Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 997 van 1112

...  985 - 986 - 987 - 988 - 989 - 990 - 991 - 992 - 993 - 994 - 995 - 996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010  ...
[4] Chorel doet meteen wat Ik vraag en stelt zich heel vriendelijk voor aan Chanchah. Deze herkent hem meteen en schrikt van haar vermeende aanklager.
Hoofdstuk 115: Aangrijpende verzoening tussen de Jezuïet Chorel en Chanchah - De vreugde van de Heer over Chanchah' s liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[16] (MARTINUS:) 'O jij ellendige booswicht, hoe durf je het te wagen om mij, een hemelburger, hier in de volle tegenwoordigheid van God zo schandelijk te vernederen! Weet je niet, wat er geschreven staat? Zie, dit staat er: 'Wee degene, die zich zal vergrijpen aan een van Mijn gezalfden!' Ik, als burger van Gods hemel, zal toch zeker ook een gezalfde van de Heer zijn? Denk jij misschien, dat de Heer een dergelijke euveldaad niet zal wreken, jij ellendige!'
Hoofdstuk 116: Een scène met Satan tot lering voor de kinderen Gods - Martinus' woordenstrijd met Satan - Martinus in het nauw - Raad van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[20] Kun jij me bewijzen, dat ik niet zo ben als ik moet zijn, om voor jou eeuwig ondoorgrondelijke scheppingsredenen, opdat jij dat beetje kunt zijn wat je bent? Of bestaat er soms een pottenbakker die zonder draaischijf een pot maakt? Wat echter de draaischijf voor een pottenbakker is, dat is de hele wereld voor de Schepper. Ik echter ben de materie van de hele wereld, derhalve ook de basis. Ik ben dus de gevestigde tegenstelling, waardoor alles wat afzonderlijk ontstaat en bestaat gebonden moet worden om zich als zodanig in de oneindigheid te kunnen manifesteren!
Hoofdstuk 116: Een scène met Satan tot lering voor de kinderen Gods - Martinus' woordenstrijd met Satan - Martinus in het nauw - Raad van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Na een poosje richt MARTINUS zich toch weer tot de draak en zegt: 'Luister, jij onverbeterlijke verderver van alle leven, jij onverlaat, oude held van de geestesnacht en onbarmhartigste brenger van de dood aan alle arme zielen! Jij spreekt wel als iemand die oerwijs is. Maar het is niet je wil die je zo gebiedt te spreken, maar alleen je gevoel van diepe onmacht, dat zich volledig van jou heeft meester gemaakt door de oneindige macht van de Heer. Als je vrij zou zijn - daar zou ik duizend levens om willen verwedden! - dan zou je heel anders praten.
Hoofdstuk 117: Martinus' verzoeking door Satan in de verleidelijke gedaante van Satana - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] MARTINUS gaat nu heel moedig vlak voor de muil van de draak staan en begint de volgende bijtende vragen aan hem te richten: 'Luister, jij allerdomst stuk rund van de hele oneindigheid! Wat wil je van God met je oude, allerbelachelijkste trots dan gedaan krijgen? Zijn enkele eeuwigheden nog niet voldoende, om je te laten zien, dat je het allerdomste loeder van de hele oneindigheid bent? Van een ezel wordt wel gezegd, dat hij zich géén twee keer aan dezelfde steen stoot. Wat moet men echter van jou zeggen, jij oeroud, stuk rund dat alle planeten, dieren en mensen bedriegt! Is je varkensbrein dan nog niet genoeg uitgebakken in het hellevuur gedurende enkele dozijnen van tientallen miljoenen jaren of eeuwigheden - vooropgesteld, dat je oneindige domheid enig begrip heeft van een tijdsduur van tien miljoen jaar? Geef antwoord, dom loeder, als je een antwoord kunt geven!'
Hoofdstuk 116: Een scène met Satan tot lering voor de kinderen Gods - Martinus' woordenstrijd met Satan - Martinus in het nauw - Raad van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] MARTINUS wendt zich weer tot Mij en vraagt Mij, wat hij moet doen.
Hoofdstuk 117: Martinus' verzoeking door Satan in de verleidelijke gedaante van Satana - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Op dat ogenblik verdwijnt het huiveringwekkend drakenpantser. Uit het stof van de huid verheft zich zo' n bijzonder mooie vrouwelijke gedaante, dat alle vrouwelijke schoonheden van de zon daar onnoemelijk ver bij achter moeten blijven. Een zachtheid die met niets te vergelijken is, een ronding, een adel in alle ledematen en gewrichten, een ongrijpbare teerheid en blankheid van de huid, zoals er in de oneindige ruimte geen tweede is. Op het oneindig mooie lichaam zit een hoofd, waarvan de majestueuze schoonheid elk voorstellingsvermogen ver te boven gaat.
Hoofdstuk 117: Martinus' verzoeking door Satan in de verleidelijke gedaante van Satana - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Als Martinus deze gedaante voor zich ziet, deze voor hem nooit vermoede schoonheid, die hem daarbij nog met een meer dan vriendelijke blik en met een oneindig zachte, welluidende stem vraagt:
Hoofdstuk 117: Martinus' verzoeking door Satan in de verleidelijke gedaante van Satana - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Sta nu maar weer op en dank de Heer; Hij alleen heeft je nu van een groot kwaad verlost! Want als het aan Satan had gelegen, dan zou hij die kus in ieder geval van je hebben aangenomen. Maar daardoor zou hij ook al je hemelse liefde in zijn helse liefde hebben veranderd en zou je door zijn vrouwelijke gedaante, die hij voor jou niet gemakkelijk weer zou hebben afgelegd, sterker nog dan met ijzeren banden aan zich hebben geketend.
Hoofdstuk 118: Borem richt Martinus op en licht hem beter in - De Heer vermaant Martinus - Bezit en bezitter zijn in de hemel niet te scheiden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Zie, nu verheft zich alles tegen je. Alle bergen worden verlaagd en de dalen gevuld. Alle kronen en tronen van de aarde die jij hebt opgericht, zullen in de poel geslingerd worden. Wat zul je doen? In eeuwigheid zul je nooit weerstand kunnen bieden aan Mijn macht; er zal je niets meer worden toegestaan. Spreek dus, wat zul je doen? Wil je je verheffen of wil je vallen?
Hoofdstuk 119: Het tweegesprek van de Heer met Satan - Satans kwaadwillige trots - De gelijkenis van de ertsgieter - De geredde aanhang van Satan - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Een ertsgieter vervaardigt uit een vuurvaste massa zijn grote smeltkroezen. Deze komen in een geweldig vuur en daarin wordt dan de harde erts gesmolten. En als het dan genoeg is verhit, dan is het vloeibaar net als water. En de werkmeester giet het in verschillende, bruikbare vormen. Als het erts in vormen gegoten is, dan worden deze afgekoeld en geven geen hitte meer af. De smeltkroes blijft echter in het vuur, opdat er ander erts in gesmolten kan worden. Hij wordt niet eerder afgekoeld, dan nadat hij onbruikbaar is geworden, waarna hij dan ook voor altijd wordt weggegooid als niet meer bruikbare, uitgebrande materie.
Hoofdstuk 119: Het tweegesprek van de Heer met Satan - Satans kwaadwillige trots - De gelijkenis van de ertsgieter - De geredde aanhang van Satan - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[19] ZIJN AANHANG schreeuwt: 'Dwaas, wat kan jij nu willen, wat God niet zou willen? Is jouw mogelijke vrije wil niet Gods wil? Wil maar wat je wilt, toch kun je niets uit jezelf willen, doch alleen maar uit Gods wil in je, die alleen altijd en eeuwig je onoverwinnelijke rechter zal blijven! Doe jij maar, waartoe je bent veroordeeld; God heeft zich echter over ons ontfermd en Hij laat ons nooit meer los. Daarom kiezen wij nu ook voor ons betere lot.'
Hoofdstuk 119: Het tweegesprek van de Heer met Satan - Satans kwaadwillige trots - De gelijkenis van de ertsgieter - De geredde aanhang van Satan - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[22] Bij deze woorden stoot Satan een enorm gebrul uit en haast zich door de deur naar buiten. Zijn aanhang gooit echter het drakenpantser van zich af en er staan hier nu duizend zeer ellendig uitziende zielen, helemaal naakt, die smeken om genezing en verzachting van hun grote smart.
Hoofdstuk 119: Het tweegesprek van de Heer met Satan - Satans kwaadwillige trots - De gelijkenis van de ertsgieter - De geredde aanhang van Satan - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Intussen ontwaakt ook Chanchah als uit een slaap aan Mijn zijde en herinnert zich alles wat voor haar ogen gebeurd is, alleen maar als een levendige droom. Ze begint Mij meteen van punt tot punt alles te vertellen, wat ze nu gedroomd heeft. Nadat ze klaar is met haar vertelling, vraagt ze Mij of dit visioen van haar iets te betekenen heeft.
Hoofdstuk 120: Chanchah's ontwaken uit haar op een droom lijkende toestand - Uitleg van de Heer over de grote ontwikkelingsgangen en over Zichzelf - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] IK zeg tegen haar: 'Chanchah, zag je daarstraks niet, hoe Borem en Martinus de draak die jij zo afschuwelijk vond hier aan de ketting naar toe hadden moeten slepen en hoezeer deze zich tegen hun kracht verzette? En hoe Ik, toen Martinus met instemming van Borem Mij om hulp vroeg, met de macht van Mijn wil ogenblikkelijk de draak hier voor onze voeten wierp? Jij hebt dat immers toch nog met open ogen gezien!'
Hoofdstuk 120: Chanchah's ontwaken uit haar op een droom lijkende toestand - Uitleg van de Heer over de grote ontwikkelingsgangen en over Zichzelf - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  985 - 986 - 987 - 988 - 989 - 990 - 991 - 992 - 993 - 994 - 995 - 996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010  ...