Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 977 van 1088

...  965 - 966 - 967 - 968 - 969 - 970 - 971 - 972 - 973 - 974 - 975 - 976 - 977 - 978 - 979 - 980 - 981 - 982 - 983 - 984 - 985 - 986 - 987 - 988 - 989 - 990  ...
[8] Nu echter een ander punt. Zie, broeder, hoe meer ik nu die onuitsprekelijke, allerheiligste kwestie overdenk, hoe meer onze Huisheer Jezus zonder enige twijfel als het allerhoogste Godswezen naar voren komt, des te banger wordt mijn hart. Het zou verschrikkelijk zijn om nu voor Hem te moeten verschijnen.
Hoofdstuk 33: Bisschop Martinus herkent in Jezus de Heer - De vrees van de zondaar - Martinus wordt onderricht - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Wat zullen wij zeggen, als Hij nu als de almachtige God en als de rechtvaardigste, strengste en onverbiddelijkste rechter bij ons zal komen en ons, alsof het de gewoonste zaak is, tot de hel zal gaan verdoemen en zal zeggen: 'Weg van Mij, jullie vervloekten! - naar het eeuwige vuur, dat voor alle dui- -'Godsta-ons-bij' bereid is?
Hoofdstuk 33: Bisschop Martinus herkent in Jezus de Heer - De vrees van de zondaar - Martinus wordt onderricht - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] O, o, verschrikkelijk, verschrikkelijk, ik hoor al echt de donder van dit vreselijke vonnis. O, o, dat zal een leven zijn, een verschrikkelijk leven en een gewaarwording, wanneer ik misschien helemaal naar beneden naar de duivels zal gaan - 'God-sta-ons-bij', ik zou het van louter angst, vrees en schrik al bijna vergeten hebben te zeggen. Ik begrijp alleen niet hoe jij daarbij zo onverschillig kunt zijn, terwijl ik van angst verga en al bijna verteerd word!'
Hoofdstuk 33: Bisschop Martinus herkent in Jezus de Heer - De vrees van de zondaar - Martinus wordt onderricht - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Dan gaat PETRUS op een wenk van Mij naar hem toe, schudt hem door elkaar en zegt: 'Maar Martinus, wat doe je dan nu? We hebben al een heel lange tijd op je gewacht en je kwam niet meer te voorschijn! Wat praatte je toch zo lang en liet ons wachten als een preutse bruid op haar bruidegom, die zich veel te ijdel opmaakt voor het bruiloftsfeest! Weet je dan niet dat wij belangrijke en deze keer zeer dringende zaken te doen hebben?'
Hoofdstuk 34: Een heilige verlossingsscène - Martinus aan de borst van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Mijn vriend daar met die stralende hoed heeft mij weliswaar willen troosten en geruststellen, maar zolang men de geruststelling niet heeft van Diegene die mensen als ons plotseling voor eeuwig naar de hel kan verstoten, zolang heeft troost van een vreemde geen nut!'
Hoofdstuk 34: Een heilige verlossingsscène - Martinus aan de borst van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] BISSCHOP MARTINUS werpt een vluchtige blik naar Mij en ziet Mijn grote vriendelijkheid. Dit geeft hem moed, zodat hij zich meteen wat van de grond opricht en met tranen in de ogen zegt: 'Nee, nee, vanuit deze mildheid zal in der eeuwigheid geen veroordeling tot verdoemenis komen! O Heer, o Vader, wat moet U goed zijn, dat U een zondaar zoals ik zo eindeloos mild en genadig kunt aanzien!
Hoofdstuk 34: Een heilige verlossingsscène - Martinus aan de borst van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[16] Na deze woorden snelt Martinus naar de Heer toe, drukt Hem tegen zich aan en begraaft zich volledig in Diegene, die hij zo lang niet wilde erkennen.
Hoofdstuk 34: Een heilige verlossingsscène - Martinus aan de borst van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[21] Nu gaan we echter naar de dertig mensen die je hebt meegenomen in het andere vertrek. Ga jij eerst naar binnen en probeer hen bij Mij te brengen. Is dit eerste werk in je zalige toestand je gelukt, dan zullen wij ook hen meteen naar hun eeuwige bestemming leiden. Laten we daar dus naar toe gaan en jij gaat alleen bij hen de kamer binnen. Zo zij het!'
Hoofdstuk 34: Een heilige verlossingsscène - Martinus aan de borst van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Bisschop Martinus gaat er meteen vol vreugde naar toe in gezelschap van Mij, van Petrus en van de wijze boekhandelaar, welke laatste met oneindige eerbied achter ons aankomt. Als we bij de deur van de kamer zijn, verlaat bisschop Martinus ons en gaat volgens Mijn opdracht meteen naar de dertig mensen in het hiervoor aangeduide vertrek.
Hoofdstuk 35: Martinus' eerste zending en zijn ervaringen - Een ogenschijnlijke menagerie - 'Zonder Mij kunnen jullie niets' - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] Zonder de taal van het vee te kennen, voorzover het vee ook een of andere geheime taal heeft, zal er naar mijn mening met de inwoners van dit vertrek niet veel te beginnen zijn. U verstaat weliswaar ook de stenen en kunt met de elementen praten en door Uw almacht hen gebieden; maar hoe zou ons soort mensen dat moeten aanpakken?
Hoofdstuk 35: Martinus' eerste zending en zijn ervaringen - Een ogenschijnlijke menagerie - 'Zonder Mij kunnen jullie niets' - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[17] Staat er niet geschreven: 'Zonder Mij kunt gij niets doen!' Daarom had je ook meteen toen Ik je gebood naar dit vertrek te gaan, voor Mij moeten bekennen: 'Heer, zonder U vermag ik ook niet het minste of geringste!', dan zou Ik deze zaak anders hebben laten verlopen. Jij ging echter meteen met een soort van zelfvertrouwen naar binnen. Daarom moest je dan ook zelf ondervinden, hoeveel ieder zonder Mij vermag.
Hoofdstuk 35: Martinus' eerste zending en zijn ervaringen - Een ogenschijnlijke menagerie - 'Zonder Mij kunnen jullie niets' - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Wij echter willen dat er niemand ten gronde zal gaan, maar dat allen die aan Mij geloven het eeuwige leven zullen hebben! Daarom is het aan ons, voor allen slechts die middelen te gebruiken, die het alleen maar mogelijk maken ieder naar zijn aard te helpen.
Hoofdstuk 36: Martinus' tweede bezoek aan de dieren onder leiding van de hemelse Meester - De redding van de verdwaalden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'O, liefste Heer, mijn allerliefste God en Vader Jezus, dat zou allemaal goed zijn. Maar als de eerwaardige Petrus naar het schijnt zonder wonderen met hen niet veel kan uitrichten, dan weet ik werkelijk niet, hoe ver ik dan met hen zal komen.
Hoofdstuk 36: Martinus' tweede bezoek aan de dieren onder leiding van de hemelse Meester - De redding van de verdwaalden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[17] Daarom draag Ik dit werk, waarvoor broeder Petrus nu voor jou al de weg heeft gebaand, aan jou op. Zelf is hij ook nog te sterk voor deze zwakke broeders. Daarom moet nu iemand die niet te sterk is hen eerst hulp bieden, opdat hij deze onmachtigen niet teneerdrukt. Want muggen kunnen en moeten eerst alleen maar door muggen gezoogd worden, opdat ze niet te gronde gaan. En kleine kinderen kunnen de eerste tijd geen mannenkost verdragen, doch alleen een lichte en zoete melk. Ga er daarom naar toe en voer Mijn opdracht bij deze dertig zwakken uit. Zo zij het!'
Hoofdstuk 36: Martinus' tweede bezoek aan de dieren onder leiding van de hemelse Meester - De redding van de verdwaalden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[19] BISSCHOP MARTINUS kijkt nu een tijdlang naar deze kudde en richt zich dan met de volgende woorden, die overeenstemmen met zijn eigen toestand en die van deze kudde, tot hen, zeggend: 'Jullie arme, zwakke broeders die er in het zuivere licht van de almachtige, eeuwige God als waarlijk domme dieren uitzien, luister geduldig naar mij en neem de betekenis van mijn woorden in je op!
Hoofdstuk 36: Martinus' tweede bezoek aan de dieren onder leiding van de hemelse Meester - De redding van de verdwaalden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  965 - 966 - 967 - 968 - 969 - 970 - 971 - 972 - 973 - 974 - 975 - 976 - 977 - 978 - 979 - 980 - 981 - 982 - 983 - 984 - 985 - 986 - 987 - 988 - 989 - 990  ...