Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 98 van 1110

...  86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111  ...
[3] Faustus vraagt ook aan Mij of Pilah de waarheid heeft gesproken, en Ik bevestig wat Pilah heeft gezegd en zeg tegen Faustus: "Vriend, iemand die de dochter uit een voornaam huis tot vrouw neemt, kan terecht een bruidsschat verwachten. Jij hebt nu veel te doen gehad, en bij de verdeling van de andere goederen heb je daarvoor geen deel gehad, neem daarom deze hele schat als je rechtmatig eigendom; hij is volgens aardse schatting duizendmaal duizend pond waard.
Hoofdstuk 5: De geschiedenis van de gevonden schat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Omdat echter volgens de goddelijke orde alles zo is ingericht, dat zowel de mens als ook iedere engelgeest alles slechts geleidelijk aan, en dan zelfs ook nog maar tot een bepaalde graad, door de goddelijke natuur in zichzelf en in alle geschapen dingen kan ontdekken, behoudt hij de steeds groeiende levenslust en de liefde tot God en tot de naaste, die hem de enige mogelijkheid geven om zalig te worden en te kunnen worden. -Begrijp je zo'n waarheid?"
Hoofdstuk 5: De geschiedenis van de gevonden schat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] IK zeg: "Daarom zeg Ik jullie allen, dat je hierover zwijgt, en ook zelfs de vrouwen er niets over vertelt; want Ik heb ze deze keer niet mee laten gaan, omdat ze bij bijzonder ongewone voorvallen ondanks alle verboden hun tongen niet in bedwang kunnen houden. Daarom moeten jullie je vrouwen niets over de buitengewone voorvallen vertellen die hier plaats gevonden hebben! Je kunt hen wel de vorm van de grot beschrijven en hen ook vertellen over de nieuw gevonden schatten; maar verder geen woord!" -Allen beloven dat heel plechtig, en wij vervolgen dan rustig onze weg naar Kis en komen daar juist bij zonsondergang aan. Natuurlijk komen de thuisgelaten vrouwen en meisjes ons gezamenlijk tegemoet en weten niet hoe snel ze vragen moeten naar de wonderlijke dingen wij nu weer beleefd zouden hebben. Maar ze krijgen te verstaan dat het nog te vroeg is om te vragen, en dat er alleen maar sprake is van het opgraven van een schat die de Farizeeën nog verzwegen hadden. Hiermee zijn de vrouwen tevreden en zij vragen verder niet veel meer.
Hoofdstuk 6: Het ontstaan en verdwijnen van de druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Want er is nergens een geschapen hemel en ook nergens een geschapen hel, maar al die dingen komen voort uit het hart van de mens. Zo zorgt ieder mens in zijn hart voor de hemel of voor de hel, afhankelijk van het goede of het kwade dat hij doet. En zoals hij gelooft, wil of doet, zo zal hij dan volgens zijn geloof, dat zijn wil voedde en deed handelen, leven.
Hoofdstuk 8: Over het rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Heersers en veldheren moeten er wel zijn; maar begrijp goed, dat deze door God daarvoor uitgekozen en geroepen en voorts rechtstreekse afstammelingen van vroeger gezalfde koningen moeten zijn. Die zijn dan geroepen. Maar wee ieder ander, die zijn arme hut verlaat en zich beijvert om door allerlei middelen de heersersstaf te verkrijgen! Werkelijk, die zou beter nooit geboren kunnen zijn.
Hoofdstuk 9: De Heer geeft voorbeelden van hemel en hel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] FAUSTUS zegt: "Vriend! Ik heb van gans er harte medelijden met je; maar ik zeg je ook, dat de almachtige Heer Jezus zich nu in Nazareth bevindt. Hem is volgens mijn herhaaldelijke ervaring niets onmogelijk! Wat denk je ervan als je zelf eens naar Hem toeging? Ik zeg je, Hij heeft macht genoeg om je dochter uit het graf in het leven te roepen en haar weer aan je terug te geven!"
Hoofdstuk 11: Het berouw van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] IK zeg: "Omdat Ik in het verborgen wel wist waarom je Mij eigenlijk hebt verloochend, kwam Ik in je grote nood weer naar je toe om je voor lange tijd te helpen. Dat is echter ook de werkelijke reden waarom Ik buiten jullie tweeën niemand anders meenam. Als de tijd echter rijp is, dan zullen ook zij de reden horen. - Maar nu zul je Gods macht en heerlijkheid zien!" .
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Daarop zegt JAÏRUS: "Kom in de toekomst niet meer bij mij aan met zulke eerbetonende uitdrukkingen en spreek met mij als met een broeder! Maar ga nu, omdat je geen lijk meer hoeft te bewaken, snel naar Kapérnaum en vertel daar niemand, ook mijn vrouw niet, wat je nu gezien hebt! Maar zeg haar, dat ze, indien mogelijk, meteen met jou naar Nazareth moet gaan naar het huis van Jozef; want ik heb heel belangrijke zaken met haar te bespreken! Neem een paar goede muildieren opdat jullie vlugger naar het huis van de timmerman in Nazareth kunnen komen!"
Hoofdstuk 13: Het gesprek tussen Jaïrus en zijn vrouw over Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] FAUSTUS zegt: "Heer, U kent mij beter dan ik mijzelf ken! Daarom kunt U Zich wel op mij verlaten, want een geboren Romein is geen zwakke rietstengel, waarmee de wind gemakkelijk spel zou hebben! Als ik ja zeg, dan zal ook de dood daar geen nee van maken! Maar nu ga ik; mijn muildier staat nog gezadeld en getoomd, en binnen een uurtje ben ik al op de plaats van bestemming. Het op mij wachtende werk zal in Uw naam, o mijn grote vriend Jezus, wel goed aflopen. Ik beveel mij geheel en al aan in Uw liefde, wijsheid en goddelijke macht!" Met deze woorden neemt Faustus afscheid, terwijl hij vlug de deur uitgaat.
Hoofdstuk 13: Het gesprek tussen Jaïrus en zijn vrouw over Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Maar omdat de gehele, vooral oude, priesterstand door Uw buitengewone daden en leringen ongetwijfeld zoiets in U ziet, stelt ze alles in het werk om U -indien mogelijk -te gronde te richten! Als dat niet zou lukken, omdat U werkelijk degene bent waarvoor zij U houdt, dan zal zij hierna voor haar boze bemoeienissen in zak en as boete doen en met grote vrees de almachtige slag afwachten, waardoor ze van oudsher vreest alles te verliezen en die ze altijd al gevreesd heeft, want anders zou ze niet bijna alle profeten gestenigd hebben. Kijk, dat is de reden waarom ik liever verklaarde dat U een landloper was, dan Degene, die U echt bent! Want ménsen kunnen hun doden nooit in het leven terugroepen; dat kan alleen maar Gods geest, die volgens mij algeheel lichamelijk in U woont en werkt."
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Nu kwam de Griek PHILOPOLD uit Kana in Samaria naar Mij toe en zei: "Heer, ik ben nu al langer dan drie dagen bij U, maar kreeg nog geen moment de gelegenheid om met U te bespreken, hoe ik op Uw bevel geheel volgens Uw wil alles in orde heb gebracht, en dat nu door mijn prediking, na Uw vertrek uit Kana, allen het geloof in U hebben aanvaard. U schijnt nu niet bezig te zijn; daarom vraag ik U om even naar Mij te luisteren!"
Hoofdstuk 14: Goddelijke macht.( 12.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Bovendien hebben alle profeten, ieder op gelijke wijze, in een steeds eendere geheime beeldspraak gesproken en geschreven, en wie niet uit hun school kwam, kon hen onmogelijk verstaan! Ik ben weliswaar een Griek; maar daarom ken ik jullie Schrift wel en ook Mozes en al jullie profeten! Wie die woord voor woord begrijpt, moet echt wel van goeden huize zijn!
Hoofdstuk 15: Philopolds getuigenis over de godheid van Jezus.(17.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Kijk hier op tafel! Deze verse vijgetak vol met overrijpe vruchten is een levende toelichting, die Hij mij gisteren toen jullie al sliepen gaf op mijn vraag, hoe het Hem toch mogelijk was om volkomen doden op te wekken. Hij vroeg om een al helemaal verrotte, dus geheel dode tak. Ik bracht wat ik in de nacht het eerst vond. Hij raakte het rotte hout helemaal niet aan, maar gaf het alleen maar een bevel, en het vergane hout werd groen, begon te bloeien - en hier heb je de rijpe vruchten! Neem en geef ze aan de allerliefste Sarah; het zal haar verkwikken!"
Hoofdstuk 15: Philopolds getuigenis over de godheid van Jezus.(17.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Na de maaltijd roept BORUS Mij apart en zegt: "Mijn innig geliefde vriend! Ik weet, dat U allang kunt weten, wat ik onder vier ogen met U zou willen bespreken; maar er zijn er onder Uw leerlingen een paar, die volgens mij niet behoeven te weten wat wij met elkaar te bespreken hebben, en slechts daarom heb ik U gevraagd ter zijde te komen!"
Hoofdstuk 16: Afscheid van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] IK zeg: "Zeker, ga jij maar, ofschoon de vrouw volgens de wet de school niet behoort te betreden in het gezelschap van een man. Maar dat zal nu allemaal anders worden; want de vrouw heeft net als een man alle recht op Mijn liefde en genade, die van God de Vader door Mij uitgaat. En ga jij dus maar heel blij, vrolijk en vol vertrouwen mee en leer in de school ook inzien, welke tijd nu is aangebroken, -laten' we dus gaan.' Maar, Sarah, jij blijft naast Mij en zult Mij als een belangrijk getuige dienen! Houdt daarom deze grafkleding aan; want ook deze kleding zal voor Mij getuigen! -Maar nu gaan wij!"
Hoofdstuk 16: Afscheid van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111  ...