15542 resultaten - Pagina 995 van 1037
... 983 - 984 - 985 - 986 - 987 - 988 - 989 - 990 - 991 - 992 - 993 - 994 - 995 - 996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 ...
[8] Als dit orgaan nu zo'n prijzenswaardige bestemming heeft, dan zal het ook nodig zijn haar bouw enigszins te begrijpen. De opbouw van dit orgaan heeft weer een duidelijke gelijkenis met die van de milt en de lever, alleen met dit onderscheid, dat het door de bekende kussenachtige indeling zich essentieel van de andere onderscheidt. Aan beide kanten heeft ze een soort kwabzakken, die van elkaar zijn gescheiden door een aanzienlijke indeuking en een witachtig celweefsel. Ze vormen slechts in het midden, dat ook uit een witachtig celweefsel bestaat, een samenhangend geheel. Hier doorheen lopen de voornaamste waterkanalen, die de edele zaadstof aan de kwab leveren; ze hebben die - zoals al gezegd - uit het van de lever afkomstige water geabsorbeerd. In de kwabben wordt dit sap door de in haar opgewekte elektriciteit rijper, subtieler en meer vloeibaar gemaakt. Het wordt dan zo in de tere bloedvaten van dit orgaan opgenomen en eerst samen met het bloed naar het hart gevoerd, van waaruit het dan weer door geheel eigen vaten in de voor hem bestemde voorraadkamer wordt geleid, waar het dan voortdurend door de zogenaamde teelballen zijn voedsel verkrijgt en zo bruikbaar wordt gemaakt voor zijn bestemming. Nu hebben we, voorzover het voor ons doel nodig is, de bouw van dit orgaan bekeken en we kunnen nu hetzelfde orgaan in onze aarde gaan opzoeken.Hoofdstuk 12: De nier van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] De tweede taak is de afscheiding van het edele water, dat voor de teelt zorgt en afkomstig is uit de grovere aardurine. Dit edele teeltwater stijgt niet dadelijk naar de oppervlakte, maar wordt eerst - net zoals bij de dieren - naar het hart van de aarde teruggeleid en van daaruit door een paar speciale kanalen en aderen omhoog gebracht naar de oppervlakte. Daar verschijnt het gedeeltelijk als zout bronwater en gedeeltelijk als dauw, die op de hele plantenwereld de meest bevruchtende invloed heeft. Dat is de tweede taak van de aardenier. Hierna zullen we de derde en de meest merkwaardige in ogenschouw nemen.
Hoofdstuk 12: De nier van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[12] Dat is dus een hoofd geboortekanaal van de aarde. Andere geboortekanalen zijn vele zeeën, moerassen en holen in de bergen, waaruit niet zelden zulke kleine planeetjes door zo'n polaire kracht nog heel hoog weggeslingerd worden. Daar ze echter te weinig volume hebben wordt - door de overwegende polaire kracht van de aarde - hun kleine hoeveelheid tegenovergestelde polariteit verteerd en worden ze weer door de aarde aangetrokken, waarop ze dan weldra als een slakachtige massa neervallen of vaak ook wel als stenen; ze komen echter als stenen alleen dan weer omlaag, als ze van te voren in de etherruimte geëxplodeerd zijn en dan als deel van het geheel naar beneden storten.
Hoofdstuk 13: De aarde als man en vrouw - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Van deze voortplanting stamt alle materie van de minerale wezens evenals van de planten- en dierenwereld af. De aarde, beschouwd als man en vrouw in één wezen verenigd, verwekt en baart hier op de meest uiteenlopende manieren en wel zo, dat ze enerzijds als het ware levende jongen ter wereld brengt, dan weer zoals de vogels eieren legt en dan weer zoals planten zaad voortbrengt en zoals mineralen bepaalde kristallen vormt, terwijl in alle de kracht ligt alles wat aan hen gelijk is naar zich toe te trekken en zich zo in wijde kringen uit te breiden. - Dat zijn de vier manieren van de aarde om voort te brengen onder beiderlei gestalte in één.
Hoofdstuk 14: Mannelijk - vrouwelijke voortbrengselen der aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Om dit duidelijker in te zien, willen we eerst een boom bekijken die in wisselwerking staat met de aarde. Een maar enigermate grondig inzicht in deze verhouding zal de zaak zeker zonneklaar voor ogen stellen. Laten we aannemen dat het zaad er blijkbaar eerder was dan de boom, waaruit deze zich dan weer reproduceert, welk aannemen ook daarom al juist is, omdat een zaadje zich toch in elk geval gemakkelijker in de aarde laat opwekken dan een geheel volgroeide boom. Ook kan men het lichte zaadje overal leggen en er zal maar weinig kracht voor nodig zijn om de lichte zaadjes van de grootste bomen in alle vier de windrichtingen uit te strooien; en als er een zachte wind waait en deze de lichte zaadkorrels met zich meevoert, dan wordt hierdoor niet eens een mug gekrenkt, laat staan een groot dier of zelfs een mens. Hoe moeilijk en met wat voor krachtsinspanning en met wat voor gevaar zou zo' n operatie verlopen, als het zou gaan om geheel volgroeide bomen! Wat zouden de mensen wel zeggen, als zo'n groot eikenbos - opeens door machtige orkanen aangevoerd zich boven hun hoofd zou neerlaten en in de aarde wortel zou schieten? En voor zo'n heel bos behoeft maar één wagen gezonde eikels aangevoerd te worden; deze kunnen dan in alle stilte in de aarde worden gestoken en geen mens zou zich het hoofd erover breken als na verloop van tijd de eikels als tere lootjes zich langzaam uit de aarde zouden beginnen te verheffen. Wie heeft het ooit pijn gedaan als een licht dennenzaadkorreltje naar beneden op zijn hoed neer fladderde terwijl hij in het bos wandelde? Wat voor een gezicht zou een mens echter wel trekken, als in plaats van zo' n licht zaadje een geheel volgroeide reusachtige dennenboom voor zijn neus naar beneden kwam?
Hoofdstuk 14: Mannelijk - vrouwelijke voortbrengselen der aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Nadat we de middelste aarde hebben doorgenomen, begeven we ons - zoals hiervoor al werd gezegd - naar de buitenste aarde, die als het ware de huid of de schors van de aarde uitmaakt.
Hoofdstuk 18: De aardkorst - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[6] Voor een dergelijke voorbereiding is zeker in de eerste plaats een uiterst gecompliceerde, mechanisch organische constructie van dit deel van de aarde nodig. Maar een dergelijk mechanisme alléén zou nog maar heel weinig of helemaal niets opleveren; doch de inrichting van dit deel van de aarde moet - naast het meest wonderbaarlijk gecompliceerde mechanisme tot scheiding en verdeling van de uit het binnenste van de aarde opstijgende sappen en krachten - nog een tweede, oneindig meer gecompliceerde installatie bezitten, met het doel om de subtiele inwerkingen uit het omliggende oneindige heelal op te nemen en naar de juiste plaats van bestemming te voeren.
Hoofdstuk 18: De aardkorst - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Deze verschijnselen treden schijnbaar zo op, dat men zou kunnen geloven dat ze als het ware verzamelingen van bepaalde wervelwinden waren, die zich dan in de lucht tot een kluwen verenigen en dan weer naar beneden vallen als de opstijgende kracht van de wind is afgenomen. Maar voor iemand die wat dieper nadenkt zal deze uitleg zeker niet voldoen. Want om kikkers, padden en slangen op te tillen, zou toch een ongewoon sterke wervelstorm of zelfs een zeer hevige windhoos nodig zijn. Als deze niet zo stevig gebouwde dieren echter zo aan de woede van de winden werden prijsgegeven, zouden ze ten eerste al eerder, voordat ze op de aarde neervielen, in kleine stukjes gereten zijn; en met het in leven blijven van zulke dieren zou het niet zo best gesteld zijn. Ten tweede zou zo'n windhoos om die dieren op te vissen uit een meer of moeras - dat vaak in de lengte en breedte meerdere uren gaans lang is - zelf een ontzaglijke doorsnede moeten hebben en ook een zó krachtige werking, dat geen berg haar zou kunnen weerstaan en dat kan een wetenschappelijk onderzoeker toch niet gemakkelijk aannemen. En ten derde zou zo'n wind of zo' n geweldige windhoos ook het water van het meer tot op het laatste druppeltje, ofwel het hele moeras meenemen, zodat er niet het kleinste zaadkorreltje achterbleef. Als deze dieren dan zou. den neerregenen, dan moesten er ook water, modder en een menigte andere bestanddelen en planten naar beneden komen, wat echter gewoonlijk bij deze zogenaamde amfibieënregen nooit het geval is. Deze verschijnselen ontstaan echter op de volgende manier.
Hoofdstuk 15: Het trapsgewijze opklimmen van de levende wezens - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[2] De aarde brengt als dubbelwezen in één of andere streek uit haar binnenste een talrijke hoeveelheid dergelijke eitjes voort. Deze eitjes zijn heel klein en worden gemakkelijk door de poriën en kanalen van de aarde naar buiten gedreven. Door de in hen aanwezige gistingsstof zetten ze hoe hoger ze komen, des te meer uit. Tenslotte zijn ze lichter dan de atmosferische lucht en stijgen dan, als zede aardoppervlakte bereikt hebben, in de vorm van donkere nevels, als een luchtballon tot een bepaalde hoogte op, waar ze in een sterke elektrische stroming geraken. Dat gaat heel gemakkelijk, omdat ze door deze stroming zelf worden aangetrokken. In deze stroming rijpen ze dan snel en worden geboren, en dat niet zelden in een aantal van vele duizenden miljoenen. Omdat deze kleine diertjes zich dan echter door de elektrische stroming uit de lucht een specifiek zwaarder lichaam hebben gevormd dan de lucht zelf weegt, kunnen ze zich ook niet lang meer in de lucht ophouden, maar vallen omlaag naar de aarde; maar omdat ze toch tamelijk licht zijn, gaat het niet zo snel dat ze door zo'n val plotseling uit elkaar zouden springen en dus natuurlijk dadelijk gedood zouden worden. Ze komen steeds behouden en wel beneden aan en kunnen daarna nog enige uren leven. Maar omdat de op deze wijze ontstane vormen een trap overslaan, wat niet in overeenstemming is met de orde volgens welke intelligenties van het aardelichaam zich ontwikkelen, vergaan ze weer snel en verdwijnen uit het zichtbare leven; ze worden dan weer door de aarde opgezogen en in het plantenrijk gedreven. Hierbij is op te merken, dat zulke voortbrengselen dan eerder in het voormalig dierstadium overgaan dan wanneer zo' n dierstadium volgens de normale ordening eerst een heel legioen plantenlevens moet doormaken. Want men kan hier van dierstadium spreken, omdat de dieren als zodanig al dadelijk uit de aarde zichtbaar worden als dierlijk wezen, maar toch eerst een stap terug moeten doen in het plantenrijk, voordat ze het intensief dierlijke karakter kunnen aannemen.
Hoofdstuk 15: Het trapsgewijze opklimmen van de levende wezens - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[7] Hiermee is nu ook het eigenlijke actieve wezen van het binnenste der aarde zo volledig mogelijk uitgediept, en omdat het in deze mededeling over de onthulling van het binnenste van de aarde ging, is dit inwendige zo kort en goed mogelijk en voor het menselijke verstand begrijpelijk onthuld. Daar echter de kennis van het binnenste van de aarde alléén voor een volledig doorzien van de hele aarde niet voldoende is, moeten we van het binnenste van de aarde of de inwendige aarde naar de tweede vaste aarde overgaan om hiervan enigszins een overzicht te krijgen, opdat het uitwendige van de aarde des te ge makkelijker begrepen kan worden; want op de buitenkant van de aarde doen zich een groot aantal verschijnselen voor, waarvoor zelfs de geleerdste onderzoekers nooit een verklaring kunnen geven. Al deze verschijnselen kunnen echter dan pas goed en juist worden onderkend, als men hun grondslag kent. Daarom moeten jullie je het vaste bouwsel niet als heel eenvoudig voorstellen, maar juist als zeer gecompliceerd, terwijl het bovendien verreweg het grootste deel van de aarde in beslag neemt. Het is als het ware het vaste hout van de boom, dat immers ook diens grootste massa uitmaakt; en zoals in het vaste hout van de boom juist de meest kunstige inrichtingen zijn aangebracht, zo is dat ook het geval bij de aarde. Dit vaste deel van de aarde is daarom als een school te beschouwen, waarin de uit de binnenste aarde opstijgende, aanvankelijk plomp gevormde wezens, hun eigenlijke kleur en vorm krijgen. Dit is de reden waarom deze tweede vaste aarde ook heel grondig moet worden bekeken en daarom willen we deze tweede aarde hierna enigszins gaan verkennen.
Hoofdstuk 15: Het trapsgewijze opklimmen van de levende wezens - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Nu weten we ook dit. Over het rijk van de fossielen hebben we onlangs al gesproken, dus rest ons voor de natuurlijke beschouwing van de aarde alleen nog de lucht, die de aarde aan alle kanten tot een hoogte van 10 Duitse mijlen (* 1 Duitse mijl is 7,420 km) in drie verschillende sferen omgeeft. En daarom willen we hierna dit buitenste deel van de aarde nog doorlopen en zullen we eindelijk, als we de ether hebben bereikt, op zijn lichttrillingen naar de wereld van de geesten overgaan.
Hoofdstuk 19: De voelende huid van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Elke plant zuigt uit de atmosferische lucht de voor haar noodzakelijke eenvoudige luchtsoort in en scheidt iedere andere uit. Was dat niet het geval, dan had niet elke plant naar haar soort haar eigen gestalte en haar eigen smaak en reuk. Als echter elke plant volgens haar aard maar één met haar overeenkomende eenvoudige luchtsoort inzuigt, dan zullen er evenveel eenvoudige luchtsoorten moeten bestaan als er verschillende verbruikers zijn.
Hoofdstuk 20: Wezen en bestanddelen van de lucht - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] Hieruit volgt weer dat er nog meer eenvoudige luchtsoorten moeten bestaan dan alleen de vier bekende. Zo zijn er ook planten, die zo'n vreselijk schadelijke lucht uitademen, dat andere planten en dieren daarin dadelijk sterven. Ook zijn er weer andere wonderbaarlijke planten, waardoor zelfs doden, als ze nog niet te lang gestorven zijn, weer in het leven zouden kunnen worden teruggeroepen. Beide plantensoorten - de ene uitermate dodend en de andere uitermate leven verwekkend - moeten toch ieder naar hun aard een voor hen zeer eigen grondstof uit de lucht opzuigen (om zulke werkingen tevoorschijn te roepen), omdat ze anders niet zouden worden wat ze zijn.
Hoofdstuk 20: Wezen en bestanddelen van de lucht - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] De tweede vaste aarde bestaat uit een heel bijzondere massa, die zoals het hout van een boom bijna helemaal homogeen is. Alleen verder naar binnen toe is ze wat minder dicht; wel neemt de dichtheid steeds meer toe naarmate zij de buitenkant nadert, wat ook noodzakelijk is. Want als het er om gaat grote lasten te dragen moet de vastheid groot zijn. Naar binnen toe echter - waar de polaire krachten werken door de ingewanden der aarde - moet de dichtheid iets afnemen en moet de aarde een beetje taai zijn en meegeven, opdat ze niet bij sterke innerlijke aandrang van krachten zou barsten en de zeer gevoelige ingewanden bij hun heen - en weergaande en op - en neergaande bewegingen, door een gevoelige botsing met de hen omgevende, wellicht te vaste wand, schade zouden kunnen lijden. Maar naar de buitenkant toe wordt deze tweede aarde in haar kunstige samenstelling uiterst vast. Dit vaste deel heeft gemiddeld een doorsnede van 200 mijl * ( 1 Duitse mijl is 7,420 km) en die dikte is sterk genoeg om de hele dichte buitenste aardkorst met al haar meren, landen en bergen met evenveel gemak te dragen, als waarmee een olifant een op zijn rug uitgespreide doek draagt.
Hoofdstuk 16: Materiaal en constructie van de tweede aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] We hebben gezien hoe de vloeistoffen uit het binnenste der aarde door de middelste of vaste aarde heen naar boven worden gestuwd. Dit mechanisme is, zoals jullie gemakkelijk uit de beschrijving zult hebben gezien, in de grond zeer eenvoudig, maar daarbij volkomen doelmatig ingericht. De sappen echter, die door dit eenvoudige mechanisme naar boven gestuwd worden, zouden al gauw hun oorspronkelijke kracht, die als substantie met hun wezen vermengd is, verliezen, vooral op een weg die niet zelden verscheidene honderden mijlen (* 1 Duitse mijl is 7,420 km.) bedraagt. Om dit euvel, dat zich gemakkelijk zou kunnen voordoen, te voorkomen, moet van een andere kant met een buitengewoon kunstig mechanisme te hulp worden gekomen en wel als volgt: In de richting noord-zuid lopen talloze fijne mineraaldraden, die van het noorden naar het zuiden meestal zuiver ijzerhoudend zijn en in omgekeerde richting zuid-noord platina - en soms koperhoudend zijn. Deze draden zijn, zoals al werd opgemerkt, buitengewoon fijn en wel zo dat spinrag, als dat gedeeld werd, een aantal van tienduizend van zulke draden zou voortbrengen, wat toch zeker een erg fijn werk is. Deze draden lopen niet gelijkmatig recht door, maar zijn erg gekronkeld, ongeveer zoals de kam van een zaag, en hebben daarbij ook nog veel andere windingen, vooral in de gebieden waar ze in aanraking komen met de van binnenuit naar boven lopende aderen en kanalen. Dat is echter noodzakelijk, want juist op die plaatsen moeten deze leidraden het meest werkzaam optreden.
Hoofdstuk 17: Het krachtig worden van de aardsappen - Jakob Lorber - Aarde en Maan