Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1004 van 1490

...  992 - 993 - 994 - 995 - 996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010 - 1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016 - 1017  ...
[9] Het moet derhalve met deze liefde anders gesteld zijn, en dan kan het goddelijke centrum zich heel goed in een menselijke vorm openbaren. Wanneer deze door jullie beschreven liefde echter alleen een hongerige is, dan moet het voor jullie toch voor de hand liggen, in welke handen het wezenlijke van alle dingen zich zou moeten bevinden als de oneindige macht en kracht zich als het ware noodgedwongen met hen moest verzadigen.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Daar jullie mij echter over deze Christus verder nog hebben verklaard, dat Hij in zekere zin op grond van Zijn belofte Zich als de zich altijd openbarende almacht en oerkracht werkzaam onder jullie zou bevinden, dan moeten jullie toch duidelijk inzien dat ik vanuit deze mij gegeven sfeer niets kan zeggen, noch ervoor noch ertegen. Het komt bij dergelijke zaken altijd op eigen ervaring aan.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Zou ik deze Christus of het vermenselijkte goddelijke centrum, zelf-kunnen aanschouwen, dan zou ik ook heel zeker weten in hoeverre het waar is. Maar zo, geachte vrienden, moeten jullie genoegen nemen met wat ik heb gezegd. Maar kunnen jullie deze Christus hier bij me brengen, dan kunnen jullie ervan verzekerd zijn dat ik zijn Wezen, voorzover het in mijn sfeer ligt, niet onverstandig zal beoordelen, maar er mag niets boven mijn sfeer uit gaan!
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[12] De aanvoerder zegt: stel dat deze Christus als het meest liefdevolle Wezen hiernaartoe zou komen en je zou gebieden Hem te volgen, wat zou je dan doen?
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] De aanvoerder zegt: luister wijze man, we hebben uit jouw uiteenzetting goed kunnen opmaken dat je een uitmuntend verstand bezit en weten nu precies waar we aan toe zijn. Er is echter nog één punt dat ons nog niet volledig duidelijk is. Het gaat namelijk om het volgende: waarom hebben op de hemellichamen al die talloze vegetatieve producten inclusief de soorten van het dierenrijk vóór alles het licht nodig voor hun vegetatie en hun dierlijke ontwikkeling? Het is alle natuurgeleerden maar al te goed bekend dat in een totaal lichtloze ruimte bijna geen vegetatie plaatsvindt en dat dieren in een totaal lichtloze ruimte heel vlug ziek worden en helemaal ten onder gaan. Toch schijnen ze volgens jouw uitspraak geen noodzakelijke lichtconsumenten te zijn, daar ze helemaal geen denkende wezens zijn en, volgens het resultaat van een grondig onderzoek, dat ook niet kunnen zijn. Deze bedenking maken we echt niet omdat we jouw heldere inzicht in twijfel zouden willen trekken, maar om onszelf voor iedere eventueel te verwachten valstrik te vrijwaren.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] De verstandspreses zegt: deze bedenking is me zeer welkom. We zullen haar meteen voor de rechterstoel van het zuivere verstand slepen; luister dus! Krachtens de noodzakelijke stomheid betreffende het eigen bestaan zouden deze dingen evenmin licht nodig hebben als het donkere middelpunt van een hemellichaam dat heeft. Omdat naast hen ook wij bestaan als producten van het licht, kunnen we toch onmogelijk de omgekeerde conclusie trekken, dat wij bestaan omwille van hun, evenmin als een mens kan zeggen: ik besta opdat dit huis door mij bewoond wordt en ik het verzorg. Het huis is er voor de mens maar niet de mens voor het huis. Als het licht ons dus heeft voortgebracht, dan moest het toch noodzakelijkerwijs eerst uit zichzelf die voer waarden scheppen, die voor ons lichtverwante bestaan noodzakelijk Daarom is voor de door jullie genoemde dingen het licht ook onontbeerlijk, opdat ze als consumptie kunnen dienen voor onze lichtverwante behoeften. Ik bedoel hier echter niet de consumptie van de dierlijke maag, die ook in een donkere ruimte kan worden verzadigd, maar de hogere consumptie van de geest, die zich alleen kan verzadigen aan begrippen en vormen die net als hijzelf uit het licht voortkomen. Een boom in het middelpunt van de aarde zal met al zijn vruchten de geest geen verzadiging bieden zolang hij niet zelf in het licht wordt gebracht en aan het licht verwant wordt. Kijk, mijn lieve vrienden, hiermee is jullie twijfelachtige kwestie opgelost. Mocht er voor jullie nog iets duister zijn, deel het dan heel openhartig mee.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[16] En Christus als de aanvoerder zegt: het worde licht in deze sfeer en jij, kale streek, worde tot een paradijs!
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[18] Maar laat mij in Uw genadesfeer de allergeringste zijn! Ik weet dat U mijn horizon kunt verwijden, net zoals U mijzelf zoals ik ben, uit Uzelf hebt gegeven; ik ben aan deze sfeer als de meest bekrompene van alle levende sferen gewend geraakt, laat me dan ook als de allergeringste onder al degenen die U voor Uw genade waardig hebt bevonden, in deze sfeer blijven. Geloof me, o Heer, en zie het in mijn geheel van u uitgegane wezen, dat mijn geest nooit in staat was zich voor te stellen dat ik U, oneindige Gever, ooit in Uw Oerwezen zou aanschouwen. Omdat ik U nu zo heb aanschouwd, zijn door deze aanblik ook alle grootste levensvoorwaarden van mijn geest vervuld.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Kijk nu maar eens voor je uit in de omgeving waarin we ons nu bevinden; hoe bevalt ze jullie? Jullie zeggen: wat een vraag! Hoe zou deze omgeving ons bevallen, het is hier zo donker dat we eigenlijk meer tasten dan zien. We moeten ons aan jou vasthouden, anders zijn we kennelijk verloren, want we zien niet eens de grond waarop we staan. We weten dus niet waarop we lopen; is het steen, zand, modder of water. Want zoals gezegd, we zien hier niets; niet eens jou of onszelf.
Hoofdstuk 28: De dalen van rijken, geleerden, vernuft- en verstandsmensen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Ja lieve vrienden, hier is het nu eenmaal zo. Jullie vragen mij, of er in deze streek misschien ook levende wezens bestaan? Ik zeg jullie: je vindt niet gauw een streek die zo dichtbevolkt is als deze, want hier kan men werkelijk zeggen: op deze markt der duisternis wemelt het van de mensen.
Hoofdstuk 28: De dalen van rijken, geleerden, vernuft- en verstandsmensen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] De verstandspreses: hoe bekijken jullie jezelf met betrekking tot het oneindige? Jullie zeggen: niet anders dan eindig en begrensd. Kijk, jullie geven met dit antwoord zelf al de algemene reden aan waarom ik voor mij deze streek als verblijfplaats heb gekozen. Daarom zeg ik jullie: werkelijk wijs is slechts hij, die de grenzen van zijn verstand heeft gevonden en dan met dit verstand inziet hoeveel er nodig is voor de verzadiging van zijn geest. Deze omgeving komt volkomen overeen met de door mijn verstand bepaalde grenzen en het devies van dat verstand luidt daarom: wees altijd tevreden met hetgeen overeenkomt met je beperktheid, ga nooit buiten de kring van je inzichten en ken en vind jezelf in deze kring; dan heb je het geluk van je leven in de meest volmaakte en jouw meest aansprekende vorm gevonden. Kijk, om die reden is deze omgeving, die jullie zeer onherbergzaam vinden, voor mij volkomen geschikt omdat ze niet meer biedt dan juist zoveel als overeenkomt met de grenzen van mijn verstand. Als ik derhalve iemand ergens mee van dienst kan zijn, dan kan ik dat toch alleen maar binnen de horizon van mijn inzichten; daarbuiten zou ik een leek zijn en niet in staat iemand ook maar de geringste dienst te bewijzen. Hieruit kunnen jullie opmaken waarom ik juist deze omgeving en geen andere heb gekozen om er te wonen. Mochten jullie echter denken dat ik mij door mijn wijsheid wellicht tot ijdelheid zou laten verleiden om voor anderen als een licht te stralen, dan zouden jullie je zeer in mij vergissen. Want mijn onwankelbare grondbeginsel luidt als volgt: als je iemand van dienst wilt zijn, ken dan goed de hele sfeer waarin je hem van dienst wilt zijn. Ken je die sfeer niet, blijf dan mooi thuis met je filantropie, want wie meer wil geven dan hij heeft, is of een dwaas of een bedrieger.
Hoofdstuk 26: Vervolg van het bezoek bij de stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] De aanvoerder zegt: je hebt bij je wijze uiteenzetting gesproken over een bepaalde limiet van de horizon van jouw kennis en dat het heel onverstandig zou zijn zich buiten deze horizon te begeven. Dit laatste begrijpen we, want werkelijk, niemand kan iets doen dat zijn krachten te boven gaat, en wil hij dat toch, dan is hij zeker een dwaas in zoverre hij zijn grenzen wil overschrijden. Maar kijk, toen je geboren werd, had jouw verstand zeker niet zo'n uitgestrekte horizon als nu het geval is. Je hebt dus kennelijk de kleine horizon van je inzichten steeds meer en meer vergroot, zodat je door dit vergroten die horizon tot de tegenwoordige verbazingwekkende omvang hebt gebracht. Het is dus de vraag of zo'n horizon als reeds volkomen gefixeerd moet worden beschouwd of dat hij nog tot verdere uitbreiding in staat is. Ik voor mij ben van mening: ook al breidt het begrensde zijn horizon nog zo ver uit, het zal desondanks nog steeds zijn begrenzing houden en nooit het gevaar lopen de oneindigheid te vullen.
Hoofdstuk 26: Vervolg van het bezoek bij de stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] De aanvoerder zegt: we hebben tegen jouw uitspraak in feite weer niets in te brengen want ze is op zich volkomen juist. Maar jij, beste vriend, geeft jouw antwoorden duidelijk altijd opzettelijk op zo'n wijze manier dat wij daarin steeds een nieuw aanknopingspunt vinden waarover we bij jou opnieuw raad menen te moeten inwinnen. Zo heb je bij deze wijze uiteenzetting gezegd dat de mens net als al het andere begrensde, een gegeven en niet een zichzelf scheppend iets is. Als dit zeker het geval is, rijst al gauw de vraag wie dan de gever is; want bij het gegevene wordt evenzeer een gever verondersteld als bij een of ander verschijnsel de daarmee overeenstemmende oorzaak. Daarom willen wij graag aan jou over de gever een nadere opheldering vragen.
Hoofdstuk 26: Vervolg van het bezoek bij de stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] De verstandspreses zegt: beste vrienden, wat de gever betreft, deze staat boven de horizon van onze kennis en we hebben alles gedaan als we onszelf herkend hebben als een gegeven iets. Willen we echter de gever bestuderen, dan doen we niets anders dan wanneer we met een passer in de hand de omtrek van de oneindigheid zouden willen opmeten. Dat is zeker waar, omdat zich boven een bepaalde cirkel tot in het oneindige grotere cirkels laten denken, waarmee de kleinste cirkel gelijkenis vertoont. Maar wanneer deze kleinste cirkel volkomen gelijk zou willen worden aan een grotere boven hemzelf, dan zou hij eerst uit elkaar getrokken moeten worden, zijn veel kortere omlijning naar de ronding van de grotere cirkel moeten uitstrekken om dan daarmee gelijk te gaan lopen. Dat is wel te doen, maar de ervaring zal Ieren dat de op deze manier uitgestrekte lijn van de kleinste cirkel misschien nauwelijks met het duizendste deel van een aanzienlijk grotere cirkellijn in aanraking zal komen. En zo zal ook slechts dit deel gelijk met haar opgaan; alle andere duizendste delen zullen echter voor deze veel kortere lijn toch eeuwig onbereikbaar blijven. Kijk, in dit voorbeeld hebben slechts twee begrensde cirkels met elkaar te maken. Neem nu eens deze kleinste cirkel en meet met zijn uitgestrekte cirkellijn de oneindige, onbegrensde cirkel en vraag je daarna af, hoe zo'n werk of onderneming, verstandelijk gezien, beoordeeld zou moeten worden. Ik denk dat er in de menselijke hersenen geen grotere dwaasheid kan worden uitgedacht; zo is het ook als wij van de oneindige Gever zouden willen doorgronden wie Hij is. Daarom is het, zoals ik al eerder heb gezegd, voor ieder mens voldoende als hij zichzelf als een bepaald gegeven erkent, en dus ook het afgegrensde gebied van zijn inzichten. Wat de Gever betreft, deze gaat de gegevene in het minst niet aan, daar Hij kennelijk oneindig verheven moet zijn boven al het gegevene. Wat kan een appel nog worden wanneer hij volledig gerijpt is? Wat een cirkel, wanneer de van een bepaald punt uitgaande lijn zichzelf weer heeft bereikt? Laat hem blijven wat hij is, dan zal hij volmaakt zijn zoals hij gegeven werd. 8 De aanvoerder zegt: je hebt ons nu over alles een goed antwoord gegeven. Maar desondanks hebben we nog één vraag en deze luidt als volgt: in de streek waar wij vandaan komen, wordt door een zo te zeggen betere groep voortdurend de liefde tot God gepredikt, maar wij weten niet hoe we dat, uitgaande van jouw wijze inzichten, moeten opvatten. Want wij verstaan onder liefde een vastgrijpen en een tot zich trekken. Maar hoe kan een begrensd wezen of een begrensde kracht een onbegrensde kracht vastgrijpen en naar zich toetrekken?
Hoofdstuk 26: Vervolg van het bezoek bij de stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] En ik, jullie gids, zeg tegen hem: luister vriend, er bestaat een God die rechtvaardig is en deze God is niemand anders dan jouw oudewijvenChristus! Laat dit een genadestraal voor jou zijn, opdat je zult weten tot wie jij je moet wenden als het je nog slechter zou vergaan dan nu.
Hoofdstuk 28: De dalen van rijken, geleerden, vernuft- en verstandsmensen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  992 - 993 - 994 - 995 - 996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010 - 1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016 - 1017  ...