Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 978 van 1166

...  966 - 967 - 968 - 969 - 970 - 971 - 972 - 973 - 974 - 975 - 976 - 977 - 978 - 979 - 980 - 981 - 982 - 983 - 984 - 985 - 986 - 987 - 988 - 989 - 990 - 991  ...
[16] In het beste geval laat men hoogstens Mij alleen nog enig recht wedervaren, maar Mijn boodschappers zijn louter dwazen en bedriegers.
Hoofdstuk 125: Het hemelrijk komt overeen met deze tegenwoordige tijd - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] In de loop van het gehele relaas met betrekking tot het gebied van het rijk van de geestelijke zon, is zo ongeveer bij elke situatie zeer gedetailleerd aangetoond hoe de geestenwereld met de natuurlijke samenhangt; men zou daarom gevoeglijk kunnen zeggen: om vanuit de verschijningsvormen tot de kern van de zaak te kunnen komen is het bijna onnodig om hier verder nog iets aan toe te voegen, omdat juist deze in de loop van het hele verhaal tot in alle bijzonderheden voldoende werd toegelicht.
Hoofdstuk 126: Een boom als voorbeeld van het wezen van het geestenrijk - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] We zeiden hiervoor al: uit de levende schors komt het zichtbare gebladerte, de bloesem en zelfs de bolster van de vrucht voort. In de vrucht zelf krijgt de kiem van de pit slechts een heel klein vonkje van het algehele leven uit de kern van de boom. De kern wordt tezamen met de vrucht rijp en stelt de mens in zijn aardse verschijningsvorm voor. Hoogst eenvoudig en weinigzeggend is zijn uiterlijke vorm en gering is zijn kracht. Maar hij is te vergelijken met een eikel. Wanneer hij in de goede grond van Mijn wil wordt gelegd, gaat zijn innerlijke kiem open en deze wordt tenslotte zelfs een majestueuze boom, wiens kracht de kracht van talloze vroegere eikels overtreft.
Hoofdstuk 126: Een boom als voorbeeld van het wezen van het geestenrijk - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[19] Kijk, uit deze tekst blijkt heel duidelijk, dat Ik het leven in de kleinst mogelijke hoeveelheden uit Mij uitstrooi in de eindeloze gebieden van Mijn alom heersende Zijn, om uit elk van deze kleinste levenshoeveelheden een uitermate vergrote levensmassa terug te ontvangen.
Hoofdstuk 126: Een boom als voorbeeld van het wezen van het geestenrijk - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[24] Als jullie nu kinderen van een almachtige Vader zijn en de levenskiem van de Vader in jullie dragen, sterk deze kiem dan in de goede aarde van Mijn wil en maak de Vader in jullie sterk; dan worden jullie daardoor ook in dezelfde mate sterk in de Vader. Want de Vader verlangt jullie sterkte niet voor Zichzelf, maar Hij verlangt deze voor jullie, opdat ook jullie zo volmaakt mogen worden, als Hijzelf in Zich ofwel in de hemel volmaakt is.
Hoofdstuk 126: Een boom als voorbeeld van het wezen van het geestenrijk - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] We hebben in de voorgaande verhandeling voor ieders oog een treffend beeld neergezet, waarmee iedereen vanuit de uiterlijke verschijningsvorm zonder enige moeite tot de innerlijke betekenis kan komen. Aangezien dit terrein echter heel groot is en de verschijningsvormen daarop talloos zijn, heeft de mens nooit teveel aan juiste beelden om zich in iedere situatie van zijn aardse bestaan goede raad te kunnen verschaffen. Daarom zullen wij naar een ander, op zich weliswaar heel eenvoudig, maar inhoudelijk des te rijker en algemener beeld overgaan om onze zaak toe te lichten.
Hoofdstuk 127: Een mensenkind als beeld van het hemelrijk en het universum - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Ik zeg echter: dat is niet nodig; het kind alleen is voldoende. Zijn twee eenvoudige voeten getuigen van Mijn vaderlijk dragende, liefdevolle zorg, die in de tien eenvoudige geboden die jullie bekend zijn, wordt weergegeven. De voeten zijn vanuit deze ordening ook ter ondersteuning en voor de stabiliteit van tien tenen voorzien.
Hoofdstuk 127: Een mensenkind als beeld van het hemelrijk en het universum - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] Wie kan hier Mijn eigen, werkende liefde miskennen, waarmee Ik enerzijds ook steeds het verlorene opneem, het in de grote keuken van de natuurlijke schepping laat opkoken en het dan levend maak door de ademtocht van Mijn genade en ontferming uit de tweede grote keuken, die de hemel is en die overeenkomt met de longen in de mens.
Hoofdstuk 127: Een mensenkind als beeld van het hemelrijk en het universum - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[18] Door deze handen wordt dus ook Mijn vrij werkende, ongebonden macht uitgebeeld, die echter toch niet buiten de bepaalde eeuwige oerordening werkt, want ook elke hand heeft als uitlopers de vingers, waarvan het aantal overeenkomt met dat van de tenen aan de voeten. Alleen zijn de uitlopers aan de voeten aan dezelfde, gerichte ordening gebonden, terwijl de uitlopers aan de handen de vrije werkzaamheid in deze ordening betekenen.
Hoofdstuk 127: Een mensenkind als beeld van het hemelrijk en het universum - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[9] Onze man ging voornamelijk uit van één idee, dat hij ontleende aan Mijn woord: dat men 'volmaakt' moet zijn zoals de Vader in de hemel, en dat er maar één Heer is, en dat alle anderen broeders zijn zonder onderscheid van rang of stand. Maar hij geloofde om te beginnen zelf niet in Hem, op wie de mensen wat hun volmaaktheid betreft zouden moeten lijken. Eigenlijk hield hij zichzelf voor de heer door de macht van zijn welsprekendheid. Hij vergat daarbij volkomen dat vorsten ook mensen zijn, die hun macht door Mij hebben verkregen en hij vergat ook de tekst uit de Schrift: 'Geef aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt'!
Hoofdstuk 1: De aardse levensloop van Robert Blum - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] Deze zaak komt hem zonderling en bedenkelijk voor. Hij onderzoekt ook zijn gevoel, of dit in zijn ledematen nog wel aanwezig is. Door flink zijn zielelichaamsdelen te knijpen en te wrijven, stelt hij vast dat zijn gevoel beslist niet dood is, maar in tegendeel maar al te levend.
Hoofdstuk 3: Robert waant zich onder narcose - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] 'Wel alle duivels, waar ben ik toch? Wat hebben die bloedhonden toch met me gedaan? Ze hebben me niet neergeschoten, want dan zou ik niet leven! Ze hebben me ook niet opgesloten, want ik vind muur noch vloer en ook geen boeien om mijn ledematen! Mijn gevoel werkt ook nog perfect; ook heb ik mijn ogen nog, ze zijn niet uitgestoken en toch zie ik niets! Werkelijk, dat is vreselijk eigenaardig! Deze mensenhater, die mij pro forma heeft laten neerschieten, heeft me misschien door een onbekend narcoticum laten inslapen, waardoor ik me in deze toestand bevind. Wacht maar, jij tiran, jij volkerenrecht-moordenaar, als ik uit deze narcose kom, verheug je dan maar! Ik zal het je terdege betaald zetten!
Hoofdstuk 3: Robert waant zich onder narcose - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] God! als U bestaat, strek dan Uw arm uit! Rechtvaardig mij, die de goede zaak van Uw kinderen naar het doel wilde leiden, dat eens de verheven, onbegrepen volksleraar Jezus wilde bereiken. Maar ook Hij werd door gemene gerechtsdienaren opgepakt en als dank voor al Zijn grote moeite en offers voor het welzijn van de hele mensheid aan een paal gehangen tot grootste smaad van de mensheid!
Hoofdstuk 4: Noodroep tot God. Beroep op Jezus - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Evenals Hij ben ook ik een zoon van en uit U, als U tenminste bestaat! Of bestaat U enkel en alleen maar in het bewustzijn van de mensen zelf? Is Uw kracht niet groter dan die, waarvan zich ook de mens bewust is, dan spreek ik vergeefse woorden en ben ik met mijn hele wezen voor eeuwig bedrogen! Waarom moest ik dan een levend, zelfbewust wezen worden? Waarom moest een willekeurige, nog ongevormde idee in de eindeloze ruimte zichzelf gaan realiseren en in mij uitgroeien tot een duidelijke bestaansvorm? Vervloekt toeval dat mij ooit in zo'n ellendig bestaan heeft geplaatst. Wanneer er slechte en kwaadaardige duivels zijn, laten zij dan de kracht die mij liet ontstaan voor eeuwig vernietigen!
Hoofdstuk 4: Noodroep tot God. Beroep op Jezus - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] 0, mensheid! Arme, bedrogen mensheid, houd op met je voort te planten! Jullie mensen die nu nog leven, vermoord je kinderen en jezelf, zodat de vervloekte aarde leeg moge worden! 0, jullie machthebbers, wurg alle mensen maar en verdeel de vervloekte aarde onder elkaar, zodat alleen jullie genoeg aards bezit zullen hebben! Maar mijn ijver is vruchteloos, een eeuwige slaaf ben ik! Wat vermag een druppel tegen de almacht van de golvende zee? Houd daarom op met dit zinloze gepraat! Alleen jullie, handen, probeer aan dit allerellendigste bestaan een eind te maken!'
Hoofdstuk 4: Noodroep tot God. Beroep op Jezus - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
...  966 - 967 - 968 - 969 - 970 - 971 - 972 - 973 - 974 - 975 - 976 - 977 - 978 - 979 - 980 - 981 - 982 - 983 - 984 - 985 - 986 - 987 - 988 - 989 - 990 - 991  ...