Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2083 resultaten - Pagina 100 van 139

...  88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113  ...
[8] De zevende zegt: 'Ja, maar hoe komt het dan dat wij ons als geesten ook al geruime tijd bezighouden met gedachten aan klinkende munt, maar er in plaats van die vodjes zelfs niet de allermiserabelste koperen penning tevoorschijn kwam? Er moet dus achter de dukatenmakerij van Paulus iets heel anders zitten dan enkel sterke gedachten!'
Hoofdstuk 53: De gewonnen zes. Paulus' moeite voor de overigen. Rede over de tijd van uitzonderlijke genade. De verblindende vleselijke lust. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Het clublid dat het eerst naar voren was getreden, zegt tegen de anderen: 'praten kan hij wel, een beetje verstand van zwarte kunst heeft hij ook, en hij heeft eveneens een goed hart. Hoe gek het ook mag klinken, dat hij ons voor geesten en zichzelf voor de apostel houdt, ... helemaal ongegrond lijkt zijn bewering toch niet te zijn. Er is mij ook al heel wat opgevallen dat ik jullie niet heb willen zeggen, maar de zaken staan er nu eenmaal zo voor en daarom ben ik van mening dat we deze Paulus wel degelijk moeten volgen. Slecht meent hij het niet met ons!'
Hoofdstuk 53: De gewonnen zes. Paulus' moeite voor de overigen. Rede over de tijd van uitzonderlijke genade. De verblindende vleselijke lust. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Verscheidene aanwezigen zeggen nu echt proletarisch: 'Ja, die redevoering is zo dom nog niet, maar er zijn toch twee domme zaken bij, en wel, dat jij de werkelijke Paulus wil zijn en dat wij al gestorven zouden zijn! Dan zouden wij immers ofwel geen lichamen meer hebben en zuivere geesten zijn, of we zouden misschien helemaal niet meer bestaan, wat het meest waarschijnlijke is. Of hebben jouw_geesten soms ook lichamen? Als dat zo is, kun je gelijk hebben, maar anders in de eeuwigheid niet!'
Hoofdstuk 52: Paulus in de proletariërclub 'In de goede Herder'. De apostel als goudmaker. Inflatietheorie en levensroes. Gelijkenis van de wedloop. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Nu zegt hij die het eerst naar voren was getreden: 'Ja, daar ben ik nu ook vast van overtuigd; niet zozeer vanwege dit wonderwerk, maar veel meer vanwege zijn eerdere toespraak, want daaruit is werkelijk de oude Paulus, zoals hij eens moet hebben geleefd en gewerkt, groot en sterk naar voren gekomen! Hoe meer ik bij mezelf over die woorden nadenk, des te meer Paulus tref ik daarin aan en des te meer waarheid! Het maken van dukaten maakt wel veel indruk, maar of het daarom ook goed en waar is, is een andere kwestie. In de wereld van de geesten kunnen toch zeker allerlei wonderlijke dingen tot stand komen. De goede Paulus hoeft zich maar heel levendig honderd of duizend dukaten voor te stellen, en daar geesten gedachten kunnen zien, zullen wij als geesten de dukatengedachten van Paulus dan ook kunnen aanschouwen!'
Hoofdstuk 53: De gewonnen zes. Paulus' moeite voor de overigen. Rede over de tijd van uitzonderlijke genade. De verblindende vleselijke lust. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Hij die naar voren was gekomen schreeuwt: 'Eruit met deze aartspapist! Nu wil die kerel ons duidelijk maken dat we al zijn gestorven! Ah, dat gaat me toch te ver! Dat hij zich voor Paulus uitgeeft, is zeker een dweperige truc van de nieuwe Paulusvereniging; hij hoort in het gekkenhuis thuis! Maar dat wij al geesten zouden zijn, is te veel van het goede! Daarom eruit met een dergelijke Paulus!'
Hoofdstuk 52: Paulus in de proletariërclub 'In de goede Herder'. De apostel als goudmaker. Inflatietheorie en levensroes. Gelijkenis van de wedloop. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Wij gaan nu verder en komen spoedig bij een huis waar op de buitenmuur een 'goede herder' is geschilderd. Helena zegt: 'Heer, dit huis heet: 'In de goede Herder'! Onder zo'n uithangbord huizen misschien wat betere geesten!' Ik zeg: 'Ik wil niet vooruitzien, ga maar naar binnen en onderzoek het!' De belastinginner zegt: 'Bij mijn weten heeft dit huis nog nooit iets bijzonders geherbergd. Ik denk dat het er nog slechter toe zal gaan dan in het vorige.' Robert zegt: 'We kunnen het altijd proberen; wat kan ons overkomen?'
Hoofdstuk 51: De belastinginner wordt door de Heer aangenomen, de sergeant afgewezen. Paulus' zendingswerk in het huis 'In de goede Herder'. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[23] Je bent immers allang gestorven en wel aan de cholera in het jaar 1849 volgens aardse tijdrekening! Boden uit de hemelen hebben je al gezegd dat je lichamelijk gestorven bent, maar jij lachte hen uit en zei: 'jullie dwaze kerels, zien jullie dan niet hoe flink ik nog ben als eerste sergeant? Als jullie dat niet willen geloven, stop ik jullie in de bak en dan zullen jullie meteen zien of ik gestorven ben of nog leef!' Bij zo'n weerwoord verlieten de boden uit de hemelen je weer en lieten je in je dwaasheid, waarin je nu al meer dan een aards jaar volhardt en andere hulpvaardige geesten voor gek verklaart. Denk je nu werkelijk nog dat je in levende lijve politieagent in de stad Wenen bent? Kijk daar eens naar de slagboom! Merk je niet hoe hij nu voor ons steeds doorzichtiger en nietiger wordt?'
Hoofdstuk 49: Het binnentreden van het gezelschap in de verschijningsvorm van de stad Wenen. Platvloerse taferelen bij de tolboom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] En daaruit kwam een grote geest vol onzuiverheid voort om gelouterd te worden door zeven andere geesten, die de Godheid uit haar zuivere ideeën door de meest vrije Geest van Haar gedachten in het leven riep.'
Hoofdstuk 43: Indische wijsheid over satan. Aansporing tot geduld. Een klein plekje is gemakkelijker schoongeveegd dan de gehele schepping. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Minerva zegt: 'Ik heb je de reden al opgegeven, maar jij hebt haar weerlegd met jouw scherpzinnige wijsheid. Desondanks blijf ik er toch bij dat ik me veel te onwaardig voel om dit goddelijke gewaad als een of ander gewoon vod aan te trekken. Een andere reden kan ik je onmogelijk opgeven, al zou je je daar nog zo over ergeren. Trek jij het aan als jij daarvoor de moed hebt, dan zal ik je voorbeeld volgen. Trouwens nog iets: hoe zou het er dan op aarde en op alle andere werelden uitzien als ik dit gewaad zou aantrekken? Zal het de daar nieuw te vormen, nog in de grofste materie gehulde geesten beter of misschien nog slechter vergaan? Geef mij een begrijpelijke uitleg, dan zal ik onmiddellijk alles doen wat en zoals jij het wenst.'
Hoofdstuk 32: Minerva's nieuwe uitvluchten. Cado's antwoord. Over boete en bekering. Belangrijke feiten betreffende de verlossing. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Cado zegt: 'Welja, jij en boete doen, dat past mooi bij elkaar! Begrijp jij dan wat ware boetedoening betekent? Denk je dat boete bestaat uit een haren kleed en zak en as? Of geloof je naar rooms gebruik iets te moeten doen om de ware zondenvergeving te verkrijgen? Hoewel ik evenals jij, vergeleken bij de Godheid, een duivel ben, denk ik toch dat echt boetedoen betekent dat men het slechte, dat tegen Gods ordening indruist, vrijwillig verlaat en zijn wil vast en onwrikbaar onder de banier van Gods eeuwige ordening plaatst en vervolgens zelf standvastig datgene wil, waarvan men erkent dat het overeenstemt met de goddelijke ordening. Wanneer je zo zult handelen vanuit jouw nieuw geordende wil, zul je ook de juiste boete doen, maar een haren kleed, zak en as, generale biecht, communie en voor mijn part een miljoen missen behoren tot de grootste menselijke dwaasheden, omdat ze de mens alleen maar slechter maken. Alleen door mijn wil alleen kan ik beter worden. Al het andere heeft geen waarde, noch voor de betere geesten noch voor God.
Hoofdstuk 32: Minerva's nieuwe uitvluchten. Cado's antwoord. Over boete en bekering. Belangrijke feiten betreffende de verlossing. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Miklosch zegt: 'Weet je, broeder, wat mij betreft interesseert mij dat in wezen weinig. Voor het overige interesseert deze zaak mij buitengewoon, want het is zeker geen alledaagse geschiedenis! Twee uiterst doortrapte geesten van de hel zitten elkaar in de haren en spoedig zal wel blijken wie van hen de overwinning behaalt. Ik houd het nog steeds op Cado.' Bathianyi zegt: 'Ik ook, want als er al een einde aan komt, zal toch hopelijk de goede zaak zegevieren. Nu ligt de geschiedenis nog uiterst moeilijk. Kijk jij nu maar weer en vertel ons verder wat daar gebeurt.'
Hoofdstuk 31: Bathianyi en Miklosch over deze scène. Minerva zet de laatste schrede. Het hemelse gewaad als beloning. Mogelijke gevolgen van de volledige verlossing van Satana. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Nu raapt Cado een steen van de grond op en maakt aanstalten voor een krachtige worp, maar Minerva roept angstig uit: 'Cado, bij alles wat je heilig is, doe dat 'niet! Op hetzelfde moment dat de steen uit je vuist vliegt ben je voor eeuwig verloren. De macht van deze geesten, die jij ten onrechte voor producten van mijn fantasie houdt, is onbedwingbaar. Wat zij vastgrijpen kan geen goddelijke macht hun meer ontnemen. Blijf rustig! Misschien lukt het mij om hen tot bedaren te brengen en dan mijn bevrijding met jou te bewerkstelligen !'
Hoofdstuk 26: Cado krijgt nog meer bescherming van de engelen. Minerva' s tegenvoorstellen. De hel toont nieuwe schrikbeelden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Minerva zegt: 'Wie noodzaakt jou dan om dit allemaal van mij te verlangen? Wie is jouw wetgever?' Cado zegt: 'Ik ben me er niet van bewust dat er iemand is, die mij kan voorschrijven wat ik van jou verlang. Ik zelf ben mijn eigen wetgever en laat me door geen godheid noch duivel iets voorschrijven. Ik bevond me al eens voor God door tussenkomst van twee van Zijn grootste geesten. Zij waren goed en wijs en toonden me de hemel en de hel, opdat ik zou kiezen. Ik wilde de hemel niet en ik had de moed om met de hel behoorlijk de spot te drijven. Ik zag een uiterst waanzinnige onderneming, die nooit tot resultaat kan leiden. Ik werd daarna door jou vervolgd, maar al je bedrieglijke kunsten liepen stuk op de hardheid van mijn wil en op mijn vastberaden voornemen om jou van het juk van je eigen blindheid te bevrijden. Zeg eens, wie zou mij zoiets kunnen voorschrijven?
Hoofdstuk 28: Minerva draait bij en komt dichterbij. Laatste stappen voor het doel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[15] Cado vraagt haar echter: 'Wel liefje, hoe zie jij er nu uit, waar is nu het gevaar waarmee jij dreigde, en waar zijn de dreigende, machtige geesten, die daarnet hemel, hel, God en alle aarden wilden vernietigen en jou tuchtigen vanwege je ontrouw? Waar zijn zij nu? Kijk, jouw kunsten halen niets uit! Je ontkomt me niet meer! Een ander zou je naar behoren tuchtigen, maar ik vergeef je alles. Alleen maar volgen moet je mij, anders gebruik ik een soort geweld, waartegen je geen weerstand zult kunnen bieden. Kijk, je bent verlaten door alles wat je ooit een of andere schijn van macht heeft verleend. Niets heb je, behalve mij en je onbeschrijfelijke, uiterlijke schoonheid. Steun daarom vrijwillig op mij en ik zal je op het rechte pad leiden, op het pad van de ware liefde. Maar je moet me uit vrije wil volgen!'
Hoofdstuk 26: Cado krijgt nog meer bescherming van de engelen. Minerva' s tegenvoorstellen. De hel toont nieuwe schrikbeelden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Minerva glimlacht nu en werpt haar gebroken lans in de rustig geworden vuurzee, waarop nog steeds talloze getemde geesten liggen om de golven in bedwang te houden.
Hoofdstuk 26: Cado krijgt nog meer bescherming van de engelen. Minerva' s tegenvoorstellen. De hel toont nieuwe schrikbeelden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113  ...