Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 100 van 1088

...  88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113  ...
[10] De HOOFDMAN zei tegen hem: "Stuur de koerier naar de legerplaats, en Iaat de onderbevelhebber onverwijld dertig man naar mij toesturen! Ga!" - Na deze woorden verlaat de wachter onmiddellijk de zaal en binnen tien minuten stappen de dertig man met de onderbevelhebber de zaal al binnen en worden door de nog op de straat verblijvende Farizeeën die zich met alle egards laten behandelen, niet opgemerkt. De onderbevelhebber vraagt de hoofdman wat er nu gedaan moet worden.
Hoofdstuk 117: Aankomst van zieken en Farizeeërs bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Maar dat wat u zoëven zei, namelijk dat u naar Nazareth gaat om Jezus, als erge misdadiger, te vangen en te onderzoeken, dat is Hij allerminst! Hij stookt geen mens tegen u en nog minder tegen de keizer op, anders zou, zoals iedereen weet, Cyrenius Zijn vriend niet zijn!
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De OVERSTE van de Farizeeën zegt: "Heer, ikzelf als overste uit Jeruzalem ben de levende reispas voor allen, en een andere hebben wij niet nodig! Want ik ben óók een machthebber en ik bezit een keizerlijk privilege om bij dag en bij nacht in geheel Israël te reizen! Wij zijn door God gezalfd - en wee degene die een hand naar ons uit zou steken!"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] De OVERSTE zegt: "Van zo'n voorschrift heeft men ons nog nooit iets verteld, dus konden wij er ons ook niet aan houden, want wij zijn niet zo dom om, als wij op reis gaan, niet voor alle zaken te zorgen die voor onze veiligheid nodig zijn. Maar als zoiets hier nodig is, dan zenden wij meteen een bode naar Jeruzalem en dan kunt u morgen om deze tijd de nodige reisdocumenten in handen hebben."
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] De FARIZEEËN wassen hun handen en vallen daarna aan. Heel snel is alles opgegeten en zijn ongeveer zestig bekers wijn leeggedronken. De wijn maakt ze echter spraakzaam en ze beginnen overal naar te vragen, vertellen al gauw de reden van hun komst en vragen naar Mij, zeggend: "Weten jullie hier niets over een zwerver, die uit Nazareth geboortig moet zijn? Deze persoon, waarschijnlijk timmerman van beroep, moet volgens zeggen ongelooflijke tovenarijen uitvoeren, een nieuwe godsdienst propageren, zieken genezen, geesten bezweren en het volk opruien tegen de tempel en de keizer. Voor hem zijn wij op weg naar Nazareth om daar deze zaak te onderzoeken. Omdat hij echter in heel Galiléa actief schijnt te zijn, zouden jullie hier misschien wel iets meer van hem kunnen weten!"
Hoofdstuk 117: Aankomst van zieken en Farizeeërs bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Maar nu over iets anders, heren van de tempel! U zult toch wel weten dat er zich hier in Genezareth sinds enige jaren een vast Romeins militair kamp bevindt. In verband daarmee moet ieder mens, zonder uitzondering, van welke stand hij is of uit welk land hij ook komt, een betrouwbare, door de Romeinse overheid geldig ondertekende reispas bij zich hebben, als hij de legerplaats heelhuids en ongehinderd wil passeren. Toon mij daarom dat document, temeer omdat u in de nacht hierheen bent gekomen. Anders moet ik, als hoofd en bevelhebber van deze plaats en ook van deze streek, u gevangen nemen en morgen openbaar laten geselen en u vervolgens geboeid naar Jeruzalem terugzenden! Wees dus zo vriendelijk en laat mij uw vereiste reisdocumenten zien!"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] De OVERSTE zegt: "Maar als we nu meteen een snelle rijder als bode naar Jeruzalem zenden, dan is hij morgen tegen de middag met de nodige documenten hier!"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[19] Dan gaat een Farizeeër naar buiten en brengt een beurs met de honderd groschen en geeft die aan de hoofdman, en de hoofdman geeft de beurs aan de onderaanvoerder, die het geld moet tellen. Omdat het aantal klopt, beveelt de hoofdman de onderaanvoerder het geld in de kas van de arme zondaars te leggen, wat de onderaanvoerder ook meteen doet.
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[23] De HOOFDMAN zegt: "Niet zo diep als u denkt, want wij erkennen ook het ware oorspronkelijke Jodendom. Alleen uw nieuwe voorschriften, uw eigen ongeloof en uw velerlei ten hemel schreiende bedriegerijen verachten wij driemaal zo erg als de dood zelf. Want bij u is geen spoor meer te vinden van het oude Jodendom, u heeft alleen nog maar de namen ervan. Maar waar zijn de uitgelezen werken van hen van wie u afstamt en die u de leer en de wijze wetten gegeven hebben? Ik weet nog precies hoe uw ark des verbonds er uitzag. Hoe staat het daar nu mee? Waar is de geest van God, die er boven zweefde?"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Dan sta Ik op, groet de hoofdman, die Mijn groet vol warmte en hartelijkheid beantwoordt, en Mij en Jarah in het bijzijn van Ebahl en zijn vrouwen en de andere kinderen begeleidt naar een ander vertrek, waar een goed rustbed voor Mij klaar staat.
Hoofdstuk 119: Gods liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Het is maar goed dat Mijn leerlingen, die zich nog veel moeite geven met de twee Essenen en de groep Farizeeën, en ze haast helemaal voor hun standpunt hebben gewonnen, niet vanwege het lawaai naar ons in de eetzaal zijn gekomen! Want dat zou ontijdig de aandacht hebben getrokken! Hoewel -Ik wilde het zo, en dus kon het ook niet anders gaan! -Maar wat zal Ik nu met Mijn allerliefste Jarah beginnen? Dat meisje verlaat Mij nooit!"
Hoofdstuk 119: Gods liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ik vroeg aan de huilende mensen die hem volgden, wat deze wondermooie mens dan wel gedaan mocht hebben om door de wereldse mensen zo slecht behandeld te worden. En zij zeiden tegen mij allemaal hetzelfde: 'Hij was een geweldige weldoener der mensheid. Nooit beging hij een onrechtvaardigheid, en de zuiverste waarheid kwam als honingzeem uit zijn mond. Hij heeft de wereldminnende en heerszuchtige Farizeeën te veel de waarheid gezegd en zij hebben hem daarom door de zwakke Romeinse landvoogd tot de dood aan het kruis laten veroordelen. Zij brengen hem nu naar de plaats van de terechtstelling. Kom met ons mee en zie wat voor loon de grootste mensenvriend krijgt van de slechte buitengewoon zelfzuchtige mensen!'
Hoofdstuk 120: Jarah's droom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] En de man kwam naar mij toe en zei met een buitengewoon welluidende stem: 'Dat, wat je hier in je droom hebt gezien, was alleen maar een vooruitblik op datgene wat binnenkort zal gebeuren. Maar voordien zul je Mij nog in werkelijkheid zien, en na Mijn opstanding nog meerdere malen!' - Na deze woorden werd ik weer wakker en heb veel daarover nagedacht. Maar behalve U kwam ik zo iemand in de werkelijkheid nog niet tegen!"
Hoofdstuk 120: Jarah's droom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Ja, als ik landvoogd in Jeruzalem zou zijn, dan zou iemand het maar eens moeten proberen om de hand aan U te slaan! Ik zou hem tienmaal aan het dwarshout ophangen en pas bij de tiende keer zou ik hem de benen laten breken! Maar jammer genoeg is mijn standplaats hier, en ik zou U niet te hulp kunnen komen en Uw vrienden Cyrenius en Cornelius zouden dat ook niet kunnen. Men moet daarom vooraf beginnen met het afkoelen van hun verderfelijke moed, zodat ze behoorlijk geschrokken zijn en het voortaan niet zo gauw meer zullen wagen om hun afschuwelijke klauwen uit te steken naar mannen van God, waarvan U een der allerhoogsten bent!
Hoofdstuk 121: Er kan een einde aan het geduld komen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Dat konden de Farizeeën natuurlijk heel goed horen en zij werden helemaal rood van woede. Meteen daarop kwamen zij naar Mij toe en hun OVERSTE zei tegen Mij: "U bent dus degene voor wie wij van Jeruzalem naar Nazareth moesten gaan?"
Hoofdstuk 122: De test van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113  ...