Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2083 resultaten - Pagina 99 van 139

...  87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112  ...
[3] O Jozef, je hebt gelijk! Maar geef ik jou gelijk, dan zullen ze mij van alle kanten aanvallen en mij de mond weten te snoeren. Wist ik maar hoe ik me uit de strikken van mijn vlegelachtige collega's kon bevrijden! Ik zou het met het grootste genoegen doen, maar hoe zal het mij dan vergaan? Ik weet evengoed als jij, beste vriend Jozef, dat ik lichamelijk gestorven ben en me reeds bijna zestig jaar of meer hier in de geesten wereld bevind, hoewel ik daarin op aarde niet geloofd heb. Maar wee mij, als ik me tegenover mijn collega's zoiets zou laten ontvallen!
Hoofdstuk 72: Migatzi's gesprek met zichzelf. Hij zou graag de Heer willen erkennen, maar is bang voor zijn ambtsbroeders. Jozef helpt hem eruit. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Jozef zegt: 'Ik zie nu duidelijk in dat U alleen op alle punten gelijk hebt, maar wat dat 'niet ergeren' betreft, dat is een moeilijke opgave! Als U, o Heer en Vader, iemands hart niet helemaal vult met Uw zachtmoedigheid, kan hij doen wat hij wil, maar hij zal zich toch ergeren als hij deze wezens zulke schanddaden ziet bedrijven. Op aarde heb ik toch honderden keren meegemaakt dat zij mij met hun verzoek- en bezwaarschriften uit de meest zelfzuchtige motieven dermate lastig vielen, dat ik hen wel allemaal had willen doodschieten. Als ik zoiets ontdekte, moest ik me toch weer groen en geel ergeren! Hier in deze wereld komt dat echter nog veel ergerlijker tot uitdrukking, omdat men meteen maar al te duidelijk inziet, wat voor een uiterst laaghartige bedoeling deze slechte geesten met al hun handelingen hebben.
Hoofdstuk 75: Maatregelen van de kerkleiders. De Heer over geloofsopwekking. Nederlagen als geneesmiddel tegen hoogmoed. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] Door dat opschrift ontstaat er al een geweldig gelach. Zelfs de aanvankelijk zeer angstige Helena zegt: 'Deze scène zou in het apentheater veel opzien baren; de Stefanusdom staat wel op een hele fraaie bodem! Had ik daarvan op aarde ook maar een flauw vermoeden gehad, dan was ik de eerste geweest, die een dergelijke tempel met een brandende fakkel had bezocht. Bekijk die kerels daar eens, wat die allemaal uithalen om arme en zwakke geesten in hun heb- en heerszuchtige netten te drijven! Aha, daar komen ze aan; een grote groep in aartsbisschoppelijk ornaat, gevolgd door een hele menigte bedienden. Wat zullen ze nu gaan doen?' Ik zeg: 'Wees rustig, mijn dochter, luister en kijk!'
Hoofdstuk 73: Migatzi's ambtsbroeders. De ezelachtige president. Migatzi' s erkenning van de Heer. Diens oordeel over Rome. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Ik zeg: 'Helemaal niets, want Ik ben toch niet als een mens, die meteen alles met vuur en zwavel zou willen vernietigen! Wat voor mensen en geesten draagt de aarde? En toch laat Ik dagelijks de zon opkomen en ondergaan en de aarde verlichten en verwarmen op al haar plekken naar de mate waarin de natuur dit vereist. Kijk, in het geduld en de liefde ligt de grootste kracht! Wie deze nooit uit het oog verliest, zal grote dingen bereiken! Daarom moeten wij dan ook geduld en liefde hebben voor alles wat zwak is, dan zal onze moeite steeds met het beste resultaat worden beloond. Laat hen maar schreeuwen! Ze zullen wel ophouden als ze genoeg geschreeuwd hebben. Dus geen angst en geen ergernis meer!'
Hoofdstuk 73: Migatzi's ambtsbroeders. De ezelachtige president. Migatzi' s erkenning van de Heer. Diens oordeel over Rome. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Ook de slechtste kan slechts gedurende een bepaalde tijd slecht zijn, want hij bezat hoogstwaarschijnlijk in het begin een zodanige natuur, dat hij niet anders handelen kon. Wordt zo'n booswicht, na een zorgvuldig onderzoek van zijn aanleg, opvoeding, beweegredenen en de omstandigheden waarin hij zich bevond, ofwel reeds op aarde of hier in het rijk der geesten zolang tot een straf veroordeeld tot hij zich volledig betert, dan is een straf goed en rechtvaardig. Maar een eeuwige straf voor een tijdelijk vergrijp kan toch onmogelijk door de hoogste wijsheid en liefde van God zijn verordend, want zoiets past wel een aartstiran, maar nooit een God van liefde!
Hoofdstuk 72: Migatzi's gesprek met zichzelf. Hij zou graag de Heer willen erkennen, maar is bang voor zijn ambtsbroeders. Jozef helpt hem eruit. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Jozef zegt: 'Maar ook ik vraag je om je in de allerhoogste, persoonlijke tegenwoordigheid van Jezus de Heer wat anders te gedragen, anders zal het met je kardinaalschap spoedig gedaan zijn! Het geduld van de Heer moet weliswaar ondoorgrondelijk groot zijn, omdat Hij dergelijke onzin zo gelaten wil aanhoren, maar of het zonder grenzen is moet ik toch sterk betwijfelen, want wanneer mensen en geesten te lang en te hardnekkig zondigen en zich niet willen afkeren van hun dwaze verdorvenheden, zal Hij zich een dergelijk gedrag zeker niet al te lang laten welgevallen. Had ikzelf b.v. op aarde aan de verlokkingen van Venus al een paar jaar eerder geen gehoor meer gegeven, toen de goede hemelse Vader mij daarvoor door allerlei voorvallen in mijn leven diverse keren duidelijk waarschuwde, dan had ik misschien ondanks alle vervolgingen van mijn vijanden zo'n tien tot twintig jaar langer kunnen leven en de volkeren in naam van God kunnen regeren. Maar omdat ik de heilzame waarschuwingen van de Heer in de wind sloeg, is het geduld van de Heer enigszins opgeraakt en moest ik zonder genade en pardon wat mijn lichaam betreft in het stofbijten en wel pijnlijk en bitter genoeg. Dus vriend, stel het geduld van de Heer niet al te lang op de proef!'
Hoofdstuk 71: Migatzi geeft een andere verklaring voor de dood van Jozef. Hij verlangt bewijzen over Jezus. Jozefs rede over de geest van de liefde als enige godsgetuige. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] De hardnekkige zegt: 'Zeer zeker, maar jouw informatie is niet waarheidsgetrouw en daarom kan ik me niet op jou verlaten. Je zei dat ik al bijna tweehonderd jaar naar aardse berekening hier in de geestenwereld vertoef. Kijk, dat is volkomen gelogen, want ik ben pas amper 110 jaar hier; er ontbreken er dus nog 90 volgens jouw informatie. Moeten geesten van jouw soort dan niet in staat zijn om precies aan te geven hoe lang een geest hier al woont? Red je nu uit de puree als je kunt; dan kun je wat mij betreft wel blijven!'
Hoofdstuk 64: Levensduurberekening in het hiernamaals. Een verlangen naar de lotgevallen op aarde. Gelijkenis van de goochelaar. De ware hof grandezza. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] De vorst zegt: 'Ja vriend, het komt me voor dat ik het zou moeten begrijpen en toch begrijp ik het niet. Voor het begrijpen van dergelijke dingen is meer nodig dan enkele jaren op aarde kroon en scepter te hebben gedragen. Overigens zie ik nu wel in waarom jij eigenlijk de eerste van jouw kleine gezelschap bent, want jij bent veruit de wijste van hen. Jij kent de natuur van de geesten- en de materiewereld tot op de bodem en de onderlinge wisselwerkingen zie je opperbest. Of je daarom echter ook meteen Christus de Heer Zelf bent, is trouwens weer een heel andere vraag!
Hoofdstuk 60: Wonderen en hun uitwerking. De vorst erkent de wijsheid van de Heer. Zijn Christusbelijdenis onder voorbehoud. De vorsten beraden zich. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Beiden zeggen: 'Wij zijn nog geen geesten; wij zijn hertog en aartshertog en koning en nog meer! Wij wonen allemaal in een hoogadellijk paleis en daar moet u met ons naar toe gaan, we zullen elkaar daar beter begrijpen.' Ik zeg tegen Robert: 'Leid ons dan maar daarheen en we zullen zien wat daar allemaal aan het licht zal komen.'
Hoofdstuk 55: Fantastische vermoedens van de meelopers. Nieuwe, merkwaardige ontmoetingen. De reeds lang overleden voorouders uit het huis Habsburg-Lotharingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] Na deze mededeling van Robert begeven beiden zich naar Mij toe en zeggen: 'Als u de Heer bent, kom dan met uw hele gezelschap met ons mee. Wij vragen u hierom!' Ik zeg: 'Wat moeten wij bij jullie? Wat zijn jullie voor hoge heren, dat Ik jullie niet ken?! Wat waren jullie daden? Ik herken de geesten alleen maar aan hun daden en nooit aan hun uiterlijk!'
Hoofdstuk 55: Fantastische vermoedens van de meelopers. Nieuwe, merkwaardige ontmoetingen. De reeds lang overleden voorouders uit het huis Habsburg-Lotharingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Jullie kunnen daaruit gemakkelijk opmaken hoe moeilijk het is om geesten die zichzelf niet alleen voor goden, maar voor je reinste heersers over God houden, tot de juiste deemoed terug te brengen. Juist veel van zulke zielen huizen daar beneden. Het zal daarom echt moeilijk worden om bij hen iets uit te richten. Misschien kunnen er een paar wat zachtmoediger zijn, maar bij de anderen... daar zullen jullie het toppunt van hardnekkigheid zien! Maar ergeren mogen jullie je niet en ook niet bang worden, want ze zullen ook tekenen doen door fixaties van hun fantasie. Jullie moeten dat allemaal voor bedrog houden, dat totaal niets betekent en geen realiteit bezit. Nu jullie dat weten, zullen we ons rustig naar beneden begeven. Zo zij het!'
Hoofdstuk 67: Voor de Stefanusdom. Goede smeekbede van de verloste vorsten. Moeilijke genezing van geestelijke hoogmoed. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Hier in de oude vorstelijke grafkelder kunnen we de oude Habsburgers een beetje helpen met rondspoken, want zij zullen zelf geen gespook meer teweegbrengen. Zo'n spokerij van een Karel, Rudolf of Leopold zou wel eens een lafenis kunnen zijn voor de hongerige magen van enkele kapucijnen, voor wie de missen, ondanks hun drukdoenerij op de kansel, niets meer opbrengen. Als zo'n gespook van geesten in de vorstelijke grafkelder door velen kon worden gezien - wat een geloof in de missen en volle aflaten zou dat weer met zich meebrengen! Dus: vivat! Vrienden, de kapucijnen moeten geholpen worden!'
Hoofdstuk 56: In de keizerlijke grafkelder bij de kapucijnen. Veel doods in de sarcofagen. De voornaamste vraag betreft Jezus. Verschillende opvattingen over Rome. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Een ander zegt: 'Maar vriend, waar staat dan geschreven dat wij bij de sarcofagen vorsten in de kapucijner grafkelder moeten blijven omdat wij met onze vrienden, die ons eerder uit onze eerste kerker hebben bevrijd, hier naartoe zijn gekomen? Dat was weer dom van je, beste vriend Seppl! Ik denk echter dat deze vorsten er ook wel naar zullen verlangen eens uit hun lange slaap te worden gewekt. Daarom hebben ze zich zo goed en zo kwaad als zij konden tot deze wondermachtige vriend van God gewend. Dat wij toen ook hierheen zijn mee gesjokt, is onze zaak, want we hadden evengoed buiten kunnen blijven. Laten we dan, nu we eenmaal hier zijn, ook stil zijn en luisteren naar wat de wondervrienden van God allemaal met deze oude vorsten geesten zullen doen.'
Hoofdstuk 56: In de keizerlijke grafkelder bij de kapucijnen. Veel doods in de sarcofagen. De voornaamste vraag betreft Jezus. Verschillende opvattingen over Rome. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Neef Holzbaumer zegt: 'Nee, dat bepaald niet, maar ik zou toch wel willen weten waar deze beesten vandaan komen. Misschien zijn het wel boze geesten. Als wij dan toch in de geestenwereld zijn, is zoiets goed mogelijk!' De humorist Seppl zegt: 'Geesten zullen het wel zijn, maar geen boze, want alles wat leeft moet een geest bezitten. Nu vormen deze hoenders letterlijk een front tegen ons en afgaande op hun eigenaardige gezichtsuitdrukking valt een zekere strijdlust niet te ontkennen. Mijn beste neef zou tenslotte toch nog gelijk kunnen hebben met zijn boze geesten! Nu moet ik toch echt de goede Paulus eens aan zijn mouw trekken!'
Hoofdstuk 55: Fantastische vermoedens van de meelopers. Nieuwe, merkwaardige ontmoetingen. De reeds lang overleden voorouders uit het huis Habsburg-Lotharingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] De humorist zegt: 'O jij domme kerel van een Tiroler! Zie je dan niet dat wij nu geesten zijn, die alleen nog een wil en verstand, maar geen lichaam meer hebben? Petrus, berg op je zwaard, het is hier niets meer waard! Wie met het zwaard omgaat, zal door het zwaard omkomen! Dat staat geschreven in de Heilige Schrift; heb je die ooit gelezen?' De Tiroler zegt: 'Hoe kon ik die lezen; ik ben toch nooit naar school gegaan. Maar ik weet wel, dat ik van de Heilige Schrift meer af weet dan jij!'
Hoofdstuk 54: Goed antwoord van iemand uit de schare. Paulus' laatste rede voor de hardnekkigen. De vrolijke Wener en de onbehouwen Tiroler. Allen trekken verder. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112  ...