Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1002 van 1490

...  990 - 991 - 992 - 993 - 994 - 995 - 996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010 - 1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015  ...
[12] Kijk nou, na onweer en regen komt zonneschijn. Met deze waterberg zijn we ook de hele golvenpartij van deze zee al gepasseerd en we hebben alweer rustig water voor ons. Maar daar heel in de verte, waar jullie een massa sterren boven het water zien, komt nog een gevaarlijke plek met grote draaikolken. Ook daarover hoeven jullie je geen zorgen te maken; zij zullen ons evenmin schaden als de golven. Kijk eens, na onze versnelde reis zijn we ook al bij deze kolken. We moeten hier steeds over de rand van de kolken verder lopen, dan kunnen ze ons niet deren. Schrik niet van het donderend geraas van deze kolken en kijk omhoog naar het firmament, hoe we ons reeds onder de sterren bevinden die we kortgeleden nog zo van veraf zagen. Spannen jullie je ogen nu nog eens goed in en kijk recht vooruit. Wat zien jullie?
Hoofdstuk 22: De voorgrens van het kinderrijk - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Beste broeders en vrienden, dit dal loopt nog heel ver door, wordt geleidelijk steeds breder en vriendelijker, maar is toch niet te vergelijken met de streken die we voor de eerste zuil hebben gezien. Jullie vragen: wat is wel de betekenis van dit dal? Ik zeg jullie: dit dal en nog heel veel gelijksoortige dalen zijn niets anders dan een volledige onthulling van die tekst uit de schrift die als volgt luidt: `Wie spaarzaam zaait, zal ook karig oogsten.' Jullie vragen mij nogmaals: wie waren dan deze mensen op aarde? Ik zeg jullie: het waren op aarde zeer welgestelde mensen, die in hoog aanzien stonden en de arme, behoeftige mensheid veel goeds deden. Toch waren zij voor zichzelf de grootste weldoeners.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Jullie vragen: kunnen deze mensen hun bezit nooit vergroten? De mogelijkheid is wel voorhanden, maar zoiets gaat hier nog veel moeilijker dan bij jullie op aarde. Jullie weten echter hoe moeilijk het voor iemand is om zich met een kapitaal van zo'n duizend gulden langs de wettelijke weg van de rente op te werken tot miljonair. Kijk, nog moeilijker is het hier om zijn bezit te vergroten, want wat deze magere grond opbrengt is nauwelijks voldoende om deze drie personen het hoogstnodige voor hun levensonderhoud te verschaffen. Daarom komt men hier met sparen niet veel verder.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Kijk, daar zijn we al bij onze smalle kloof; hoe bevalt het jullie hier? Jullie zeggen: niet bepaald goed! Dat doet echter niet ter zake; als we maar eerst een scherpere blik op deze omgeving zullen werpen, zal ze jullie wel wat beter bevallen dan nu. Zie, daar naast de kloof loopt aan de linkerkant eveneens een nauwe langgerekte kloof die naar de middag toe doorloopt. Wat zien jullie daar? Jullie vertellen wat jullie zien: we zien naar beneden glooiende bergweiden met hier en daar een schaarse akker. Hier en daar, meer in de laagvlakte, is een klein huisje als tegen de berg aangedrukt gebouwd. Wederom hier en daar zien we grote en enorm hoge watervallen omlaag storten; bomen en struiken staan er hier en daar ook. Dit dal is dus zeer nauw door bergen omsloten, zoals dat op aarde in Zwitserland te zien is.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Toen je op aarde was, heb je weliswaar spaarzaam gezaaid en een magere oogst moest daarom noodgedwongen jouw aandeel zijn, maar met jouw magere oogst heb je niet meer gewoekerd; omdat jouw hart milder is geworden kon je geen arme aan jouw hut voorbij zien gaan zonder je karige oogst met hem te delen. Dat heeft jou geholpen en je tot een rijke bewoner van de hemel gemaakt. Kijk, deze broeder die je hier tegemoet kwam, zal je binnenleiden in jouw nieuwe bezittingen.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[12] Nu verdwijnt de Heer en de uitgezonden bode brengt de liefdadige, arme bewoner van deze streek over naar de gouden middag waar een nieuw eigendom, dat nauwkeurig is afgemeten naar het kapitaal van zijn liefdadigheid, op hem wacht.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Vervolgens gebeurt het ook dat de geest de arme landman met zijn kleine familie terug laat gaan. Als deze dan in zijn armelijke hut aankomt, wacht daar de Heer hem ook al met open armen op en maakt hem zelfs tot burger van de eeuwige morgen!
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Jullie zeggen alweer: maar om godswil, dat zijn toch geen mensen. Want deze wezens zien er uit als levende skeletten en zijn bovendien zo klein als dwergen. We zouden ze eerder tot de apen kunnen rekenen dan tot een of ander mensenras. Wat is er toch met deze arme wezens aan de hand? Zo armzalig, uitgehongerd en volkomen naakt; nee, deze wezens lijken er helemaal niet goed voor te staan.
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Want, zeggen ze verder nog, als ik mij tengevolge van het hoogste principe van mijn verstand boven alle wereldse nietigheden verhef en van de wereld niets anders verlang dan een karige voeding voor mijn maag en eenvoudige kleding voor mijn lichaam, dan ben ik daarover niemand iets verschuldigd. Wat mijn maag verteert, geef ik weer aan de aarde terug en de kleding van mijn lichaam kan mettertijd de aarde bemesten. Ik ben tussen deze twee behoeften een mijzelf leidende en volkomen beheersende god en ik ben zodoende een onbeperkte heer over mijn eigen wezen!
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Zo was de eigenaar van de eerste hut die jullie daar op de voorgrond zien, een zeer rijk man. Deze man heeft bij iedere gelegenheid de armen soms heel aanzienlijke toelagen geschonken, maar al deze toelagen tezamen maakten niet het tienduizendste deel van. zijn vermogen uit. Kijk nu, deze man had wel naastenliefde; maar als je zijn naastenliefde afweegt tegen zijn sterk overheersende eigenliefde, dan zullen jullie al gauw begrijpen, waarom hij hier nu zo'n heel schamele landman is. Jullie zeggen: we begrijpen het wel ongeveer maar nog niet helemaal. Goed, ik zal het jullie dadelijk nog eens heel duidelijk uitleggen, maar jullie moeten vooreerst weten dat men hier in het rijk van de geest ook buitengewoon veel verstand heeft van kapitaal- en renteberekening, en wel met een zodanige precisie dat er zelfs rekening wordt gehouden met de kleinste deeltjes van de renteopbrengsten.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Let nu goed op: deze schamele landman hier bezat op aarde een vermogen van rond de twee miljoen zilveren guldens. Volgens jullie wettelijke rentevoet bracht dit aanzienlijke kapitaal hem jaarlijks honderdduizend zilveren guldens aan rente op. Van dit kapitaal heeft deze man op aarde zo'n volle dertig jaar lang de vruchten geplukt. Daardoor is zijn oorspronkelijke vermogen nog met drie miljoen zilveren guldens toegenomen. De kosten van zijn huishouding bestreed hij met de samengestelde interest. Van deze samengestelde interest, die eveneens heel aanzienlijk was, deed hij ook allerlei uitgaven voor liefdadige doeleinden, die aan het eind van zijn leven bij elkaar opgeteld zo'n vijftigduizend gulden bedroegen. Hoe verhoudt zich deze som tot zijn basiskapitaal en de jaarlijkse rente die dit kapitaal opbrengt? Het is een vijfde deel van zijn jaarlijkse hoofdinkomen. Hij ontvangt echter jaarlijks, nadat zijn kapitaal tot vijf miljoen is gestegen, het vijfvoudige bedrag aan basisrente, terwijl de som van vijftigduizend gulden die hij aan liefdadige doeleinden besteedt, over zijn hele leven is verdeeld. Deze som wordt bij ons nauwkeurig over die dertig jaar verdeeld en het jaarbedrag wat daar dan uitkomt wordt als kapitaal aanvaard. Over dit kapitaal krijgt hij nu rente vergoed. Dit kapitaal maakt nu zijn hele bedrijf uit en de opbrengst van dit bedrijf stemt precies overeen met de wettige rente. De twee personen die zich aan zijn zijde bevinden, zijn z'n vrouw en een overleden zoon. Deze hebben in zekere zin in de geest van hun vader meegewerkt; daardoor hebben zij helemaal geen eigen kapitaal, maar moeten alle drie van de renteopbrengst van dit boerenbedrijf leven.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Er is maar één mogelijkheid voor de arme bewoners van deze streek om zich geleidelijk aan op te werken en die doet zich als volgt voor: er komen van tijd tot tijd verschrikkelijk arme pelgrims door dit nauwe ravijn binnen. Deze zijn gewoonlijk naakt en bijna uitgehongerd. Als deze pelgrims die huisjes zien, beginnen ze meteen te bedelen. Als zo'n landman in al zijn armoede zo'n bedelaar dan toch met open armen tegemoet treedt, hem in zijn schamele hut brengt, hem daar van de nodige kleding voorziet en zijn karige maal broederlijk met hem deelt, dan wordt door zo'n hulp zijn kapitaal met de helft vermeerderd, maar zo, dat hij zich er niet van bewust is. Doet hij zoiets vaker of neemt hij de zorg van zo'n heel armzalige op zich door tegen hem te zeggen: beste broeder, kijk, ik ben arm en heb niet veel, blijf echter toch maar hier dan zal ik dit weinige altijd broederlijk met jou delen zolang ik nog wat heb. En als we samen alles hebben opgemaakt wat ik heb, dan zal ik daarna met jou zonder meer naar de bedelstaf grijpen.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Als het dan zover komt dat hij zich ten gevolge van zijn naastenliefde zo van zijn hebben en houden heeft ontdaan dat hij dan werkelijk met zijn pelgrim naar de bedelstaf grijpt, dan wordt hij enige tijd in die situatie gelaten zodat hij moet bedelen voor het levensonderhoud, ten eerste voor zijn opgenomen arme medemens en daarnaast pas voor zichzelf; maar voor zichzelf dan zo, dat hij steeds het grootste deel aan zijn arme broeder geeft. Dan gebeurt het, dat de Heer een engelgeest, die hij niet als zodanig herkent, naar hem toestuurt; deze informeert naar zijn situatie, waarop hij dan zegt: beste vriend, je ziet dat ik arm ben; deze armoede is me evenwel niet tot last, maar ik ga er het meest onder gebukt dat ik mijn broeder hier niet meer kan helpen. Wat denken jullie dat er dan gebeurt? Nu keert de arme broeder zich om en zegt tegen hem: ik kwam naakt naar je toe en jij hebt mij gekleed; je hebt mij, hongerige en dorstige te eten en te drinken gegeven en je sloeg geen acht op jouw gaven zodat je zelfs met mij naar de bedelstaf moest grijpen en overal brood voor mij zocht. Kijk, daarom ben Ik nu echter ook jouw grote beloning want Ik, jouw arme broeder, ben de enige Heer van de hemel en alle werelden en Ik kwam bij je om je te helpen.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Als jullie nu deze mensen bekijken, oordeel dan zelf of zij een tuchtiging verdiend hebben. Jullie moeten zeggen: dat zeker niet! Volgende vraag: verdienen ze een beloning? Dan is het de vraag, welke beloning moeten zij dan krijgen? De hemel verachten zij en ze willen ook niet erkennen dat God boven hun verstand staat. Daarom is het toch het meest billijk dat ze het loon mogen behouden, dat hun eigen verstand hun oplevert.
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Nu jullie dit weten, zal de kleine skeletgestalte van deze mensen jullie ook niet meer zo beklagenswaardig en armzalig voorkomen als bij de eerste aanblik, want ze komt zoveel mogelijk met hun verstandelijke principes overeen. Jullie zeggen nu: dat is allemaal juist en we zien nu ook duidelijk in dat het hier dus niet anders kan en dat deze mensen zich in een andere gestalte en onder andere omstandigheden ongelukkiger zouden voelen dan juist in deze, welke hun het meest bevalt. Maar er is nog een andere vraag op de achtergrond, beste vriend!
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  990 - 991 - 992 - 993 - 994 - 995 - 996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010 - 1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015  ...