening aan een ander kenbaar te maken en te trachten hem met de beste bedoelingen op andere gedachten te brengen. Daarom zul je mij deze uitspraak zeker niet kwalijk nemen en zul je me daarop, naar ik verwacht, ook zeker een bevredigend antwoord geven.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[15] Wie naar mij toekomt en meer wil worden, stel ik op de proef of hij voor het 'meer' de capaciteiten bezit. Zo ja, dan zal ik hem de hogere plaats waarvoor hij met een oprecht hart naar mij toe is gekomen, toekennen. Wie echter naar mij toekomt, onmiddellijk op zijn aangezicht valt en zegt: luister naar mij oudste, ik zal gelukkig zijn als je mij buiten in de meest afgelegen bomenrij en slechts als laatste terreinschoonmaker aanstelt, tegen die zeg ik: ga weg van hier! Je hebt een gluiperige en kruiperige inborst; als laatste wil je aangesteld worden om geleidelijk aan stiekempjes tot in de bovenste verdieping door te dringen. Hier echter kan een kruiperig gemoed geen plaats vinden. Verdeemoedig je daarom geheel en al en verlaat, zonder het vooruitzicht ooit hier een plaats te krijgen, onmiddellijk mijn woonoord. Waarom wilde je niet oprecht en waarheidsgetrouw handelen? Had je dat gedaan, dan had ik je op de proef gesteld, maar zolang je een huichelaar blijft, zal jou de toegang tot mijn huis ontzegd worden.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Want kijk, zoals je zeker uit de wijsheidskracht van de Heer zult weten, is het bij ons een vaste gewoonte dat de ene mens nooit iets voor de andere mag doen tegen wat voor een vergoeding dan ook; daarentegen moet alleen de wederzijdse behoefte en de wederzijdse broederliefde voor altijd en eeuwig de enige beweegredenen tot handelen blijven. Wanneer ik echter mijn broeder lief heb opdat hij mij dan een dienst zou willen bewijzen of mij ten minste ook zal liefhebben, wanneer ik dus voor mijn broederliefde ook maar de minste liefde terug verlang, of voor een bewezen dienst ook maar het kleinste woord van dank, dan is dat bij ons een grove ondeugd.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Ik denk dat jij, hoogverheven gezant, wel zult begrijpen wat ik, hoewel wat onsamenhangend, maar toch vanuit een heldere gedachtegang, daarmee heb willen zeggen. Ja, als jij zegt dat ik als kind van God beduidend geringer, zwakker en onvolmaakter zal worden dan ik hier ben, dan is de deemoed de juiste weg om het kindschap Gods te bereiken. Maar in het bewustzijn, in ieder opzicht meer te worden, is de deemoed kennelijk ten minste voor mijn tegenwoordige bevattingsvermogen de meest ongepaste weg.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958 - 959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966 - 967 - 968 - 969 - 970 - 971 - 972 - 973 - 974 - 975 - 976 - 977  ...