Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1007 van 1490

...  995 - 996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010 - 1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016 - 1017 - 1018 - 1019 - 1020  ...
[10] A zegt: ja beste vriend, nu komt jouw zaak inderdaad in een heel ander licht te staan en ik kan er nu niet meer omheen, mij helemaal bij jouw mening aan te sluiten. Ja, ja, als het niet zo was, vanwaar kwam dan deze goud- en zilverzucht van het tegenwoordige roomse pontificaat? Desondanks moet ik hierbij toch nog bekennen dat de eigenlijke zuivere zedenleer van Christus, waar ze ook vandaan mag komen, boven alle kritiek verheven en goed is. Dat heeft mij ook nog het meest aan het christendom gebonden. Dat zich mettertijd menige zelfzuchtige parasiet op deze zuivere boom heeft vastgezet, dat, sta me toe, is ook onmiskenbaar; maar ik moet je zeggen, en dat idee komt juist bij me op: als ik mogelijkerwijs ooit ergens zo'n zuivere Christus zou ontmoeten, werkelijk, ik zou Hem onmogelijk vijandig gezind kunnen zijn!
Hoofdstuk 29: In het rijk van de duisternis van het ongeloof - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Luister nu, wat deze twee allemaal met elkaar zullen bespreken. Zij zegt: de lieve hemel moge u groeten! Het verheugt mij van ganser harte dat het lieve toeval ons eindelijk eens bij elkaar heeft gebracht. Toch moet ik u bekennen dat ik nooit had gedacht u op zo'n plaats te ontmoeten, want ik heb altijd gedacht dat u, God weet hoe zalig, al in de hemel bent omdat u, voor zover ik me kan herinneren, op aarde toch zo'n vroom en rechtschapen man was. U was toch een zeer geleerde professor voor de geestelijkheid en er zijn door u zo veel brave en waardige geestelijken in de zielzorg gegaan. En nu, lieve hemel, moet ik u hier op deze miserabele plaats zo ellendig aantreffen, waarin ik, de lieve God weet waarom, twee maanden geleden ook terecht ben gekomen.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Zij zegt: nee, mijn lieve hemel, als ik er aan terugdenk wat een streng leven u hebt geleid en hoe u op aarde helemaal geen bezittingen hebt gehad. Wanneer u preekte zaten alle mensen in de kerk toch maar te zuchten en te wenen en wat voor mooie lessen en vermaningen hebt u in de biechtstoel gegeven. Hoc aandachtig hebt u het heilig misoffer opgedragen; daarom kan ik werkelijk niet begrijpen, hoe ti hier terecht bent gekomen. Voor mensen zoals wij is dat wel te begrijpen, want men heeft misschien menige zonde in de biecht verzwegen omdat men zich deze ondanks alle gewetensonderzoek niet meer kon herinneren. Maar hoe u, die dat toch allemaal wel heeft gekund en zijn leven met al zijn doen en laten zeker grondig heeft onderzocht, hier terecht bent gekomen, dat zal zoals gezegd, de lieve hemel weten, als er al een mocht bestaan. Hebt u dan helemaal geen vermoeden waarom u hier terecht bent gekomen?
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Ik vermoed dat er noch een God noch een of andere hemel bestaat en ik vermoed om gegronde redenen dat wij mensen niets anders zijn dan werken van de natuur. Wanneer de grove materie als een huls van de natuurlijke levenskracht wegvalt, blijft de natuurlijke levenskracht nog een tijd lang bestaan. Maar ook zij sterft geleidelijk aan af; de kracht verspreidt zich in de ruimte zoals de kracht van het buskruit buiten de loop van een kanon, en dan is het met de mensen die zoveel hoopten en verwachtten voor eeuwig gedaan. Als u mij goed aankijkt en ziet hoe ik nu reeds de uiteindelijke totale ontbinding en vernietiging nader, zal mijn vermoeden u zelfs in deze stikdonkere nacht nog helderder worden dan op aarde de zon op een heldere middag.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Lieve vrienden, jullie hebben gelijk. Juist voor deze redevoering heb ik jullie hierheen geleid. Jullie zeggen echter: aangezien dit hele rijk van de nacht slechts een eindeloos vlakke zandbodem lijkt te zijn en we hier nergens een verhoging hebben gevonden, zouden wij wel eens willen weten hoe het deze spreker mogelijk is om zich een flink stuk boven zijn toehoorders te plaatsen. Het is goed dat jullie dit vragen, want hier heeft het meest onbeduidende een grote betekenis. Deze spreker heeft van zand een heuveltje opgeworpen en aangestampt, maar zoals de samenstelling van zijn sprekerspodium is, zo zal ook zijn toespraak zijn. Zolang de spreker op zijn zandpodium rustig blijft, zal deze hem wel dragen. Als hij echter daarop wat meer houvast zoekt, zal de zandheuvel ineenzakken en zal hij vanaf zijn hoogte omlaag komen tot op dezelfde bodem waarop zijn toehoorders zich bevinden. Nu heeft hij een teken gegeven dat hij zal spreken; dus zullen we in het verborgene ook heel goed naar hem luisteren.
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[15] Bestaat er eigenlijk wel een of andere God? En het `met Abraham en Isaäk plaatsnemen aan een met hemelse spijzen welvoorziene tafel' lijkt hier ook niet vanzelfsprekend te zijn! Als ik nu op aarde zou zijn, kon ik me erop beroemen een van de meest steekhoudende uitleggingen over dergelijke veelbelovende schriftteksten te kunnen samenstellen. Zo zou ik 'Abraham en Isaäk' als duisternis en zand voorstellen en de welvoorziene tafel als het mooie IJslandse mos, een werkelijk waardige kost voor rendieren en elanden! En aan degene die ons kan zeggen dat wij er beter aan toe zijn dan deze armzalige dieren van het met ijs bedekte noorden, zal ik ogenblikkelijk mijn wankele podium afstaan. Ik denk echter dat we, om dat in te zien, slechts aan onze buik hoeven te voelen om te vernemen, hoe deze zwaar te verteren kost er nog als dor stro in rondbruist. Als we bovendien nog één blik op deze goed verlichte grond werpen, dan is het bewijs voor ons eland- en rendierschap meer dan duidelijk geleverd.
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Als jullie eens heel goed willen kijken, dan zullen jullie wat meer naar rechts iets gewaarworden dat op een soort stofwolk lijkt. Jullie bevestigen dat je het ziet; dat is goed. Laten we ons daarom maar heel vlug naar deze stofwolk begeven, dan zullen we er spoedig dichterbij komen en haar gedetailleerder beschouwen. Jullie vragen: wat betekent hier zo'n stofwolk eigenlijk? Ik zeg jullie: niet bepaald veel; jullie hebben op aarde vaak iets gehoord over de zogenaamde grootdoeners, en kijk, dit is een overeenkomstig beeld van hen. Waarom en op welke manier, daarvan kunnen jullie je in de nabijheid van dit verschijnsel spoedig overtuigen. Daarom nog maar enkele schreden en we zijn bij het verschijnsel.
Hoofdstuk 33: Over geestelijke verschijningsvormen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Kijk nu, daar zijn we al; wat zien jullie? Jullie zeggen: we zien nu geen stofwolk meer maar in plaats daarvan een groot gezelschap van dwergachtig verkommerde mensen van beiderlei kunne. Deze dwergmensen bluffen tegen elkaar, gaan op hun tenen staan en de een wil nog groter zijn dan de ander. De kleinsten nemen zelfs zand in hun hand, werpen het boven zich omhoog en lijken daardoor de anderen te willen aanduiden wat voor reuzen zij zijn. Jullie hebben het goed gezien, want zo komt de aard van hun gezindheid tot uitdrukking.
Hoofdstuk 33: Over geestelijke verschijningsvormen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[16] De goede wereldverlosser Christus heeft waarschijnlijk ook niet goed geweten hoe het hemelrijk waarover Hij preekte er uit ziet, want had Hij dat geweten, dan had Hij zich zeker niet aan het kruis laten slaan. Als Zijn geprezen God-Vader Hem na de kruisiging, evenals ons, heeft laten zitten, dan zal deze in wezen werkelijk eerbiedwaardige man heel verbaasd hebben staan kijken, toen Hij tenslotte het door Hem ingestelde heilige avondmaal veranderd zag in deze mooie mosvlakte. Om deze te zien moeten wij zeker niet minder moeite doen dan de parelvissers om de parels te zien op de boden van de zee. Dat dit allemaal werkelijk zo is, hoeft verder helemaal niet meer te worden bewezen. Maar nu, geëerde toehoorders, stel ik jullie een andere belangrijke vraag en deze luidt als volgt:
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[17] We zijn nu eenmaal hier, dat staat buiten kijf; maar hoe lang moeten we in dit sobere rijk blijven wonen? Zal het met ons bestaan ooit nog eens goed aflopen? Of zullen we het allerzaligste genoegen hebben misschien voor eeuwig rond te moeten dolen in deze met zegeningen overspoelde landouwen? Kijk, dat is een buitengewoon belangrijke vraag; maar juist deze belangrijke vraag roept om iemand die haar zou willen beantwoorden. Geëerde toehoorders, wat dat betreft kunnen jullie ervan verzekerd zijn dat jullie eerder van een steen een antwoord krijgen dan van mij. Ik wil niemand bij voorbaat uitsluiten, want zoveel hoofden zoveel zinnen. Ik denk echter dat bij deze buitengewone verlichting van ons grote toneel, iemand hierover amper iets zinnigs aan het `daglicht' kan brengen, want om iets in een helder licht te stellen moet er ook licht voorhanden zijn en voor daglicht is zon nodig.
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[18] Hier echter iets duidelijk aan het licht brengen betekent met andere woorden niets anders dan zichzelf en alle anderen voor gek verklaren. Ook is het waar dat de grote geleerden van de aarde hier heel veel tijd om na te denken zullen krijgen. Gelukkig zijn ze, als ze veel materiaal meebrengen, want met deze drie elementen: duisternis, zand en mos, zullen ze heel gauw klaar zijn. Microscopen en andere kijkinstrumenten kunnen ze gevoeglijk op aarde achterlaten, want ze mogen blij zijn als ze met het blote oog op de zanderige bodem een schraal mosveld ontdekken. En ook voor astronomen is hier belachelijk slecht gezorgd. Geleerden en zeer belezen bibliothecarissen zullen zich ook ontzettend vervelen, want op dat gebied zullen ze hier niets vinden. Ook voor grote artiesten en virtuozen is het hier slecht zakendoen, want ze zullen allemaal letterlijk niet in het gras, maar in het mos moeten bijten! Hier begrijp ik het gezegde: `in het gras bijten' ook pas volkomen en zie in dat het zeker van veel oudere oorsprong moet zijn dan menig auteur en geschiedschrijver had kunnen dromen. Dit spreekwoord moet afkomstig zijn van de oeroude Egyptische wijzen, die zeker wel iets afwisten van het heerlijke lot dat de stervelingen hier wacht.
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[19] Zeer geëerde toehoorders, als trouwens alle op aarde levende mensen een lot wacht zoals wij nu hebben, wat ik bepaald niet wil betwijfelen, dan ben ik van mening dat de eerlijke Mozes en de doodeerlijke Christus in dit opzicht met hun wetgeving een zeer wankele en zinloze weg zijn ingeslagen. Zouden zij, en heel in het bijzonder Mozes met zijn wonderstaf, in plaats daarvan op de aarde hebben geslagen en daarbij hebben gezegd: zon verduister, we hebben voor onze domheid genoeg aan sterrenlicht, en jij aarde moge tot een zandwoestijn worden waarop niets anders dan hier en daar echt IJslands mos zal groeien, dan had de hele strenge wetgeving van donder en bliksem mooi achterwege kunnen blijven. Want onder die omstandigheden moet het zondigen toch vanzelf een grotere zeldzaamheid worden dan echte diamanten in Groenland, Spitsbergen of Nova Zembla. Ik zou wel eens willen zien wie hier zou kunnen roven of stelen en wie hier met deze vette kost en ons bekoorlijk skeletachtige uiterlijk nog wellustig kan zijn. Ook een leugenaar zou ik hier, als ik het had, met goud willen betalen; en wat zou iemand hier tot moord kunnen aanzetten? Om daar achter te komen, zou voor ons met al onze schatten en rijkdommen, zeker nog veel moeilijker zijn dan voor astronomen met hun optische instrumenten, het ontdekken van planeten van andere zonnen. Om kort te gaan, we kunnen doen en praten wat we willen, toch ben ik ervan overtuigd dat we ons lot geen zier zullen verbeteren! Ik heb hier reeds reizen ondernomen, verder dan die van Christoffel Columbus, en deze zee van zand en duisternis in alle richtingen doorkruist, maar mij is het geluk niet ten deel gevallen om: land, land! te kunnen uitroepen maar alleen: nacht, mos en zand! Daarom besluit ik mijn redevoering met de volgende mening:
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Wanneer jullie nu deze twee gegeven situaties naast elkaar zetten, kunnen jullie daaruit de volgende conclusie trekken: van veraf bezien treedt het werkelijke aanzicht van een zaak naar voren; dichterbij gaat het totaalaanzicht al meer en meer verloren en in plaats daarvan komen de afzonderlijke delen meer naar voren. Van heel dichtbij gezien is van het oorspronkelijke aanzicht helemaal niets meer te ontdekken; in plaats daarvan springen de details des te duidelijker in het oog.
Hoofdstuk 33: Over geestelijke verschijningsvormen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Maar hier in het rijk van de geesten wordt een mens voor een handeling nooit veroordeeld wanneer hij deze heeft uitgevoerd met een rechtvaardigheidsgevoel dat zijn geweten niet verontrustte en dat was ook bij deze mensen het geval. Voor hen is niets volle werkelijkheid, noch het goede noch het kwade, maar alles is in zekere zin slechts een politieke, min of meer slimme komedie. Om die reden zijn ze ook hier, opdat al het ijdele en valse in hen mag worden verteerd. Wanneer dat, al gaat het uiterst langzaam, tot stand is gebracht, worden ze pas uit deze omgeving herboren en komen in de dalen rechts op de achtergrond terecht, waar we onze stoïcijnen hebben leren kennen.
Hoofdstuk 33: Over geestelijke verschijningsvormen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Een ander voorbeeld zien jullie bij je kinderen, die in hun zwakheid vaak sterker zijn dan de allergrootste held, voor wie duizenden en nog eens duizenden sidderen. Laten we aannemen dat de held een vader is die een klein kind heeft dat nog nauwelijks in staat is iets verstaanbaars te brabbelen. Er mogen duizenden naar deze held toekomen om hem van een idee af te houden, toch zullen ze zeker niets bereiken. Maar dit kind hoeft hem maar aan te kijken, hem toe te lachen en dan tegen hem te zeggen: papa, blijf bij me, ga ditmaal niet weg, want ik ben zo bang dat je ongelukkig wordt; en de held wordt teergevoelig en luistert naar zijn kind.
Hoofdstuk 34: Wederzijdse beïnvloeding van echtgenoten in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  995 - 996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010 - 1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016 - 1017 - 1018 - 1019 - 1020  ...