Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 1003 van 1088

...  991 - 992 - 993 - 994 - 995 - 996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010 - 1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016  ...
[1] Martinus bedankt Mij voor deze opdracht met zijn hele hart, gaat dan naar de deur en opent deze met groot gemak, ofschoon ze in haar verschijningsvorm een hoogte van twaalf manslengten en een breedte van zes van dergelijke lengten heeft.
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Nu de deur open staat, stijgt er uit meerdere duizenden kelen een kreet van verrukte ontzetting op. Allen houden hun handen voor de ogen, omdat het licht vol en uiterst intensief de gasten tegemoet komt. Niemand waagt om ook maar één stap verder naar voren of naar achteren te doen. Want de meesten zijn van mening, dat in dit reusachtig machtige licht ongetwijfeld de eigenlijke Godheid woont in alle oorspronkelijke volheid van haar macht, kracht en wijsheid.
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Het is wel waar, dat Ik de Zon van alle zonnen ben, het Licht van alle licht. Wie Mij heeft, die wandelt en handelt op klaarlichte dag. Maar omdat toch elk mens uit Mij nu een eigen en vrij wezen is, heeft hij ook zijn eigen licht. Dit moet even vrij in hem schijnen als de zon vrijelijk schijnt in de grote ruimtehal van haar planeten, even vrij als bij elk mens de ogen stralen en zo vrij als elk mensenhart steeds nieuwe gedachten naar boven stuwt. Daaruit komen dan vrije ideeën naar voren, daaruit de kennis van zichzelf en daaruit de grote erkenning van Mijn Godswezen, van Mijn liefde en wijsheid. Daarom wordt voor deze gasten nu ook deze deur geopend, opdat zij zichzelf kennen en dan pas Mij in alle waarheid. Zullen wij dan nu ook maar deze deur openmaken?'
Hoofdstuk 127: Bij de gesloten zonnedeur - De verhouding van licht tot werkzaamheid - Gedragswenken voor de sfeer van de wijsheid - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] (MARTINUS:) 'Broeders en zusters, wees niet bang voor datgene, wat door de Heer is bestemd om ons allen mateloos gelukkig te maken. Kom allemaal mee naar buiten, want dit licht is een vaste grond en men kan er op wandelen alsof het erts is!'
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Borem en Chorel brengen nu hun vrouwen naar buiten. Deze zijn heel bedeesd, beginnen tenslotte echter toch, door hun grote nieuwsgierigheid hun vrees overwinnend, hun voeten over de drempel van de deur te zetten. De monniken en de andere gasten, zoals de ouders van de nonnen en ook van een enkele monnik, volgen de vrouwen. Hierbij sluiten zich tenslotte de Chinezen aan en volgen hen met zeer voorzichtige stappen.
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Nadat dit grote gezelschap onder aanvoering van Martinus al een heel stuk op deze zonnebodem heeft afgelegd en zelfs Martinus zich al een beetje ongerust begint te maken, houdt hij een kleine rustpauze, gaat naar Mij toe en zegt:
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] (MARTINUS:) 'O Heer, o Vader, naar mijn gevoel zijn wij nu volgens aardse maatstaf wel meer dan 1000 mijlen van mijn huis verwijderd en hebben behalve enkele struiken nog niets te zien gekregen. Hoe ver en hoe lang zullen wij nog moeten wandelen, voor we een bepaald doel hebben bereikt?
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] Wij staan nu nog op een zeer hoog gebergte. Als we nu straks beneden in een dal komen, dan zal het licht al milder worden. Daar zul je massa's mensen zien en volop te doen krijgen, net als diegenen die hier met ons mee wandelen. Daaruit zal je dan pas het ware doel van onze reis duidelijk worden. Ga nu maar weer naar je post en voer je werk als gids uit!'
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] JOHANNES zegt: 'Luister eens, vriend en broeder Martinus, jij was bij mijn weten op aarde een grote vriend van Maria en ook van Jozef en andere heiligen. Hoe komt het dan, dat je je hier helemaal niet om hen lijkt te bekommeren? Ook om je familie, vader, moeder, broers en zusters, die al vóór jou hier naar toe kwamen en om nog een heleboel andere familieleden en vrienden bekommer je je niet! Zeg me eens, hoe dat komt?
Hoofdstuk 130: Enkele vragen van Johannes om Martinus op de proef te stellen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Wat zijn Maria en Jozef, wat alle zogenaamde heiligen, wat mijn aardse ouders, broers en zusters en alle andere vrienden vergeleken met de Heer! Als ik Hem heb, wat taal ik dan naar 1000 Maria' s en Jozefs, naar 1000 ouders, 10000 broers en zusters en naar allerlei ontelbare vrienden? De Heer zorgt voor hen allen, zoals Hij voor mij heeft gezorgd; en wat is er dan nog meer nodig? Ik denk dat iedere echte hemelburger zal denken zoals ik. Maar als hij anders denkt, dan moet hij noodzakelijkerwijs nog volmaakter zijn dan de Heer Zelf.
Hoofdstuk 130: Enkele vragen van Johannes om Martinus op de proef te stellen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] MARTINUS zegt: 'Een echte vreugde stellig, maar zeker niet een grotere, dan wanneer de Heer naar mij toekomt. Want in Hem alleen heb ik alles, en daarom gaat ook Hij alleen mij boven alles! Zie, zowel jij als broeder Petrus horen toch zeker tot de belangrijkste personen die de aarde droeg; geef ik jullie een voorkeursbehandeling? Ik heb jullie zeer lief, maar respecteer elke goede en wijze hemel burger evenveel als jullie. Want wij zijn immers allemaal maar broeders, en één alleen is de Heer! Is het niet zo?'
Hoofdstuk 130: Enkele vragen van Johannes om Martinus op de proef te stellen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Johannes zegt: 'Broeder, met zo'n ware wijsheid zul je het ook hier op de zon goed redden. Nu zie ik wel, dat je de ware wijsheid hebt. En zie, de weg gaat al naar beneden het dal in; we zullen nu met de wijzen van de zon te maken krijgen.'
Hoofdstuk 130: Enkele vragen van Johannes om Martinus op de proef te stellen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Martinus ziet nu werkelijk hoe de weg zich in duizend bochten over de uitgestrekte bergruggen naar beneden slingert een reusachtig dal in, waar hij echter nog helemaal niets kan onderscheiden.
Hoofdstuk 131: Afdaling in een zonnevallei - Het zien van de geesten - Voorwaarden voor een snelle of langzame reis in het geestenrijk - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Want ook geesten zien datgene waar ze nog geen kennis van hebben, als heel ver weg. Ze komen er dichterbij in dezelfde mate en verhouding, als hun wijsheid omtrent het betreffende object toeneemt. Dus betekent ook het afdalen van de hoge berg naar het diepe dal 'intreden in de volle deemoed en hierdoor in de grootste liefde, zonder welke geen enkele geest tot volle levenskracht kan komen'.
Hoofdstuk 131: Afdaling in een zonnevallei - Het zien van de geesten - Voorwaarden voor een snelle of langzame reis in het geestenrijk - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Omdat het hier uitsluitend zo is, als ik je heb gezegd, hoef je ook helemaal niet naar je voeten te kijken of deze snel of langzaam gaan. Kijk alleen maar naar je gemoedsgesteldheid en naar je inzicht, dan zal de beweging meteen snel genoeg worden. Begrijp je dat?'
Hoofdstuk 131: Afdaling in een zonnevallei - Het zien van de geesten - Voorwaarden voor een snelle of langzame reis in het geestenrijk - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  991 - 992 - 993 - 994 - 995 - 996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010 - 1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016  ...