Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 974 van 1112

...  962 - 963 - 964 - 965 - 966 - 967 - 968 - 969 - 970 - 971 - 972 - 973 - 974 - 975 - 976 - 977 - 978 - 979 - 980 - 981 - 982 - 983 - 984 - 985 - 986 - 987  ...
[12] Ach, wat is dit een verschrikkelijk zwaar en gevaarlijk werk! Dit werk is voor galeislaven nog te slecht! O, o, brrr - alweer een volle laag water in mijn gezicht! Ik zal nog verdrinken, als dat ondier nog vaker naar mij spuugt! O - O, die muil gaat alweer open! Nee, dit houd ik niet meer uit! Het water is zo ontzettend koud, dat ik het nu al zo koud heb als wanneer ik poedelnaakt op het ijs zou liggen! Zo dadelijk zal hij weer toehappen!'
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] IK zeg nu vanaf het schip: 'Goed zo; maak nu dat touw met de haak vast aan een stronk en kom dan weer vlug op het schip. De vis is al van ons, die gaat er niet meer vandoor. Wij zullen ons schip meteen weer vlot maken en naar diep water varen, misschien hebben wij in korte tijd nog een grotere vangst.'
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[16] De twee doen snel wat hun bevolen wordt. Bisschop Martinus krabt zich weliswaar achter de oren - want eigenlijk heeft hij er na één keer wel genoeg van; maar desondanks doet hij toch snel wat door Mij gevraagd wordt.
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[20] Kijk naar het westen, waar nog een duidelijke schemering over het water ligt. De zee golft daar zeer sterk; toch is er noch hier noch daar wind; dus kan de oorzaak van het sterke golven niets anders zijn dan een machtig grote vis! Daarom vlug er naar toe gevaren en met alle kracht aan het werk; vooral deze vis zal onze moeite belonen!'
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[26] Alles verloopt heel ordelijk en ook het schip vaart - de buit met zich meetrekkend - snel naar de bekende oever toe.
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[32] De tweede buit is nu ook vastgelegd en Ik zeg: 'Doordat deze vangst zo goed geslaagd is, hebben wij daarmee een zeer belangrijk werk beëindigd; laten we daarom nu aan de oever met het sleepnet de kleinere vissen uit het water halen en op de oever werpen! Want de twee grootste ondieren hebben wij verslagen en dergelijke grote vissen zullen er in dit water niet meer voorkomen; daarom gaan wij onverdroten voort met dit lichtere werk. Laten we nu weer aan boord gaan en zien hoe het met de kleine visvangst gaat!'
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[33] Het gebeurt zoals Ik gezegd heb. De twee werpen het sleepnet in het water en Ik bestuur het schip. Het werk vordert gestadig, iedere keer als ze het net naar boven halen zit het sleepnet vol met allerlei vissen, die zij beide behendig op de oever slingeren; zodra de vissen de oever raken, vergaan zij terstond.
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Dit verdwijnen van de vissen begint - hoe langer het duurt – BISSCHOP MARTINUS steeds meer te storen, zodat hij zich begint te ergeren en in zichzelf begint te mopperen: 'Is me dat een oerdom karwei! Ik ben bijna helemaal uitgeput van louter vissen vangen en op de oever slingeren, en dat alles voor niets en nog eens niets! Want niet één blijft er liggen! Iedere vis verdwijnt als sneeuw voor de zon! Dit merkwaardige gedoe is toch al te dom? Neen zeg, - dat is me een oliedom werkje!
Hoofdstuk 19: Bisschop Martinus' twijfels over de vergeefse arbeid - Petrus' goede verklaring onder verwijzing naar de ijdele geestloze verrichtingen van een roomse bisschop - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Ik had mij al een beetje verheugd op warme, gekookte zalm, steur of andere vis. Maar bij deze allesvernietigende scherpe geestenwereldlucht die voor de vissen wel bijzonder schadelijk lijkt te zijn, zal daar weinig van komen. Weliswaar heb ik nog niet zo'n honger, maar een klein beetje trek heb ik toch wel, - en bij de gedachte aan een warme, gekookte zalm loopt het water mij in de mond.
Hoofdstuk 19: Bisschop Martinus' twijfels over de vergeefse arbeid - Petrus' goede verklaring onder verwijzing naar de ijdele geestloze verrichtingen van een roomse bisschop - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Welke betekenis en kracht had de mijter, de mantel, de albe, de stola, het kazuifel, het preekgewaad, de ratel en nog duizend andere dingen? Welke kracht schuilt er in de verschillende monnikspijen? Waarom bezit het ene Mariabeeld meer wonderkracht dan het andere? Waarom is Florian* (* Onder Diocherianus als martelaar gestorven: beschermheilige tegen vuur- en watergevaar) voor het vuur en Johan Nepomuk** (. ** Beschermheilige van Bohemen, in 1393 gefolterd en in de Moldau geworpen.) voor het water, terwijl toch beide in het water geworpen werden; de een in Boven-Oostenrijk bij Linz in de Donau, de andere in Bohemen bij Praag in de Moldau?
Hoofdstuk 19: Bisschop Martinus' twijfels over de vergeefse arbeid - Petrus' goede verklaring onder verwijzing naar de ijdele geestloze verrichtingen van een roomse bisschop - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Waarom is onder de veertien helpers in de nood Jezus niet vermeld? En waarom wordt in de litanie van Alle Heiligen door de mensen eerst Gods barmhartigheid aangeroepen, terwijl men zich daarna toch tot de heiligen om voorspraak richt? Waarom wenden zij zich eerst tot God en naderhand tot de heiligen? Willen zij God er toe bewegen, om eerst de heiligen aan te horen? Als zij echter direct in het begin God kunnen bewegen, waarom roepen zij dan de heiligen aan?
Hoofdstuk 19: Bisschop Martinus' twijfels over de vergeefse arbeid - Petrus' goede verklaring onder verwijzing naar de ijdele geestloze verrichtingen van een roomse bisschop - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] Waarom die zonden zich hier in dit echte zondvloedwater nou juist als vissen manifesteren, dat gaat natuurlijk mijn uiterst beperkte inzicht te boven! Maar de Almachtige die dit oude zondvloedwater in dit eeuwige eindeloze bekken voor de geestenwereld heeft bewaard, zal daar zeker precies de reden voor weten.
Hoofdstuk 20: De geestelijke betekenis van de visserij - De samenstelling van de ziel - Martinus' verontschuldigingen en de terechtwijzende woorden van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Daarom wil ik nu niet meer verder zoeken, maar flink vissen, opdat mijn zonden aandeel zo vlug mogelijk uit dit water wordt gehaald.'
Hoofdstuk 20: De geestelijke betekenis van de visserij - De samenstelling van de ziel - Martinus' verontschuldigingen en de terechtwijzende woorden van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Nu zeg IK: 'Goed zo, wees maar ijverig, vriend! Kijk, een boom valt niet met de eerste slag, maar met geduld kan men uiteindelijk alles overwinnen! Dit is weliswaar niet Noachs water en nog minder zijn de vissen die wij hier uithalen als jouw anticipatiezonden* (* Van te voren reeds aanwezige winden ) in de Noachse zondvloed te beschouwen. Maar een zondvloed is dit water wel, dat echter niet uit jouw geanticipeerde, maar uit al je werkelijk op de wereld begane zonden te voorschijn komt!
Hoofdstuk 20: De geestelijke betekenis van de visserij - De samenstelling van de ziel - Martinus' verontschuldigingen en de terechtwijzende woorden van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] 'Het rijk van God is te vergelijken met een visser die vele vissen in zijn net ving. En toen hij dat net uit het water trok, behield hij de goede, de slechte liet hij echter weer terugwerpen in de zee tot verderf.'
Hoofdstuk 20: De geestelijke betekenis van de visserij - De samenstelling van de ziel - Martinus' verontschuldigingen en de terechtwijzende woorden van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  962 - 963 - 964 - 965 - 966 - 967 - 968 - 969 - 970 - 971 - 972 - 973 - 974 - 975 - 976 - 977 - 978 - 979 - 980 - 981 - 982 - 983 - 984 - 985 - 986 - 987  ...