17481 resultaten - Pagina 990 van 1166
... 978 - 979 - 980 - 981 - 982 - 983 - 984 - 985 - 986 - 987 - 988 - 989 - 990 - 991 - 992 - 993 - 994 - 995 - 996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 ...
[13] Ze bevallen Robert nu nog beter dan de eersten, zodat hij er niet op uitgekeken raakt. Hij komt weer bij Mij terug en zegt: 'O Heer, wat voor U toch allemaal zo gemakkelijk uit te voeren is, dat zal geen nog zo volmaakte geest ooit ten volle kunnen beseffen! Nee, wat staan deze engeltjes er nu mooi bij! Wat een hemelse gratie, wat een frisheid, en wat een blijdschap straalt er nu uit hun mooie ogen; het is werkelijk niet te beschrijven! Bij mijn zaligheid, die zouden me zelfs tot een kus...! Nee, nee, toch niet! Ook dit moet voor een Blum één en hetzelfde zijn. Maar mooi zijn ze, dat is waar! Nu mijn beste Weners daar buiten: Als jullie deze danseresjes zullen zien, dan zal de duivel in jullie wel weer een beetje boven komen! Maar nu zouden we toch wel naar de drie helden kunnen gaan?'Hoofdstuk 52: Het goede werk van Roberts geest. De minzaamheid van de Heer ontroert zijn hart. Zijn medelijden komt de danseressen ten goede - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[14] Een leven heb ik weer en Messenhauser ben ik ook nog! Ik heb geen pijn, geen honger en geen dorst. Jullie, mijn beste vrienden, zijn me ook gebleven en onze kamer wordt steeds lichter en mooier! Wat willen we dan nog meer? Als dat zo doorgaat, kunnen we van geluk spreken. Want beter en zorgelozer hebben we het op moeder aarde toch ook nooit gehad! Wie weet, hoe alles zich hier nog zal ontwikkelen? Ik geloof, steeds beter en beter! En zou het mettertijd weer een keer slechter worden: hoe vaak heeft het noodlot op aarde ons tussen goed en kwaad heen en weer geschoven!
Hoofdstuk 53: De volksleiders Messenhauser, Jellinek en Becher in het hiernamaals. Hun meningen over God, hel en noodlot - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[15] Veranderen kan ik de zaak niet. En daarom is het het verstandigst alles maar te nemen zoals het komt en daarnaast alle wensen aan de kapstok te hangen. Want die hebben ons nog nooit voordeel gebracht en zullen ons hier waarschijnlijk ook nooit van nur zijn. Zijn jullie het wat dat betreft niet volkomen met mij eens?'
Hoofdstuk 53: De volksleiders Messenhauser, Jellinek en Becher in het hiernamaals. Hun meningen over God, hel en noodlot - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[9] Een God vol van de hoogste oermacht en wijsheid moet er weliswaar bestaan, dat kunnen mijn hart en mijn verstand nooit betwisten. Maar waar en wie is dit Godwezen? Kan het ooit door een schepsel worden gezien en begrepen? Ik kan me nog goed herinneren, hoe ik als student de bijbelse geschiedenis moest leren en daarbij in een van de vijf boeken van Mozes een tekst heb gevonden, die luidde: 'God kan niemand zien en daarbij in leven blijven! Deze betekenisvolle tekst zou Mozes vanuit een vuurwolk zijn toegeroepen, toen hij aan de Godheid die met hem sprak, zijn vurig verlangen voorlegde haar niet alleen te horen, maar ook te zien. Ik moet toegeven dat ik nog wel steeds zo half en half aan die Godheid bleef geloven. Maar wat het geloof betreft dat een zekere Jezus de volheid Gods zou bezitten, moet ik jullie, beste vrienden, eerlijk bekennen dat ik op dat punt een volstrekt ongelovige was en nog ben.
Hoofdstuk 54: Jellinek bewijst uit het boek der natuur het bestaan van God. Een beter inzicht over de Godheid zou de mens echter nooit kunnen verkrijgen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[13] Jellinek zegt: 'Ja, beste broeder Messenhauser, dat is een heel hachelijke zaak. Het waar en wie zullen we waarschijnlijk nooit te weten komen! Want wanneer wij, eindige wezens, het oneindige wezen der Godheid zouden willen begrijpen, zouden we het eerst eindig moeten kunnen maken, wat natuurlijk volkomen onmogelijk is. Eveneens lijkt het mij ook onmogelijk van het oneindige Godwezen meer te weten dan wat ik je eerder, door het voorbeeld van de eikel, heb aangetoond. Ik ben van mening dat we ons nu met wat anders moeten bezig houden, want wat het punt van de Godheid betreft, zullen we alle drie bitter weinig van oplossen.'
Hoofdstuk 54: Jellinek bewijst uit het boek der natuur het bestaan van God. Een beter inzicht over de Godheid zou de mens echter nooit kunnen verkrijgen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] 'Vrienden, ik ontdek helemaal niets gevaarlijks in deze voorkamer. Integendeel, ik zie daar in de hoek een tafel, waarop zich een kristallen karaf met heel goed uitziende wijn en enkele uitnodigende stukken brood bevinden. Als er verder geen gevaar dreigt, denk ik dat we er zonder aarzelen op afkunnen gaan. Dat is blijkbaar bedoeld om ons over ons geestelijk bestaan betere begrippen en ideeën bij te brengen dan die, waarmee we tot nu toe hebben rondgelopen. Naar mijn mening zou een beetje meer moed ons niet kunnen schaden. Wat denken jullie daarvan?'
Hoofdstuk 55: Op ontdekkingsreis. Vreesachtige helden. De Heer en Robert komen op - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Messenhauser zegt: 'Broeder Jellinek, ik ben het volkomen met je eens. Alleen moet ik tot mijn schande bekennen, dat ik bij dergelijke ontdekkingstochten altijd het liefst de laatste ben! Want zou er mogelijkerwijs rechtsomkeert gemaakt moeten worden, dan zou ik natuurlijk de eerste zijn.'
Hoofdstuk 55: Op ontdekkingsreis. Vreesachtige helden. De Heer en Robert komen op - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] Jellinek zegt: 'Ja, mijn vriend, dat is heel wat anders! Want ook ik word door een dergelijk voorgevoel geplaagd; maar weet je, dat mag een grote geest niet hinderen! Als ik die fles wijn en dat mooie tarwebrood ernaast bekijk, en mijn hongerige maag een duidelijk verlangen begint kenbaar te maken, O, dan zou ik me liever daarginds aan die tafel bevinden dan hier in jullie bevende gezelschap! Wat houdt me eigenlijk hier nog langer tegen? Een goed begin is het halve werk! Dus vooruit maar, hoera!'
Hoofdstuk 55: Op ontdekkingsreis. Vreesachtige helden. De Heer en Robert komen op - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[10] Robert zegt: 'Ja, zeker, werkelijk! Jullie, mijn lijdens- en lotgenoten zijn het, in levende lijve, helemaal dezelfden zoals jullie op aarde waren! Ik wist immers allang dat jullie hier mijn gasten zijn. Jullie wisten echter niet dat jullie je in mijn huis bevinden. Jullie hebben je echter door een kinderachtige angst laten bekruipen. Kom nu allemaal welgemoed hier en laten we ons daar bij die tafel met goede en vrolijke dingen bezighouden! Broeder Messenhauser en jij, broeder Becher, durven jullie nu nog niet over de drempel te komen?'
Hoofdstuk 55: Op ontdekkingsreis. Vreesachtige helden. De Heer en Robert komen op - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[9] Ik neem de beker heel vriendelijk uit Jellineks hand aan, drink eruit en zeg dan tegen Robert: 'Broeder, in de provisiekast staat nog een fles, vol met Mijn eigenlijke lievelingswijn. Breng die hier, om Mijn nieuwe boezemvriend te laten zien, hoe dierbaar Mij zijn vriendschap is.
Hoofdstuk 56: Jellineks hart ontbrandt in liefde voor Roberts vriend. Een hemelse wijn. Jellineks heildronk en het antwoord van de Heer - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[6] Messenhauser zegt: 'Maar beste vriend en broeder, nu jij toch al zo'n heldhaftige Napoleon bent, zou het dan niet beter zijn als jij voor mij en Becher eens dapper de voorhoede vormt? Als jij de meeste moed hebt van ons drieën, wees dan zo goed om onze aanvoerder te zijn. Want ware heldenmoed heeft mijn gemoed nooit gekend. Maar wat waar is, is waar, ik ben, ondanks mijn geringe heldenmoed, toch nooit erg bang geweest voor de dood. En zo is het ook nu. Maar ik voel een heel eigenaardige vrees voor dit voorvertrek, zoals kinderen die bang zijn voor spoken, voor sommige vertrekken hebben. Het is werkelijk iets heel eigenaardigs, als een niet te onderdrukken voorgevoel van grote gebeurtenissen die spoedig en zeker zullen plaatsvinden. Jullie zullen wel zien of mijn gevoel me bedrogen heeft, als we onze voeten over de drempel zetten. Het komt mij werkelijk voor, dat we daar meteen met onverwachte, grote dingen en gebeurtenissen zullen worden geconfronteerd. En ik hoop dat dit mijn vreemde gebrek aan moed een beetje bij jou zal verontschuldigen.
Hoofdstuk 55: Op ontdekkingsreis. Vreesachtige helden. De Heer en Robert komen op - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] Jellinek zegt: 'O vriend, je stem klinkt wonderbaarlijk vriendelijk! Ieder woord van jou verwarmt mijn hart op een manier zoals ik die nog nooit heb ervaren. Als jij geen engel uit de hemel bent, zie ik voor eeuwig van mijn menszijn af. Ja, ja, jij moet een engel zijn! Weet je, ik zal bij je blijven en me heel nadrukkelijk op jou richten. Want hoe graag ik die goede vriend Blum ook mag, toch heb ik jou nu sinds jij met me hebt gesproken, volkomen onbegrijpelijk, veel liever! Maar nu aan tafel en een glaasje op de eeuwige vriendschap met elkaar gedronken! Want ik geloof dat er hier toch zeker geen Windischgrätz of een dergelijk iemand zal zijn, die over dit huis een standrecht zou kunnen afkondigen?'
Hoofdstuk 56: Jellineks hart ontbrandt in liefde voor Roberts vriend. Een hemelse wijn. Jellineks heildronk en het antwoord van de Heer - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[8] Allen stemmen welgemoed in met de wens van Jellinek. Deze reikt Mij met innige vriendschappelijke liefde de beker aan en zegt: 'Goede goddelijk verheven vriend, versmaad het niet deze beker uit de hand van een arme zondaar, een aardse landverrader aan te nemen! Waarlijk, zou ik hier iets beters hebben, hoe graag zou ik het je aanreiken als teken van mijn verering en hoogachting! Maar kijk, goud en zilver heb ik niet. Maar wat ik heb, namelijk deze beker en bovendien een warm hart dat jou als een hooggeachte vriend begroet, dat geef ik je! 0, neem het aan, zoals ik het je aanreik! Het is zeker wel wat vrijpostig van me dat ik het waag om jou, die zeker een engel bent, deze beker en mijn hart als onderpand van mijn vriendschap aan te bieden. Maar ik heb je nu eenmaal ook met mijn slechte hart lief, omdat ik voorheen in jouw weinige woorden zoveel vriendelijkheid, liefde en wijsheid vond. Ik ben wel een heel onreine geest, maar knijp dan je hemels milde ogen wat toe en denk: Die kerel weet niet beter! Weet je, ik weet nog lang niet hoe men met geesten zoals jij moet omgaan. Maar je kunt ervan verzekerd zijn, dat bij mij het hart op de tong ligt. Niet waar, vriend, je neemt me deze vrijpostigheid toch niet kwalijk?'
Hoofdstuk 56: Jellineks hart ontbrandt in liefde voor Roberts vriend. Een hemelse wijn. Jellineks heildronk en het antwoord van de Heer - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[12] Jellinek zegt, tot tranen bewogen: 'O goddelijke vriend, wat ben jij toch lief en goed! O, kon ik maar mijn hart uit mijn lijf scheuren en in jouw borst stoppen! Wel, geef me nu de beker maar!'
Hoofdstuk 56: Jellineks hart ontbrandt in liefde voor Roberts vriend. Een hemelse wijn. Jellineks heildronk en het antwoord van de Heer - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[6] Robert zegt: 'Dierbaarste vrienden, ik kan jullie op mijn woord verzekeren, dat juist Hij mijn eerste werkelijke kennismaking was in deze wereld!'
Hoofdstuk 57: Uitwerking van de hemelse wijn. Vraag naar Christus en zijn Godheid. Veelbetekenend antwoord van Robert. Jellineks liefdes lijfspreuk - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)