Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 1000 van 1112

...  988 - 989 - 990 - 991 - 992 - 993 - 994 - 995 - 996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010 - 1011 - 1012 - 1013  ...
[1] Martinus ziet nu werkelijk hoe de weg zich in duizend bochten over de uitgestrekte bergruggen naar beneden slingert een reusachtig dal in, waar hij echter nog helemaal niets kan onderscheiden.
Hoofdstuk 131: Afdaling in een zonnevallei - Het zien van de geesten - Voorwaarden voor een snelle of langzame reis in het geestenrijk - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Martinus en ook de vele andere gasten kijken nu al het dal in; maar ze kunnen nog niet waarnemen wat zich daar bevindt. Daarom vragen velen hun gids, wat ze nu straks in het dal zullen aantreffen. Borem weet het wel, maar hij weet ook, wat hij moet zeggen. De Chinezen wenden zich tot Mij, daar Ik toch ook wel zal weten, wat Ik hun moet antwoorden.
Hoofdstuk 131: Afdaling in een zonnevallei - Het zien van de geesten - Voorwaarden voor een snelle of langzame reis in het geestenrijk - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] MARTINUS keert zich daarom tot Johannes en zegt: 'Beste vriend, ik zie het dal al heel duidelijk. Maar wat heeft het voor nut om in een zo veraf gelegen dal te kijken, als men niet kan herkennen wat zich daar allemaal bevindt? O broeder, dan moet het toch nog wel heel ver weg liggen! De weg is absoluut niet moeilijk begaanbaar - we wandelen heel gemakkelijk, ja we zweven meer dan dat we eigenlijk te voet gaan. Maar desalniettemin wil het dal niet dichterbij komen. Hoe veel tijd zullen we nog wel nodig hebben, alvorens we het hebben bereikt?'
Hoofdstuk 131: Afdaling in een zonnevallei - Het zien van de geesten - Voorwaarden voor een snelle of langzame reis in het geestenrijk - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Terwijl Martinus zich met zijn gedachten bezig houdt, gaat CHOREL naar Johannes en Petrus en zegt: 'O jullie lieve vrienden van de Heer, jullie oude ingewijde broeders en deelhebbers aan de goddelijke wijsheid en liefde, vergeef me dat ook ik het waag jullie met een vraag lastig te vallen. Ik heb Borem er ook al naar gevraagd. Maar hij gaf me steeds een ontwijkend antwoord en ik kon niet begrijpen, wat hij tegen mij zei. Daarom wend ik mij nu tot jullie en hoop bij jullie meer diepgang en duidelijkheid te vinden dan bij Borem.'
Hoofdstuk 134: Het antwoord van Johannes op de vraag van Chorel, of de hemelbewoners de aarde en haar toekomstige geschiedenis kunnen zien - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Ik antwoord je daarop: Broeder, alles staat de zaligen in de Heer ten dienste! Wij zijn immers allen van de Heer en de aarde is van Hem. Alles wat zich daarop en daarin bevindt, is Zijn eigendom. Als wij dus Zijn kinderen zijn, zal de Vader, die ons zulke grote dingen geeft, ons zoiets kleins dan onthouden? Zou Hij, die ons zeeën van Zijn liefde en genade te drinken geeft, ons een dauwdruppel weigeren?
Hoofdstuk 134: Het antwoord van Johannes op de vraag van Chorel, of de hemelbewoners de aarde en haar toekomstige geschiedenis kunnen zien - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Terwijl Chorel weer naar zijn vriend Borem gaat, ziet de tot nu toe nog in diep gepeins verzonken Martinus al de uitgestrekte vlakten van het grote dal overal bebouwd met wonderschone tuinen en paleizen en tempels. Hij ziet ook hoe vanuit een nabije tempel een groot aantal bijzonder mooi gevormde mensen naar hen toe komt. Dit schouwspel wekt Martinus uit zijn gedachten en hij wendt zich meteen tot Johannes en Petrus:
Hoofdstuk 135: De heerlijkheid van de zonnewereld en haar bewoners - Martinus' vrees voor de wijsheid van de zonnemensen en de gedragswenken van Johannes - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Martinus bijt zich heimelijk op zijn tong en knijpt in zijn lendenen om na deze innemende woorden toch niet al te snel vanuit zijn zojuist aangenomen ernstige houding meteen uiterst vriendelijk te worden. Hij zegt helemaal niets op deze begroeting. De drie herhalen daarom hun eerste woorden nog lieflijker. Martinus bijt bijna zijn tong af en zegt nog niets.
Hoofdstuk 136: De verrukte bisschop Martinus en de drie mooie zonnemaagden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] DE DRIE JONGE MEISJES verwonderen zich heimelijk over deze zeldzame zwijgzaamheid van onze Martinus en zeggen dan: 'O jij verhevene, zie je tekortkomingen aan ons, dat je ons met geen woord wilt verwaardigen? Bevallen wij je dan niet? En toch zagen wij, hoe jij de draak na zijn gedaanteverwisseling wilde kussen in je huis op de hoogte der hoogten!
Hoofdstuk 136: De verrukte bisschop Martinus en de drie mooie zonnemaagden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] (MARTINUS:) 'O wat een wanhopige geschiedenis, deze gaat alle begrip van zowel mensen als engelen te boven! Dat zal een gebeurtenis worden van een zeldzame verlegenheid, zoals deze zich nog nooit heeft voorgedaan. Ik moet met hen spreken? Dan zou ik toch wel willen weten, hoe!
Hoofdstuk 136: De verrukte bisschop Martinus en de drie mooie zonnemaagden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] MARTINUS wil zich wel op de eerste van de drie storten, maar toch vermant hij zich en zegt: 'Ja, heerlijke schoonheden, jullie gestalte is oneindig mooi en volmaakt. Doch jullie zijn daarbij ook zeer wijs en dat dekt jullie schoonheid en maakt, dat ik deze nauwelijks enigszins kan verdragen. Want ik ben geen vriend van al te grote wijsheid. Als jullie mij echter tot vriend wilt hebben, dan moeten jullie vanuit de liefde en niet vanuit de wijsheid met mij spreken.
Hoofdstuk 137: Martinus in een examenstrijd met de drie zonnedochters - Tussen wijsheid en liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Na dit zelfgesprek keert MARTINUS zich weer naar het drietal en zegt: 'O jullie onbegrijpelijk heerlijke dochters van de grote zon! Jullie hebben mij op alles wat ik heb gezegd, wel een heel goed en volledig antwoord gegeven. Maar in één antwoord hebben jullie toch wel een belangrijke fout gemaakt.
Hoofdstuk 138: Martinus' motivatie voor het afwijzen van de wijsheidsprijs - Antwoord van diepe wijsheid van de zonnedochters - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Zie, ooit brachten moeders hun kinderen naar Hem toe. En omdat daardoor een gedrang ontstond, gingen Zijn leerlingen die zich al heel wijs waanden, tegenover de moeders staan en weerhielden hen om dichter bij de Heer te komen. Toen de Heer dat echter al gauw merkte, sprak Hij tegen de leerlingen: 'Laat de kleinen tot Mij komen en verhinder ze niet; want van hen is het koninkrijk der hemelen! Waarlijk, Ik zeg jullie, als jullie niet worden als deze kleinen hier, dan zullen jullie Mijn Rijk niet binnengaan!'.
Hoofdstuk 139: Martinus in de tang - De bemoedigende woorden van Petrus - Het goede antwoord van Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Ik ben er dan ook ten zeerste van overtuigd, dat een ieder zondigt die zich voor God op zijn wijsheid zou willen beroemen. Doch als het eenvoudige hart maar vol is van de liefde tot God, dan heeft hij ook al de levensprijs in zich, die voor hem het kindschap Gods bewerkstelligt. Maar als hij deze prijs al heeft, waartoe moet dan die van jullie dienen? Daarom wordt jullie door mij nu voor de laatste keer gezegd: Ik behoef jullie wijsheidsprijs niet, omdat ik allang heb wat ik nodig heb!
Hoofdstuk 139: Martinus in de tang - De bemoedigende woorden van Petrus - Het goede antwoord van Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Na dit goede antwoord van Martinus buigt HET DRIETAL zich ter aarde en zegt: 'O heerlijke zoon van de grote Geest. Nu pas herkennen we je, jij bent een echte zoon van Diegene, die voor ons geen naam heeft. Jij hebt van ons gewonnen; wij zijn nu van jou, zo ook deze prijs. O, laat ons de laatsten zijn in jouw huis en leer ons de eeuwige God lief te hebben!'
Hoofdstuk 140: Verzoek van de drie zonnedochters aan Martinus, hen te leren God lief te hebben - Martinus' kritische hoofdvraag - De in liefde ontvlamde zonnedochters omarmen Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] De drie zeggen: 'Wat bedoel je daarmee? Wij weten wel dat de liefde een hunkering van het hart is: een samentrekkende kracht die zich soms meester maakt van aan haar verwante dingen, deze dan sterk aantrekt en met zich wil verenigen. Maar wat de liefde verder nog is, dat weten wij niet. Deze kracht van het hart kan zich echter alleen maar van kleine dingen meester maken, omdat ze zelf klein is. Hoe zou ze zulke grote dingen, zoals jij bent kunnen opnemen? Wij kunnen jou wel zeer hoog achten, maar voor onze liefde zou jij veel te groot zijn, dan dat wij jou zouden kunnen omvatten.'
Hoofdstuk 140: Verzoek van de drie zonnedochters aan Martinus, hen te leren God lief te hebben - Martinus' kritische hoofdvraag - De in liefde ontvlamde zonnedochters omarmen Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  988 - 989 - 990 - 991 - 992 - 993 - 994 - 995 - 996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010 - 1011 - 1012 - 1013  ...