5587 resultaten - Pagina 99 van 373
... 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 ...
[2] De magiër zei: 'U bent wis en zeker een groot en wijs man. U viel mij in de zaal op en mijn hart werd door uw aanblik zo ontroerd en tot u aangetrokken, dat ik mijzelf erg in toom moest houden om niet heel ongemanierd op u toe te snellen en u met alle geweld aan mijn hart te drukken. Dat was een gevoel dat ik nog nooit eerder heb gehad en daarom wilde ik u vragen, waarom ik en ook mijn beide metgezellen zo sterk door u werden aangetrokken, terwijl wij uw lieftallige dienaar toch heel gelijkmoedig konden bewonderen. O beste man, los dit raadsel toch voor ons op!'Hoofdstuk 116: De vraag naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Daar waren de twee anderen het mee eens, en de magiër kwam weer naar Mij toe en zei: 'O beste, wijze man, omdat ik uit uw woorden begrepen heb dat u zeer wijs bent, kon ik de innerlijke drang van mijn hart niet langer weerstaan, u met nog een vraag lastig te vallen; want u zei immers dat de liefde weer liefde opwekt en ik maak daaruit op dat u ons liefheeft' en uw liefde voor ons heeft dan ook zeker onze innige liefde voor u opgewekt, omdat wij u anders niet zo konden liefhebben als wij u liefhebben! Als u ons echter liefheeft zoals ook wij u liefhebben, zult u niet boos op ons worden, als ik u nog met een kleine vraag lastig val?!'
Hoofdstuk 116: De vraag naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Ik zei: Jullie staan op de drempel van de tempel waarin de waarheid woont. Want als er een waarheid is, dan moet zij zich in het leven en niet in de dood openbaren; want voor de dood heeft de waarheid geen zin. De juiste en ware mens is een echte tempel der waarheid. In zijn hart is haar zetel.
Hoofdstuk 117: Wezen en zetel van de waarheid. Het zoeken van de drie magiërs naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] De magiër zei: 'Ja, ja, wijze man, u zult wel helemaal gelijk hebben, maar alleen met betrekking tot uw eigen persoon. Bij ons is dat nog lang niet het geval. Wij weten uit de mond van de jongeman en nu ook uit de uwe wat we moeten doen om God te vinden en met God de hele waarheid. We hebben reeds de tarwekorrel en zullen deze ook in de aarde van ons hart leggen. Maar hoe deze zal groeien en welke vruchten hij zal dragen, zullen we pas later zien; want je kunt niet eerder oogsten dan je gezaaid hebt.
Hoofdstuk 117: Wezen en zetel van de waarheid. Het zoeken van de drie magiërs naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Wat ik u, beste wijze man, hier vertelde, is de volle en zuivere waarheid, en u zult daarin een verontschuldiging vinden voor het feit, dat wij ons vanwege de beloofde Middelaar nu tot u gericht hebben. Als u ons daarover iets meer wilt zeggen, zullen we daar in ons hart heel dankbaar voor zijn.'
Hoofdstuk 118: De taak van de Messias. Het overleg van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Maar omdat jullie hart nog blind is, zoeken jullie nog naar de levenszon en zijn jullie niet in staat om te bepalen waar zij staat; maar jullie zwakke schijnsel heeft jullie toch al dichter bij haar gebracht, open dus het oog van je hart en vraag jullie sterren om jullie de plaats van die zon te wijzen!'
Hoofdstuk 118: De taak van de Messias. Het overleg van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] We moeten de sterren vragen om ons de stand van die zon aan te geven, die we genaderd schijnen te zijn, maar waarvan we toch niets kunnen zien door de blindheid van ons hart. Wat zullen de zwijgende sterren ons zeggen? We kunnen ze aldoor vragen stellen en zullen toch geen antwoord van hen krijgen! Ik geloof, dat we eerder van de wonderbaarlijk wijze man iets naders over de stand van die door hem omschreven levenszon te weten kunnen komen, dan van de sterren, die ons nog nooit iets hebben meegedeeld, hoewel de mensen ons tijdens onze voorstellingen vaak om dingen en omstandigheden vroegen, die ons allang bekend waren en waarover we dan met ernstige, wijze gezichten tegen het volk zeiden, dat we het uit de sterren gelezen hadden. Ja, het blinde volk geloofde dat wel, alleen wij zelf niet, en deze mensen hier zouden het nog veel minder geloven, omdat zij zich in het volle licht van de waarheid bevinden.
Hoofdstuk 118: De taak van de Messias. Het overleg van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Maar U, mijn Heer en mijn God, bezit vanaf de eeuwigheid het oneindig beste, en U zou de arme mensen, Uw schepselen, Uw kinderen, ook het allerbeste voor hun hart en voor hun ziel kunnen geven; maar dat doet U heel wijselijk niet, de mensen moeten eerst de meest afgrijselijke roofdieren worden en daarna straft U hen met Uw harde gerichten en maar heel weinigen kunnen zeggen: 'De Heer van hemel en aarde heeft zich eindelijk weer een keer over ons ontfermd!'
Hoofdstuk 120: Agricola vraagt naar de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Hij kwam heel eerbiedig naar Mij toe en zei (de magiër): 'Heer, Heer, wat moet en wat kan ik U nu nog vragen?! Al mijn eerdere vragen hadden alleen tot doel de enige, ware God te vinden, te herkennen en Hem dan in mijn hart te aanbidden. En ik geloof nu in U degene te hebben gevonden die ik lang vergeefs heb gezocht; derhalve heb ik niets meer te vragen, behalve of U ook aan ons vreemdelingen Uw wil wilt openbaren. Die zo streng mogelijk te volgen zal onze heiligste levenstaak zijn.
Hoofdstuk 122: De magiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] De magiër zei: 'Mijn gevoel heeft mij dat al eerder gezegd, toen U in Uw heilige gesprek met de man naast U, Zelf openlijk zei wie U bent. En daarom heerst er in mij helemaal geen twijfel meer, dat U ook Degene bent, die wij nu in ons hart aanbidden.
Hoofdstuk 122: De magiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[23] Maar de vele geroepenen, die niet naar de stem van de knechten wilden luisteren en niet wilden dat de Heer van het licht en van het leven over hen zou heersen en alles tot leven zou brengen, die zullen gewurgd worden door de duisternis in hun eigen hart; de luie knecht zal echter lang kunnen wachten, eer hem weer een pond wordt toevertrouwd.
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Wie Gods rijk in zijn hart bezit, heeft alles. Hij heeft de hoogste en diepste wetenschappen in zich, en het eeuwige leven en de kracht en macht daarvan, en dat is toch zeker meer dan alles wat de mensen op deze wereld ooit als groot en meest waardevol hebben erkend.
Hoofdstuk 126: De juiste opvoeding van kinderen, afgestemd op hun verschillende aanleg. Het belang van innerlijke vorming voor het wekken van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Zouden de uiterlijke kenmerken voor een denkend mens niet voldoende moeten zijn om aan de hand van de daarin aanwezige verschillen ook de verschillen af te leiden van de in de mens aanwezige talenten en bekwaamheden, zodat een wijs leraar en meester de mens op zijn talenten zou kunnen wijzen en hem met raad en daad behulpzaam zou kunnen zijn om de aanwezige talenten op een edele en succesvolle wijze te ontwikkelen? 0 nee, dat is voor de blinde wijze, zoals ik er zelf ‚‚n was en nog ben, beslist niet voldoende! Hij wil de mensen allemaal gelijk hebben; ze moeten allemaal denken en handelen zoals hij en gewillig lasten dragen waar ze geen kracht voor hebben, en zo worden van de mensen in plaats van wijzen, niet zelden narren gemaakt, die noch zichzelf, noch iemand anders van nut kunnen zijn. Voor deze les dank ik U, o Heer, nogmaals uit de diepst van mijn hart; want deze zullen we het eerst op onze eigen kinderen vruchtbaar toepassen..
Hoofdstuk 126: De juiste opvoeding van kinderen, afgestemd op hun verschillende aanleg. Het belang van innerlijke vorming voor het wekken van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Wie God boven alles liefheeft, belijdt God en dus Mij voor de hele wereld, en Ik belijd ook hem in Mijn liefde, en daaruit bestaat het ware, eeuwige leven van de ziel van de mens. En doordat de mens juist door die levende liefde tot God ook tot de hoogste wijsheid komt en komen moet -dat is dan de hemel of Gods rijk -, daardoor heeft de mens ook Gods rijk in zich gekregen, dat hem dan eeuwig niet meer afgenomen kan worden. Dit heb Ik jullie nu uitgelegd; onthoud het, grif het inje hart en handel ernaar, dan zullen jullie het eeuwige en ware leven in je hebben! Maar gun Me nu even wat rust, en denk na over wat Ik jullie nu verteld en getoond heb!'
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ik zei: 'Wel niet zulke, maar daar zullen de ochtenden nog onnoemelijk heerlijker zijn en langer duren; want deze ochtend kun je niet verlengen, : n:aar de hemelse kan en zal een eeuwige zijn. Want Ik zeg jullie wat Ik jullie al vaak heb gezegd: Geen vleselijk oog heeft ooit gezien en geen hart ondervonden wat God allemaal voor hemelse vreugden bereid heeft voor hen die Hem liefhebben. Jullie zouden in deze aardse toestand niet in staat zijn ook maar de geringste daarvan te verdragen; maar als Mijn geest jullie eenmaal helemaal doordrongen zal hebben, dan zullen jullie wel in staat zijn ook de ochtend van Mijn hemel met uitbundige gelukzaligheid te verdragen!'
Hoofdstuk 129: Het arbeidsveld van de apostelen en de kinderen Gods aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)