10915 resultaten - Pagina 101 van 728
... 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 ...
[12] Toen ontstond er een onverwacht, wild gehuil onder de schippersknechten, maar ook aan de oever bij de Romeinse soldaten, en de schippersknechten die van angst bijna buiten zichzelf waren, stortten zich op de Griek en wilden hem met zijn dochter en Raphaël in zee gooien, want zij gaven deze drie de schuld van deze verschrikkelijke gesel der goden en wilden hen daardoor verzoenen. Maar Raphaël hief alle schippersknechten uit de schepen en zette hen aan land, de ergste wierp hij echter in zee, en die had als geoefend zwemmer grote moeite om tamelijk ver onder de schepen helemaal uitgeput het land te bereiken.Hoofdstuk 82: Raphaël redt enige Grieken uit de verdrukking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Nu is hij echter pas goed van zijn stuk gebracht. Als in een soort verbazingsroes zegt hij na een poosje, terwijl zijn verwondering maar niet ophoudt: "Ik ben óf bij de aartsmagiërs van Egypte terecht gekomen, óf bij louter goden, want wat ik hier meemaak is ongehoord en sinds mensenheugenis niet voorgekomen! En jij, vriend, (zich tot Mij wendend) schijnt temidden van deze velen de meester, of Zeus zelf te zijn!? Je bent niet uit een mens geboren en deze jongen ook niet, je moet van eeuwen her uit de geest zijn geboren! O goden, o goden, welke kracht moeten jullie bezitten om dit te kunnen doen en hoe ellendig is de arme mens, de blinde worm in het stof, vergeleken bij jullie?! Jullie kunnen alles, maar de sterfelijke worm in het stof van zijn vergankelijkheid kan niets! Vriend, u die een god bent en aan wie alles gehoorzaamt, wat kan ik, een sterfelijk mens, voor u, onsterfelijke god, doen? Wat kan ik u geven, u, die over de gehele aarde, over zon, maan en alle sterren gebiedt?"
Hoofdstuk 84: Goden en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] Want alles wat in de eindeloze ruimte is, leeft en denkt, is voor wat betreft het geestelijk levende deel de onwrikbaar vastgehouden gedachte van deze eeuwige Geest in de door Hem Zelf bepaalde orde en het daaruit onder woorden gebrachte Idee, hetgeen echter geheel volgens zijn aard eveneens zelfstandig geestelijk kan worden.
Hoofdstuk 84: Goden en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] Ik zal je echter een zekere Mathaël, een zeer wijs man, als gezelschap geven. Hij zal je veel vertellen en je zult Mij Zelf daarna beter begrijpen dan nu!"
Hoofdstuk 84: Goden en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] MATHAËL zegt, terwijl hij naar Mij wijst: "Kijk naar Hem, Hij is een genezer van lichaam, ziel en geest! Ik was nog maar twaalf uur geleden het miserabelste wezen op deze aarde. Mijn binnenste was dermate bezeten door de kwaadaardigste geesten, dat mijn gehele wezen daardoor een aardse duivel werd. Bij een bende vreselijke straatrovers was ik de schrik van de gehele omgeving, want al mijn ledematen werden door duivels bestuurd. Maar mijn ziel was verlamd en wist niet wat er met haar arme lichaam gebeurde. Vriend, je begrijpt wel hoe ellendig ik was! Wie zou mij echter hebben kunnen helpen?! Voor ieder die mij nabij kwam, was ik de grootste verschrikking. Je kon beter met tien hongerige tijgers te doen hebben, dan met mij alleen. Slechts een cohorte dappere, Romeinse krijgers kon mij en mijn gezellen overmeesteren. Aan handen en voeten gebonden en geketend, werd ik met mijn vier erge gezellen hierheen gebracht om ter dood veroordeeld te worden.
Hoofdstuk 85: Ouran, de Griek, krijgt Mathaël als leraar toegewezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Ik zal echter eeuwig diep bij hem in de schuld staan en nu door te dienen mijn grote schuld iets verminderen. Daarom, vriend, zul jij mij voor een bewezen dienst ook nooit iets schuldig zijn -behalve je ware vriendschap en broederliefde!
Hoofdstuk 85: Ouran, de Griek, krijgt Mathaël als leraar toegewezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] OURAN zegt: "Er bevinden zich echter vele en grote kostbaarheden in! Maar ik denk, dat deze vriend betrouwbaar is!"
Hoofdstuk 85: Ouran, de Griek, krijgt Mathaël als leraar toegewezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Kijk, bij ons Grieken en ook bij andere volken is een heilige tempel gebouwd voor een hoogste, onbekende god. Deze tempel wordt echter nooit geopend! Men noemde bij tijden deze onbekende god ook het ondoorgrondelijke noodlot, waarvoor zelfs de grote Zeus volgens onze leer beeft als een espenblad in de storm.
Hoofdstuk 88: De vrees van de Grieken voor de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] En zie, dochter, Apollo wacht, tot hij weer een geheim teken zal krijgen van de hoge onbekende god, waarvan men zegt dat alleen de dienaren van de tempel te Jeruzalem hem beter kennen, -wat echter ook best helemaal niet waar kan zijn. Want als zij Deze niet als de enig Ware erkennen, zijn zij op de schandelijkste dwaalweg ter wereld!"
Hoofdstuk 88: De vrees van de Grieken voor de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[25] Hij is nu echter diepgaand in gesprek met de oude vorst, en de God spreekt ook met een Romeins hoofdman! Zoals gezegd, op dit moment durf ik dat nog niet aan en men zou het mij tenslotte toch wat kwalijk kunnen nemen, maar jij bent een vrouw, men zal jou een geringe opdringerigheid helemaal niet kwalijk nemen, -beproef jij dus nu maar eerst je geluk!"
Hoofdstuk 88: De vrees van de Grieken voor de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Volgens onze Griekse godenwetten is zo'n liefde één van de zwaarste misdaden tegen de onbeperkte heiligheid der goden, vooral tegen de onbekende, allerhoogste God aller goden! Mijn arme dochter kan zich nu echter niet meer tegen deze verschrikkelijke liefde verweren! Zij wil niet, en haar hart zegt onverbiddelijk: ' Je moet!'
Hoofdstuk 89: Een echte heiden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] "Opdat je weet, waar jouw goden vandaan komen, en waarom zij op zichzelf helemaal niets voorstellen, zeg ik je in naam van de Heer , die hier temidden van ons is, dat het nu slechts lege en voor jullie betekenisloze namen zijn. Vroeger duiden zij echter op kenmerkende eigenschappen van de Ene, alleen ware God, wiens geest thans in al Zijn rijkdom heerst in deze Meester, die nu voor jullie staat.
Hoofdstuk 90: Ontstaan en verklaring van de Griekse godennamen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Zoals echter jullie Ceuz of Jeupitar alleen maar een naam zonder betekenis voor je is omdat jullie geen kennis hebben van de oorspronkelijke betekenis van deze benaming, evenzo en vaak eigenlijk nog nietszeggender en zodoende nog meer betekenislozer zijn de loze namen van al jullie andere goden en godinnen.
Hoofdstuk 90: Ontstaan en verklaring van de Griekse godennamen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] De uitdrukking' A v rodite' betekende vrijwel hetzelfde. Als ergens '0 v rodite' stond, dan betekende dat zo veel als: de reine, goddelijke wijsheid baren, en 'slou rodit': de menselijke wijsheid baren. A v rodit betekent echter: de aardse domheid baren en' A vrodite' betekende dan zoiets als een mooie, opgedirkte vrouw, die steeds domheden baart, omdat zij meestal zelf dom is.
Hoofdstuk 90: Ontstaan en verklaring van de Griekse godennamen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] 'V' was bij de ouden steeds het teken voor een vat. Als er nu een heilige 'O' voor de 'V' stond, waarbij deze 'O' de omtrek van de zon en overeenkomstig dan ook God in Zijn oerlicht voorstelde, dan betekende de 'V' de opname van het licht der wijsheid. Stond er echter een' A " waarmee de ouden alles wat geheel en al aards was aangaven, voor de 'V', dan betekende dit vatteken de opname van de nutteloze, aardse domheid. 'Rodit' betekent echter: baren, en' A v rodit' betekent dus niets anders dan: de domheid baren.
Hoofdstuk 90: Ontstaan en verklaring van de Griekse godennamen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)