Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 971 van 1088

...  959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966 - 967 - 968 - 969 - 970 - 971 - 972 - 973 - 974 - 975 - 976 - 977 - 978 - 979 - 980 - 981 - 982 - 983 - 984  ...
[3] (BISSCHOP MARTINUS:) 'Nu heb ik genoeg van deze geschiedenis! Een miljoen jaren is er al weer verstreken, tenminste naar mijn gevoel, en nog steeds geen verandering in mijn toestand. Nu ga ik me voor jou, mooie gids die je bent, niet langer meer belachelijk maken; als een eerlijke kerel zal ik jouw domme boek in je lutherse huis leggen en mij dan op weg begeven. Het kan me niet schelen, waarheen. Deze wereld zal toch ook wel met planken zijn dichtgespijkerd, waar men dan zal kunnen zeggen: Huc usque et non plus ultra! (* Tot hier toe en niet verder)
Hoofdstuk 9: Verdere beproeving van bisschop Martinus' geduld en zijn galgehumor - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Kan er dan wel iets vervelender en pijnlijker zijn, dan op iets wat beloofd is te wachten, en wat niet te voorschijn komt? Neen, dat is te erg! Wat een verschrikkelijk lange tijd wacht ik hier nu al! Of het werkelijk zo is of alleen naar mijn gevoel, dat is om het even - God sta ons bij! - en helemaal zonder reden of begrijpelijk doel. Want wachten op die schapen en lammeren, dat is nu allang niet meer waar, zoals het ook nooit waar is geweest!
Hoofdstuk 9: Verdere beproeving van bisschop Martinus' geduld en zijn galgehumor - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Waar is nu dat verdraaide boek? Heeft het zichzelf soms naar huis gebracht, om mij die weg te besparen? Nou ja, dat is ook goed! Maar het zit mij heimelijk toch een beetje dwars; zojuist lag het er nog, ik wilde het in de hand nemen - en kijk, het is verdwenen!
Hoofdstuk 9: Verdere beproeving van bisschop Martinus' geduld en zijn galgehumor - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] O, dat is toch ver -, stop, nu niet vloeken! Dat is erg dom. Kijk daar: God zij dank! - ook het lutherse huis met de tempel is God weet waarheen aan de wandel gegaan. Vooruit maar, straks gaat alles er nog aan, - alleen de steen is er nog, als het waar is? Het ziet er naar uit, alsof de steen er nog is, maar ik ga eerst eens goed poolshoogte nemen. Juist, juist, mijnheer de steen is er ook vandoor!
Hoofdstuk 9: Verdere beproeving van bisschop Martinus' geduld en zijn galgehumor - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Wie van jullie vertrouwd is met het kompas van de geest, zal al gauw merken dat onze man in plaats van naar het Zuiden, de richting naar het Westen is ingeslagen. Hij gaat nu heel moedig en behendig voorwaarts; maar hij ontdekt buiten zichzelf niets dan een hier en daar met mos bedekte vlakke bodem en een zeer matte, grijsachtige verlichting van het schijnbare firmament, dat naar mate het meer naar het Westen gaat steeds donkerder wordt.
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Vandaar dat deze bisschop naar het steeds donkerder wordende westen gaat; vandaar de slechts hier en daar met mos bedekte grond, die de dorheid en de schrale en geringe aanwezigheid van Mijn Woord in het gemoed van deze man aanduiden. Daarom ook die steeds toenemende duisternis, omdat het in het geheel niet gerespecteerde en nog minder opgevolgde Woord van God, (waarvoor dergelijke bisschoppen zich alleen pro forma buigen in hun rode en gouden gewaden) zich in hem nooit tot die levende warmte heeft ontwikkeld, waaruit dan het heerlijke licht van de eeuwige morgen voor de geest had kunnen te voorschijn komen.
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Deze angst is niets anders dan het door de geest betreden van een bodem die al zeer moerassig is en waar niemand meer de moed heeft met zijn weinige inzicht en besef de onbestemde diepte van zo'n moeras te peilen, uit angst dat hij naar de bodemloze diepte zal wegzinken.
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Laten wij hem daarom maar voort wankelen tot aan de uiterste landtongen van zijn geleuter, wat nu niet meer veraf is. Daar zullen wij dan rustig naar hem luisteren wat voor dwaasheden hij allemaal in die zee van zijn geestelijke duisternis zal spuien!
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Luister 'nu weer naar hemzelf om te horen wat voor onzin hij uitkraamt, opdat men herkennen kan hoe het niet alleen deze man, maar nog talloze mensen vergaat die alles in hun hoofd hebben, in hun domme inbeelding, maar weinig of niets in hun hart bezaten en nog bezitten! Luister nu, hij begint te spreken:
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Wanneer deze zee mij nu naar alle waarschijnlijkheid weldra zal verslinden, hoe zal het mij dan in deze eindeloze vissenwereld vergaan? Hoeveel haaien zullen mij daarin verslinden en hoeveel andere monsters zullen mij met hun tanden verscheuren en opvreten en mij daardoor de grootste pijn aandoen, maar mij nochtans eeuwig niet kunnen doden. O, wat een heerlijk vooruitzicht voor de eeuwige toekomst!
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Misschien waren die schapen en lammeren wel een soort geestelijke sirenen (**Verlokkende zeemeerminnen uit de Griekse sagenwereld).en hebben zij mij onzichtbaar hier naar toe gelokt om mij hier te verscheuren en op te vreten? Het lijkt al bijna niet meer waar, dat ik hen ooit miljoenen aardse jaren geleden heb gezien; maar nochtans is zoiets niet geheel onmogelijk in deze onbegrijpelijk domme geestenwereld, waar men duizenden jaren voortleeft zonder buiten zichzelf iets te zien, te beoordelen en te herkennen, zonder iets te doen, behalve dan met zichzelf duizenden jaren lang waardeloze en vruchteloze gesprekken voeren als één van de grootste dwazen op aarde.
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] Ik nam dit werk bereidwillig aan - ofschoon het op lutherse grond was – en ging met een dik boek vol namen van zijn kudde naar buiten om te doen wat mij opgedragen was. Maar wat zag ik daar? De kudde veranderde in beeldschone meisjes! Van schapen en lammeren was geen spoor meer te ontdekken!
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[17] Wel kwamen, zonder zich uit het boek te laten roepen, deze mooie meisjes in grote getale naar mij toe, maakten gekheid met mij en kusten mij zowaar. En één, de allermooiste, heeft zelfs haar beide armen om mij heen geslagen en me met een betoverende bevalligheid aan haar zachte borst gedrukt, dat ik daardoor in zo'n geluksroes kwam, als ik op de wereld nog nooit heb meegemaakt.
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Want zie, de Heer van alle wezens zorgde toch voor je, verzadigde je naarmate het nodig was en had met jou een groot geduld. Want jij was op de wereld een roomse bisschop, wat Ik wel weet, en je verrichtte je heidense afgodenambt volgens de letter weliswaar zeer streng, ofschoon je er innerlijk niets om gaf. Maar zo iets kan naar je eigen beoordeling toch bij God, die alleen naar het hart en de werken daarvan kijkt, onmogelijk van waarde zijn! Bovendien was je erg trots en heerszuchtig en hield ondanks je gezworen celibaat bovenmatig van de vrouwen. Denk je, dat dit voor God welgevallige werken zouden kunnen zijn?
Hoofdstuk 13: De woorden van de goddelijke schipper over de zegen van de eenzaamheid - Een biechtspiegel ter bevordering van de zelfkennis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Ik, je redder, zeg dit niet om je te veroordelen, maar alleen om je te tonen dat de Heer je geen onrecht aandeed, toen Hij je hier schijnbaar een beetje in de steek liet; en dat Hij je zeer genadig was, om niet toe te laten, dat je meteen na het sterven voor God welverdiend naar de hel zou gaan!
Hoofdstuk 13: De woorden van de goddelijke schipper over de zegen van de eenzaamheid - Een biechtspiegel ter bevordering van de zelfkennis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966 - 967 - 968 - 969 - 970 - 971 - 972 - 973 - 974 - 975 - 976 - 977 - 978 - 979 - 980 - 981 - 982 - 983 - 984  ...