Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1796 resultaten - Pagina 98 van 120

...  86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111  ...
[6] Daarop zegt Noach: 'Heer, tot U heb ik altijd gebeden en trouw het geloof en de liefde bewaard. Toen zo'n vierduizend jaar geleden mijn broeder Mahal het verlangen kreeg om zijn blik van de heilige hoogten op het laagland te richten en een reis naar Hanoch te maken, waar Drohuit en Funghar Hellan zo vreselijk huishielden, en toen een dochter van Mahal koningin werd in het laagland... zie, toen riep U mij en toonde mij, hoe ik een geweldige ark moest bouwen voor de redding van mijn kleine familie en vele dieren die door Uw macht vanuit alle windstreken der aarde in de ruimte van de ark werden gedreven.
Hoofdstuk 79: De plechtige raadsvergadering. De vraag van de Heer: wat moet er met de aarde gebeuren? Adam, Noach, Abraham, Isaak en Jakob spreken - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[25] Daar we slechts vanuit het geloof tegenover God gerechtvaardigd zijn, en niet door het naleven van de wet, zou daardoor het geloof de wet opheffen? O, verre van dat! Want het geloof verheft pas de wet en maakt haar levend. Maar de wet verheft het geloof niet maar doodt het, wanneer zij niet van te voren door het geloof levend geworden is!
Hoofdstuk 81: Petrus' scherpe oordeel over Rome. Paulus' heldere rede over de genade - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[27] Wie kan er iets aan doen, als iemand een verkeerd geloof meekrijgt vanuit een verkeerde leer? Ik zeg voor wie gelooft zoals hem werd geleerd, is zo'n geloof dan ook niet verkeerd, en hij zal genade vinden! Maar wee de leraar die een valse leer verkondigt! Want hij is een boosdoener en een verstoorder van de goddelijke ordening! Niet wij echter, maar de Heer alleen kan hem oordelen!
Hoofdstuk 81: Petrus' scherpe oordeel over Rome. Paulus' heldere rede over de genade - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[6] Zie je, beste Helena, aan zulke vrouwen heeft Paulus geen spreekverbod in de gemeente opgelegd, maar alleen aan diegenen die vanuit een zekere hoogmoed in de gemeente zitting en het recht van spreken wilden hebben, alsof ook zij wisten en begrepen, wat diegenen weten en begrijpen die in Mijn geest zijn wedergeboren. Indien echter een vrouw ook vervuld is van Mijn geest, die in man of vrouw steeds dezelfde is, mag en moet ze zelfs spreken zoals de geest het van haar verlangt!
Hoofdstuk 84: Helena's mening over de weg tot heil voor de mensen op aarde - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[8] Zulke gedachten droeg ik steeds met me mee en stemden mijn ziel heel vreemd triest. Had ik dan geen gelijk wanneer ik zo dacht? Nu ik hier net zo denk, moet je je maar eens afvragen of volgens jou deze danseressen, die nu gelukkig hun uitvoering hebben beëindigd, voor mij ooit gevaarlijk konden worden? Voor mij zijn ze in deze situatie wel het allerminst gevaarlijk en evenmin voor mijn allerbeste vriend hier, die mijn woorden zichtbaar ontroerd heeft aangehoord. Dus kan ik jou, vriend Blum, de volle verzekering geven dat al deze vierentwintig kunstenaressen met inbegrip van hun achtenveertig mooie voetjes niet de minste afbreuk hebben gedaan aan mijn liefde voor Jezus! Integendeel, ze hebben mijn nu heilig geworden liefde alleen maar versterkt! Want kijk, ik heb nu oprecht medelijden met deze arme gevallen engelen. En als het me mogelijk zou zijn hen vanuit hun lage positie te verheffen tot ware mensen, dan zou ik daar mijn halve leven voor geven! Maar genoeg hierover! Zeggen jullie twee, Messenhauser en Becher, nu ook eens, hoe jullie dit spektakel is bevallen?'
Hoofdstuk 58: Toets voor Roberts vrienden met betrekking tot hun liefde voor de vrouw. Goede beantwoording door Jellinek en Messenhauser - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] Robert zegt: 'O, wees daar maar niet bang voor! Ze zien er in wezen niet zo uit als ze jullie op het eerste gezicht toeschijnen. Dat ze jullie zo afschrikwekkend voorkomen komt, omdat ze vanuit de Weense tijd nog menen, dat jullie hen aan Windischgrätz zouden hebben verraden. Wanneer ze van het tegendeel overtuigd zullen zijn, zullen ze jullie ook meteen wat menselijker voorkomen. Want weet wel, het zijn allerlei Weense individuen die in de noodlottige oktoberdagen als strijders voor de aardse vrijheid zijn gevallen door de wapens van de soldaten van de keizer. Ze menen nu dat dit nooit mogelijk zou zijn geweest indien vooral Messenhauser hen niet heimelijk zou hebben verraden. Worden ze echter van het tegendeel overtuigd, dan zal er met Gods hulp ook wel wat anders met hen te beginnen zijn. Mochten zich onder hen ook nog enkelen bevinden die zich niet willen laten overtuigen, dan zal de Heer met Zijn macht zulke bokken van de betere schapen wel weten te scheiden.
Hoofdstuk 62: Bij het losbandige Weense gezelschap. Heilzame kuur voor deze wellustelingen. Robert moedigt hen aan om het huis binnen te treden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[9] Ik zeg: 'Welnu, Ik ben tevreden met je openhartigheid en zal zien of en hoe je geholpen kunt worden. Maar tevens moet Ik je even openlijk bekennen als jij Mij jouw belangrijkste zonden openlijk hebt bekend, dat alleen je goede hart en je slechte opvoeding, waar je onmogelijk zelf schuld aan kunt hebben, je van de hel redden. Zou je een minder goed hart hebben of zou je bij de opvoeding minder verwaarloosd zijn, dan zou je je al in de hel bevinden en daar de afschuwelijkste pijnen lijden! Want er staat geschreven: 'Hoeren en echtbrekers zullen het rijk der hemelen niet binnengaan.' Maar Ik wil er om genoemde redenen in jouw geval niet te zwaar aan tillen en zal zien hoe je kunt worden geholpen. Zeg Mij echter eerst, wat je van Jezus, de Heiland, denkt.'
Hoofdstuk 66: De heldin wendt zich tot de Heer om hulp. De raad van de Heiland. Beken openlijk wat je mankeert.Verhaal van een gevallene - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] De patheticus zegt: 'Broeder Max, je hebt nu goed,waar en echt uit het leven gegrepen gesproken! Ook ik was van geboorte maar een landjonker, zoals je weet. Mijn ouders hebben nooit tot de klasse van de welgestelden behoord en konden mij dientengevolge ook geen andere opvoeding geven dan ze zelf gekregen hadden. Het toeval wilde, dat ik militair werd. Ik was een aardige jongen en had het geluk dat mijn overste met mij ingenomen was. Hij liet me naar de militaire school gaan, waar ik in korte tijd goed leerde lezen, schrijven en rekenen. Wat de overige dienstaangelegenheden betreft, was ik al gauw een van de behendigsten van het hele regiment. Het logische gevolg daarvan was, dat ik soldaat eerste-klas werd, daarna korporaal, sergeant-majoor en tenslotte na zeven jaar reeds officier. Jong, keurig, opgewekt en bekwaam, en ook nog officier! Je kunt je wel voorstellen, dat ik met zulke eigenschappen ook wat betreft het vrouwelijk schoon niet voor anderen onderdeed.
Hoofdstuk 70: Het huwelijksverhaal van de patheticus. De hulpvaardige generaal - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[13] Maar in zijn rijke gewesten verhief het volk van Lot zich spoedig tot grote welstand, bouwde Sodom en Gomorra en begon steeds doldriester te worden. Ik stuurde afgezanten naar Lot, maar zonder resultaat. Verscheidene werden gedood en de weinigen die terugkwamen, brachten steeds slechte berichten mee. En zie, in die tijd hebt U wederom mijn hart beproefd, en het werd door U rechtvaardig bevonden. En U zond boodschappers vanuit de hoogte tot mij en deze deelden me mee wat Uw plannen zouden zijn met Sodom en Gomorra. Ik schrok daar echter van, smeekte U om verschoning en hield U de eventueel rechtvaardigen voor ogen. Maar Uw oog vond er geen, behalve Lot. En zie, o Heer, hem hebt U gered! Maar Sodom en Gomorra liet U verwoesten door vuur van boven.
Hoofdstuk 79: De plechtige raadsvergadering. De vraag van de Heer: wat moet er met de aarde gebeuren? Adam, Noach, Abraham, Isaak en Jakob spreken - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] Ik heb het echter nu voor deze tijd bepaald en heb jou uitgekozen. Daarom moet je uit zuivere liefde tot Mij dan ook datgene doen wat Ik van jou verlang. Daardoor zul je je dan pas volledig zelfstandig en vrij in jouw levenssfeer ontwikkelen en in het vervolg, als vanuit jezelf, onafhankelijk tegenover alle vreemde invloeden kunnen staan.
Hoofdstuk 93: Robert verklaart het aanschouwde. Eigenliefde en hoogmoed, de diepste wortels van het kwaad. De onveranderlijke Godswil - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[9] Alles wat ik nu vanuit mezelf kan doen is, dat ik hun in Uw tegenwoordigheid om vergeving vraag en oprecht beken, dat ik tegenover hen, net als tegenover U, zwaar en grof heb gezondigd. 0 Heer, geeft U me hier de mogelijkheid om hun naar vermogen alles te vergoeden, dan zal ik al mijn krachten daarvoor inzetten.
Hoofdstuk 102: Dismas staat versteld. Hij wendt zich oprecht tot de Heer om genade en erbarmen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[9] Bruno zegt: 'De reden schuilt eenvoudig daarin, dat jullie te grofzinnelijk zijn geworden. Vanuit zo'n zinnelijkheid laat zich volstrekt niets geestelijks waarnemen of begrijpen, zoals ik dit uit eigen ervaring weet door de verschillende toestanden van mijn geestelijke leven.
Hoofdstuk 109: Goede geest van eendracht onder hen die hongeren naar licht. Het leger van wereldverblinden komt bij de Heer. Bruno's levensverhaal - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Wil je helemaal volgens Mijn ordening zijn, dan moet je deze rechter ook uit je hart verbannen. Je zult daarna eeuwig geen honger of dorst meer voelen. Want kijk, Ik alleen ben een rechter, goed en rechtvaardig in de volheid van Mijn macht en kracht. En toch oordeel Ikzelf niemand! Maar een ieder oordeelt zichzelf naar zijn liefde. Is deze zuiver en goed, dan zal ook zijn oordeel over zichzelf goed zijn; is zijn liefde echter onzuiver en slecht, dan komt zijn oordeel daarmee overeen. Wanneer Ik echter vanuit Mijn macht en kracht niemand oordeel, hoeveel minder komt het jou dan toe om iemand te oordelen.
Hoofdstuk 111: Bruno heeft nog steeds honger en dorst. Wenken over de hemelse ordening - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Ik leg in mijn wens ook geen uitgesproken verzoek, omdat ik toch gevoeglijk moet aannemen dat voor U, o Heer, mijn beden en wensen zeker even onrijp zullen zijn als ikzelf als mens met mijn vragen en wensen nog ben tegenover U, o Heer! Maar dit denk ik bij mijzelf: een slechterik is hij die meer wil doen dan hij kan, maar nog slechter is hij die zijn talenten niet gebruikt! Wanneer echter iemand datgene wat hij vanuit zijn hart als goed en wenselijk beschouwt, ook al zijn broeders toewenst en dat ook probeert te bewerkstelligen, dan vind ik zo'n handelwijze goed en terecht. Want de goede wens en het daarop volgende handelen kunnen onmogelijk ergens anders vandaan komen dan uit de oprechte naastenliefde, die U, o Heer, als eerste gebod aan de mensen hebt gegeven!
Hoofdstuk 82: Blum en Jellinek geven hun mening. Het antwoord van de Heer - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[6] Helena bekijkt verbaasd de wonderbaarlijke, fabelachtig gevormde schaal, die op de tafel voor haar opdoemt en zich steeds meer ontvouwt. Als de schaal er na enkele ogenblikken volkomen ontvouwd staat, roept Helena: 'Maar Heer, ik smeek U omwille van Uw heilige Naam! Wat is dat nu voor een zonderlinge verschijning? In het begin zag het er uit als een heel natuurlijke plant, zoals op aarde een waterlelie. Toen groeide er vanuit het midden van haar langwerpige bladeren een ronde, sterke stengel, waarop aan het einde een knop zichtbaar werd. De bladeren verdorden al spoedig en de knop sprong open en vormde, in plaats van de te verwachten bloem, de onmiskenbare pauselijke driekroon, de tiara, maar omgekeerd, d.w.z. met het kruis, dat op de gouden appel staat, naar beneden en met de eigenlijk onderste hoofdband naar boven. Deze tiara staat nu voor me als een echte drinkbeker, en merkwaardig genoeg op een driepoot, die zich vanzelf uit de stengel heeft gevormd. Deze eigenaardige beker is van binnen zo zwart als de nacht. En daar, waar aan de buitenkant kostbare edelstenen zitten, vloeit inwendig bloed en nog eens bloed, doorwoeld door allerlei afschuwelijk kruipend gedierte. De koppen van deze wormen zien eruit als gloeiend erts en hun lijven als die van draken. Deze beesten drinken gulzig het bloed, zodat de beker ondanks de rijke toevoer nooit vol raakt en kan overlopen, opdat allen zien wat een afschuwelijke inhoud deze beker heeft. O, hoe gulzig slurpen deze beesten toch het bloed op! En kijk, tussen de wormen zie ik nu een beest dat veel groter is dan alle andere. Dit beest heeft zeven koppen en op iedere kop tien punten, als van een zwaard, en op iedere punt staat een gloeiende kroon. Wanneer het onderduikt, schuimt het bloed en het dampt aan de oppervlakte. De toevloed wordt nu sterker en sterker, maar nog wil de beker niet vol worden. De beesten verteren enorme hoeveelheden en wat ze niet kunnen verteren, lost op in damp en rook! 0 Heer, bind de beesten toch hun muilen dicht en neem van die punten van dat ene beest de gloeiende kronen weg, zodat de beker toch eens vol mag worden. Oh, wat is dat afschuwelijk om aan te zien!'
Hoofdstuk 89: De aarde en haar gruwelen. De geest van de antichrist. Een zinnebeeldige verschijning - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
...  86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111  ...