Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 996 van 1112

...  984 - 985 - 986 - 987 - 988 - 989 - 990 - 991 - 992 - 993 - 994 - 995 - 996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009  ...
[7] Beiden gaan meteen naar buiten en zijn heel erg verbaasd, als ze de tuin in de grootste, hemelse weelde aantreffen; deze is daarbij zo groot geworden, dat zij hun ogen bijna niet kunnen geloven, en Martinus die zich over alles erg verwondert, zegt:
Hoofdstuk 110: Voorbereidingen voor een hemels feest - Martinus' eerste reis met het hemelse vervoer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] BOREM zegt: 'Absoluut, want de tuin vergroot zich immers zoals onze liefde tot de Heer en tot onze broeders en zusters. Maar weet je, broeder, in verhouding tot de hemelse uitgestrektheid van deze tuin van onze Heer, die Hij zo heerlijk voor ons heeft ingericht, is er ook nog een bijzonder soort van hemelse beweging, die drievoudig is: ten eerste een natuurlijke met de voeten zoals op de wereld. Ten tweede een zwevende, dat wil zeggen de ziels beweging, die de snelheid heeft van de wind. En tenslotte ten derde een plotselinge, dat wil zeggen geestelijke beweging, die is als een bliksemstraal en als een gedachtenvlucht.
Hoofdstuk 110: Voorbereidingen voor een hemels feest - Martinus' eerste reis met het hemelse vervoer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] Martinus wil nu, wat Borem hem heeft verklaard en meteen zweven beiden in de vrije hemellucht en begeven zich eerst in oostelijke richting, waarbij Martinus zo verheugd is, dat hij niet weet, hoe hij het heeft.
Hoofdstuk 110: Voorbereidingen voor een hemels feest - Martinus' eerste reis met het hemelse vervoer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Zie, evenals jij jouw bloemen plantte, plantte ook de grote, goede Lama in de eindeloze tuin van Zijn liefde twee mensen: de éne in het oosten voor Zijn hart - en later ook de andere in het westen voor Zijn wijsheid. De eerste voedde Hij met al Zijn goddelijkheid, opdat hij zo heerlijk zou worden als Lama Zelf en Lama aan hem het grootste welgevallen zou hebben. Maar zie, deze eerste werd daardoor overmoedig, wilde niet gedijen, doch keerde zich van Lama af en veracht Hem tot nu toe mateloos - alhoewel Lama hem nog steeds graag met open armen en hart zou willen opnemen!
Hoofdstuk 111: Gelijkenis van de Heer: twee menselijke planten in de tuin van Gods liefde - De menswording van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] Daar deze eerste mens zich dus niet zo goed wilde ontwikkelen, plantte de grote Lama spoedig daarop de tweede in het westen, d.w.z. op de wereld en verzorgde deze niet minder. Maar ook deze verkommerde uit eigen wil. Toen had Lama er spijt van dat Hij de mens had geschapen; daarom wilde Hij een dergelijk werk ook weer vernietigen, zoals een pottenbakker een stuk aardewerk, dat hem niet wil lukken.
Hoofdstuk 111: Gelijkenis van de Heer: twee menselijke planten in de tuin van Gods liefde - De menswording van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] O Chanchah, zeg eens, wat zulke mensen dan wel verdienen? Moet Lama Zich hun hardnekkige trots nog langer laten welgevallen of moet Hij ze in het verderf storten?'
Hoofdstuk 111: Gelijkenis van de Heer: twee menselijke planten in de tuin van Gods liefde - De menswording van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Wees dus niet bang, maar ga met Mij de beide mannen tegemoet en hoor daar, hoe deze beesten bij Mijn nadering ontzettend zullen beginnen te brullen. Let op, hoe verschrikkelijk ze zich zullen draaien en kronkelen. Maar dat alles moet jullie niet afschrikken! Want Ik alleen ben machtig genoeg om talloze dergelijke monsters met één blik volledig te vernietigen, zoals Ik eerder deze vijgenboom hier in een oogwenk heb laten ontstaan. - Volg Mij daarom maar moedig! Aan Mijn zijde zijn jullie voor altijd veilig, want geen macht kan Mij weerstaan!'
Hoofdstuk 112: Satan als monster in de zaal - Het versterkende maal – Gella herkent de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[23] Maar IK zeg tegen haar: 'Gella, je bent nu in de hemel aan de tafel van de Heer en niet op aarde aan de tafel van Babylon! Denk daarom nu ook aan wat van de hemel is en niet aan datgene wat van Babylon is, wiens Heer zich daar op de achtergrond bevindt.'
Hoofdstuk 112: Satan als monster in de zaal - Het versterkende maal – Gella herkent de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] MARTINUS zegt: 'O Heer, men zegt wel, dat een ezel zich geen twee keer aan dezelfde steen stoot. In mij moeten wel de zielen van alle ezels verenigd zijn, en ieder wil een keer een tweede poging doen - anders zou ik immers om wille van Uw heiligste naam wel wijzer zijn geworden.'
Hoofdstuk 113: Martinus' oren worden gewassen - 'Wie de eerste wil zijn, moet ieders dienaar zijn!' - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] DE AANGESPROKENEN zeggen: 'Vriend, wat je ons nu hebt gezegd, was wel heel wijs. Maar dat weten wij - God zij dank - ook! Daarom heb je ons met je les echt geen ware dienst bewezen. Ook weten wij dat wij hier van dit gezegende maal zoveel mogen eten, als ons maar smaakt. Daarom zou jij, lieve vriend, je ook de moeite hebben kunnen besparen, ons uit te nodigen om verder te eten. Want wij zijn er van overtuigd, dat ook hier in het Godsrijk ieder geestmens of mensengeest zijn eigen maag heeft. Die weet het zeker het beste, of, waar en hoe de schoen wringt en hoeveel hij in zich kan opnemen. Je ziet wel, dat je je deze onnodige bezigheid gemakkelijk had kunnen besparen.
Hoofdstuk 113: Martinus' oren worden gewassen - 'Wie de eerste wil zijn, moet ieders dienaar zijn!' - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Nu zegt CHANCHAH heel geschrokken: 'O mijn lieve, - zullen al deze gasten de afschuwelijke aanblik van dat monster wel verdragen? En zal het ons niet iets ergs kunnen aandoen? O Lama, Lama, dat zal een ontzettende scène worden! Zie hoe het zich al verschrikkelijk begint te draaien en te kronkelen! Ach Lama, wat een gruwelijk gezicht! Wat een woede en wat een angstaanjagende kwaadheid sproeit er uit zijn vreselijke vuurogen! O vriend, als dit monster hier voor ons zal staan, wie zal het dan wel wagen om er naar te kijken?'
Hoofdstuk 114: Het gedaantewisselende wezen van Satan - Een aanwijzing over het karakter van Martinus - Het vermoeden van de nieuwelingen over de nabijheid van de Heer - Chanchah' s deemoedige schuldbekentenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] CHANCHAH zegt: 'O liefste vriend, o jij mijn liefde, in jou heb ik wel - evenals in de Lama - mijn grootste vertrouwen; maar van broeder Martinus heb ik toch geen al te hoge dunk. Want hij doet zo eigenwijs. Maar als het dan op een of andere manier ernst wordt, dan trekt hij zich gauw terug, alsof hij in de verste verte niet opgewassen is tegen hetgeen hij moest of wilde uitvoeren. Daarom denk ik dat hij bij het hier naar toe brengen van dit griezelige monster eerder schadelijk dan gunstig zal inwerken. Borem wel, dat is een man vol wijsheid en vol goede kracht, op wie men wel kan bouwen! Martinus echter is en blijft een onhandige sufferd, die zich wel tot veel in staat acht, maar dan niets kan als het menens wordt!'
Hoofdstuk 114: Het gedaantewisselende wezen van Satan - Een aanwijzing over het karakter van Martinus - Het vermoeden van de nieuwelingen over de nabijheid van de Heer - Chanchah' s deemoedige schuldbekentenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] IK zeg: 'Mijn liefje, je hebt weliswaar niet helemaal ongelijk; maar hij komt in zijn huidige positie toch helemaal tot zijn recht. In de grote orde van Lama zijn ook zulke wezens nodig, die zonder veel na te denken meteen een zaak aanpakken, of ze dat zelf aan kunnen of niet. Dat heeft als uitwerking, dat dan ook anderen aangespoord worden eveneens iets te doen en dikwijls veel verstandiger dan degene, die zonder veel nadenken was begonnen. De al te wijze mensen leggen niet zelden op alle slakken zout. Ze hebben dikwijls van louter diepzinnigheid geen vertrouwen, om een zaak aan te pakken, zolang ze niet alles gewikt en gewogen hebben, zodat er niets meer fout kan gaan. En dus moeten er ook Martinussen zijn, die minder wijsheid maar daarvoor in de plaats een grote dadendrang in zich dragen, die dikwijls beter is dan teveel wijsheid. Wees daarom over Martinus maar heel gerust; hij zal zijn werk wel goed doen, als hij het volgens Mijn opdracht aanpakt en afmaakt.'
Hoofdstuk 114: Het gedaantewisselende wezen van Satan - Een aanwijzing over het karakter van Martinus - Het vermoeden van de nieuwelingen over de nabijheid van de Heer - Chanchah' s deemoedige schuldbekentenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] IK zeg: 'Liefste, bekoorlijke Chanchah! Aan de naam alleen is voorlopig toch niets gelegen, als je nog niet kunt weten wat er allemaal aan de naam verbonden is. Maar als je op alles wat Ik zeg goed zou hebben gelet, zou je met Mij al een eind op de goede weg zijn. Let van nu af aan op alles; wat en hoe Ik zal praten en hoe de anderen tegen Mij en met Mij zullen praten, en wat zich op Mijn woord allemaal zal voordoen, als Ik iets gebied; dan zullen wij beiden elkaar gemakkelijk en spoedig nader leren kennen. Maar wees nu standvastig en onverschrokken. Want Martinus en Borem hebben van Mij al een wenk gekregen, om het monster hier naar toe te leiden. Zie, ze maken de kettingen van het briesende monster reeds los.'
Hoofdstuk 114: Het gedaantewisselende wezen van Satan - Een aanwijzing over het karakter van Martinus - Het vermoeden van de nieuwelingen over de nabijheid van de Heer - Chanchah' s deemoedige schuldbekentenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] IK zeg: 'Sta op, kindertjes, en baar nu geen opzien; want er zijn er nog enkelen die Mij omwille van hun vrijheid nog niet helemaal.mogen herkennen. Jullie weten dat de pottenbakker het beste weet, wanneer het tijd is de schaal van de draaischijf te tillen. Blijf nu hier en bevestig welk kwaad de draak, die Martinus en Borem zojuist hier naar toe trekken, jullie heeft aangedaan. Jij, Chorel, maak je nu ook bekend aan deze Chanchah, die jou ooit in China aan de keizer verried en die zich nu vanwege haar overgrote liefde het dichtst bij Mij bevindt, uit welke nabijheid de eeuwigheid haar moeilijk zal verdringen!'
Hoofdstuk 115: Aangrijpende verzoening tussen de Jezuïet Chorel en Chanchah - De vreugde van de Heer over Chanchah' s liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  984 - 985 - 986 - 987 - 988 - 989 - 990 - 991 - 992 - 993 - 994 - 995 - 996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009  ...