Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 972 van 1088

...  960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966 - 967 - 968 - 969 - 970 - 971 - 972 - 973 - 974 - 975 - 976 - 977 - 978 - 979 - 980 - 981 - 982 - 983 - 984 - 985  ...
[7] Het zou weliswaar juist en billijk en in deze tijd bijna noodzakelijk zijn, vanwege Gods woord een martelaar te zijn; maar wat zou dat voor zin hebben? Men hoeft slechts één woord los te laten over het misbruik dat er van de heilige religie wordt gemaakt of men zit in het gevang met het gebod om altijd te zwijgen, of men wordt geruisloos naar de andere wereld geholpen.
Hoofdstuk 14: Bisschop Martinus' oprechte spijtbetuiging en zijn goede wil tot boete en verbetering - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Ik denk nu echter ook: De Heer zal zeker ieder mens trachten gelukkig te maken; maar als de mens beslist de hel boven de hemel verkiest, dan vermag Hij, de Almachtige, tenslotte zelfs niet te verhinderen dat die mens naar de eeuwige poel afdaalt - bij welke gebeurtenis ook de allerwijste niets anders zal zeggen dan: Si vis decipi, ergo fiat (** Wanneer jij bedrogen wilt worden, dan geschiede het!).
Hoofdstuk 14: Bisschop Martinus' oprechte spijtbetuiging en zijn goede wil tot boete en verbetering - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Nu spreek IK ALS DE SCHIPPER weer: 'Luister nu goed naar Mij en let op wat Ik je zeggen zal!
Hoofdstuk 15: De boetepreek van de goddelijke schipper aan bisschop Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Zie, zo zijn Mij ook weinig voorbeelden bekend, dat vorsten priesters met een heldere zienswijze die de leer van God zuiver brachten, in de gevangenis stopten of zelfs - wat van jou een grove beschuldiging is - naar de geestenwereld hielpen. Maar wel zijn Mij een zeer groot aantal voorbeelden bekend, dat jullie dit deden met degenen, die het gewaagd hebben zuiver naar het Woord van God te leven!
Hoofdstuk 15: De boetepreek van de goddelijke schipper aan bisschop Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[18] Maar de Heer die Zich over alle wezens ontfermt, wil je daaruit redden en je er niet volgens je roomse Maxime** (. ** Stelregel.) nog dieper in verdoemen! Beweer dan voortaan ook niet meer van de Heer, dat Hij tot degene die met alle geweld naar de hel wil zegt: 'Als je dat zo graag wilt, ga dan!'
Hoofdstuk 15: De boetepreek van de goddelijke schipper aan bisschop Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[20] Overdenk deze woorden van Mij goed en handel er naar, dan zal Ik dit scheepje zo sturen, dat het jou vanuit je hel naar het rijk des levens zal voeren. Zo zij het!'
Hoofdstuk 15: De boetepreek van de goddelijke schipper aan bisschop Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] IK zeg nu: 'Kom maar met ons uit de hut, dan zullen we direct een grote hoeveelheid werk te doen krijgen. Kijk, we zijn nu al weer buiten en aan de oever van de zee. Daarginds zijn de visnetten; ga er met je broeder heen en breng ze hier naar het schip; want de zee is nu rustig en we zullen een goede vangst hebben!'
Hoofdstuk 17: In de hut van de loods - Het gezegende ontbijt en Martinus' dank - Martinus' nieuwe werk met de vissers - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Er zullen daarbij behoorlijk veel gevaren voorkomen en je zult jezelf niet zelden als verloren beschouwen. Maar kijk dan naar Mij en doe wat Ik doe, dan zal alles goed en gunstig verlopen! - Want iedere goede zaak kost moeite, geduld en flinke arbeid! Maak nu het schip los van de boomstronk, wij zullen dan meteen wegvaren naar hoge zee!'
Hoofdstuk 17: In de hut van de loods - Het gezegende ontbijt en Martinus' dank - Martinus' nieuwe werk met de vissers - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] DE BISSCHOP roept heel ontzet: 'O, in Godsnaam, wat nu? Wij zijn verloren! Dat monster vult dat hele net nauwelijks met zijn halve kop, zijn lijf reikt nog God weet hoever in het water, en het is zeker driemaal zo groot als ons schip! Ook als wij het kunnen overmeesteren, wat moeten wij er dan mee?! - O, o, steeds woedender en sneller schiet het met onze boot naar … O God - sta ons bij!'
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] IK zeg nu: 'Petrus, neem jij de grote haak en stoot deze krachtig achter zijn kaken! En jij vriend Martinus, spring nu vlug op de oever, pak het scheepstouw stevig beet en trek het schip naar de kant! Bevestig het snel aan die boomstronk daar, spring dan weer op het schip, neem de tweede haak en doe wat Petrus deed! Want het monster is nu voldoende afgemat, we kunnen het nu gemakkelijk in bedwang krijgen! Vooruit nu, vlug!'
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] En nu beveelt DE HEER: 'Ga naar de oever en pak dat grote touw, waaraan een zware, scherpe werphaak is bevestigd; ginds bij de hut ligt het reeds klaar! Ik zal intussen met de beide haakstangen de vis dichter bij de oever brengen, waar jullie dan heel vlug de werphaak op de kop van het dier moeten slingeren. Maar vriend Martinus, je mag niet schrikken als de vis daarbij wat heftige bewegingen maakt, die je wel erg afschrikwekkend zullen voorkomen. Wees moedig en standvastig, dan lukt alles! Welnu, geef Mij die beide stangen in handen en gaan jullie vlug aan het werk!'
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Alles gebeurt als afgesproken. Maar als de vis die scherpe en zware werphaak in het vlees voelt dringen, begint hij heel verschrikkelijk (in de ogen van bisschop Martinus) te kronkelen en zich te verzetten. Hij veroorzaakt daardoor machtige vloedgolven op de oever, zodat onze nieuwe visser Martinus soms geheel door het water overspoeld wordt, wat hem des te meer hindert, omdat de muil van de vis met de vele tanden bij het vasthouden van het touw, heel dichtbij komt en naar hem hapt. Hij is heel erg angstig, maar nu meer om Mij dan om zichzelf, omdat hij ziet hoe de vis met zijn krachtige staart het schip reeds enige malen geheel boven het water uittilde en dan weer naar beneden smeet.
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'O broeder, als ik maar achter jou stond! Dat beest hapt voortdurend naar mij en onze Meester schuift het ook nog helemaal onder mijn neus, waar dit verschrikkelijke ondier vlak voor mijn gezicht zijn ontzettende muil wel drie vadem wijd open spert en dan weer zo krachtig dicht klapt, dat het mij daardoor op zijn minst honderd emmers water in het gezicht spuugt.
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Ach, wat is dit een verschrikkelijk zwaar en gevaarlijk werk! Dit werk is voor galeislaven nog te slecht! O, o, brrr - alweer een volle laag water in mijn gezicht! Ik zal nog verdrinken, als dat ondier nog vaker naar mij spuugt! O - O, die muil gaat alweer open! Nee, dit houd ik niet meer uit! Het water is zo ontzettend koud, dat ik het nu al zo koud heb als wanneer ik poedelnaakt op het ijs zou liggen! Zo dadelijk zal hij weer toehappen!'
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] IK zeg nu vanaf het schip: 'Goed zo; maak nu dat touw met de haak vast aan een stronk en kom dan weer vlug op het schip. De vis is al van ons, die gaat er niet meer vandoor. Wij zullen ons schip meteen weer vlot maken en naar diep water varen, misschien hebben wij in korte tijd nog een grotere vangst.'
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966 - 967 - 968 - 969 - 970 - 971 - 972 - 973 - 974 - 975 - 976 - 977 - 978 - 979 - 980 - 981 - 982 - 983 - 984 - 985  ...