Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 1008 van 1088

...  996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010 - 1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016 - 1017 - 1018 - 1019 - 1020 - 1021  ...
[41] DE WIJZE zegt: 'Jij verlangt teveel van mij. Als ik deze noodzakelijke hulpmiddelen van mijn kracht, macht en wijsheid weg leg, dan kan ik immers niets meer tot stand brengen. Wie zal mij gehoorzamen, als ik geen macht heb, wie zal zich aan een krachteloos iemand toevertrouwen? En wie zal naar mij luisteren, als ik geen wijsheid heb? Daarom moet je geen dingen van mij verlangen, die niet passen bij mijn hoogste waardigheid!'
Hoofdstuk 161: Martinus' gemakkelijke overwinning in het gesprek over de wijsheid met de domme, trotse oudste van de zonnetempel - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Het doel waarom wij hier naar toe komen is in de eerste plaats, om de nieuw aangekomenen in deze wereld in de hogere liefdediensten binnen te voeren en in te wijden. Daarna willen wij jullie, als bewoners van deze lichtwereld, en wel slechts enkele gemeenten die zich van het goede pad hebben afgewend, weer oprichten.
Hoofdstuk 163: Petrus geeft informatie over het gezelschap dat is aangekomen en over het doel van zijn bezoek - Bedenkingen van de wijze over de zichtbaarheid van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] PETRUS zegt: 'Nu, luister dan. Wij allen, zoals je ons hier ziet, zijn op de eerste plaats kinderen van God, dat wil zeggen naar jullie voorstelling kinderen van de allerhoogste Geest. Maar ten tweede zijn enkelen van ons ook de eerste belangrijkste dienaren van de Allerhoogste en juist de Allerhoogste Zelf heeft hen tot een steunpilaar van Zijn kerk in de gehele oneindigheid aangesteld. Weliswaar eerst alleen maar op aarde, dat is op die planeet, die jullie de Heilige Planeet noemen. Toen ze daar hun opgave met vreugde en toewijding hadden vervuld, werden ze, nadat hun het lichaam op smartelijke wijze was afgenomen, meteen tot Hem in de hoogste van alle hemelen verheven, om van Hem alles te krijgen wat Hij Zelf heeft en dus de hoogste van alle zaligheden voor eeuwig ongestoord te kunnen genieten. Maar ook om in een dergelijke zaligheid die taak in de meest uitgebreide zin uit te voeren, die ze op aarde - weliswaar in zeer beperkte omvang - hebben verricht. En weet dus dat ik, Petrus, en de derde daar, Johannes, zulke dienaren zijn. Maar de anderen zijn allemaal min of meer beginnelingen in deze wereld en in de eerder genoemde werkzaamheden.
Hoofdstuk 163: Petrus geeft informatie over het gezelschap dat is aangekomen en over het doel van zijn bezoek - Bedenkingen van de wijze over de zichtbaarheid van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Maar omdat juist dit laatste een moeilijke aangelegenheid is die onze krachten te boven zou kunnen gaan, is ook God de Heer Zelf in alle volheid van Zijn kracht en macht aanwezig. En dat in zichtbare mensengedaante, welke gedaante de eigenlijke goddelijke is, daar God ons mensen naar Zijn evenbeeld zowel uiterlijk als innerlijk heeft gevormd. Want Hij nam geen andere vorm voor Zijn gunstelingen dan de allereerste oervorm van Zijn eeuwige liefde.
Hoofdstuk 163: Petrus geeft informatie over het gezelschap dat is aangekomen en over het doel van zijn bezoek - Bedenkingen van de wijze over de zichtbaarheid van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] PETRUS zegt: 'Vriend, nog een klein beetje geduld en je zult dat, wat je nauwelijks mogelijk lijkt, heel wel mogelijk vinden. Maar nogmaals, een beetje geduld, Hij komt Zelf hier naar toe; door Hem zul je het het gemakkelijkst begrijpen!'
Hoofdstuk 163: Petrus geeft informatie over het gezelschap dat is aangekomen en over het doel van zijn bezoek - Bedenkingen van de wijze over de zichtbaarheid van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] DE WIJZE zegt: 'Beste vriend, die zal het toch niet zijn, die daar tussen twee vrouwen wandelt? Voor hen uit lopen - zoals het mij voorkomt - die drie dochters van dit huis, die wij eerder naar de plek hadden gezonden waar jullie waren en niet verder wilden of mochten gaan?
Hoofdstuk 164: Logische uiteenzetting van Petrus en het opheffen van de twijfel van de oudste der zon aangaande de zichtbaar aanwezige Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] PETRUS zegt: 'Vriend, Hij is al tamelijk dicht bij ons. Zie Hem eens met je scherpe ogen heel vast aan en zeg me dan, of Hij er wel zo vreeswekkend, grimmig en verschrikkelijk uitziet. Zeg mij ook of de drie dochters van dit huis die voortdurend naar Hem omkijken en zeer vrolijk gestemd lijken te zijn, mogelijk ook iets van jouw grote vrees in zich bespeuren?'
Hoofdstuk 164: Logische uiteenzetting van Petrus en het opheffen van de twijfel van de oudste der zon aangaande de zichtbaar aanwezige Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] Want de toorn is alleen van God en de wraak van de rechter. De liefde echter is van de Vader en deze geeft Hij aan Zijn kinderen, zoekt ze bij hen en komt, als Hij komt, noch in toorn noch in wraak. Hij komt altijd in de liefde als een Vader tot Zijn kinderen, die Hij juist uit liefde naar Zijn gedaante heeft gevormd en in hun hart de wonderbaarlijke bestemming heeft gelegd om helemaal dat te kunnen worden, wat Hij Zelf is.
Hoofdstuk 164: Logische uiteenzetting van Petrus en het opheffen van de twijfel van de oudste der zon aangaande de zichtbaar aanwezige Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] DE WIJZE zegt: 'Beste vriend, ik zie dat jij ontzaglijk wijs bent. Er valt niets in te brengen tegen de door jou naar voren gebrachte grondstellingen. Alleen denk ik, dat het scheppend vermogen altijd inherent blijft aan de Schepper: of Hij geïsoleerd op Zich Zelf bestaat of dat Hij, tengevolge van de uit Hem stromende activiteit, Zijn schepsel als een vat, met Zich Zelf vult, natuurlijk afhankelijk van het opnamevermogen, dat het schepsel toebedeeld is.
Hoofdstuk 165: Johannes in tweegesprek met de wijze van de zon - De verhouding tussen Schepper en schepsel - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] Het valt overigens niet te betwisten, dat het scheppend vermogen in het schepsel identiek is aan dat van de Schepper, zoals ook omgekeerd het geval is; maar ik vraag: in welke verhouding? En deze proportie moet toch ook goed de aandacht hebben, omdat daaruit maar al te duidelijk naar voren komt, dat tussen Schepper en schepsel ondanks alle natuurlijke en morele gelijkheid een dergelijke kloof toch voor eeuwig moet blijven bestaan, daar ze noch van de ene noch van de andere kant ooit volledig kan worden overschreden.
Hoofdstuk 165: Johannes in tweegesprek met de wijze van de zon - De verhouding tussen Schepper en schepsel - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Nu kom IK naderbij en zeg: 'Uhron, zeg eens, gaat de poort van dit huis moeilijk of gemakkelijk open? Als zij gemakkelijk open gaat, breng ons dan naar binnen. Gaat zij echter moeilijk open, laat Mij het dan proberen, zodat Ik kan zien, hoe moeilijk het gaat!'
Hoofdstuk 167: De Heer en Uhron, de wijze van de zon - Bekering van Uhron en diens goede antwoord - Martinus' instemmende woorden over de toespraak van Uhron - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] IK zeg: 'Jij hebt gezegd, wat Ik verlangde dat je zou zeggen. De poort gaat gemakkelijk open, breng Mij daarom het huis binnen! Ik vroeg niet naar de poort van dit woonhuis of ze gemakkelijk of moeilijk open zou gaan. Wat is Mij daaraan gelegen, daar het toch eeuwig in Mijn macht ligt, myriaden van dergelijke huizen in een oogwenk te laten ontstaan en weer te doen vergaan!
Hoofdstuk 167: De Heer en Uhron, de wijze van de zon - Bekering van Uhron en diens goede antwoord - Martinus' instemmende woorden over de toespraak van Uhron - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] Ik stelde de vraag alleen maar aan jouw hart, dat de echte poort is tot het huis van je leven. Zie, deze poort gaat gemakkelijk en dat is waar Ik naar toe wil, dat je Mij daar zult binnenvoeren! Je hebt Me al binnengebracht en deed daar goed aan. Maar breng ons nu allemaal ook in dit uiterlijke huis als getuigenis van datgene wat jouw leven is, opdat allen zien, dat Ik ook een Heer van dit huis en van deze aarde ben!'
Hoofdstuk 167: De Heer en Uhron, de wijze van de zon - Bekering van Uhron en diens goede antwoord - Martinus' instemmende woorden over de toespraak van Uhron - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] DE WIJZE zegt: 'U bent de Heer, zowel hier als in de oneindigheid! Aan U alleen behoort ook dit uiterlijke huis voor eeuwig. Buiten U heeft niemand het recht, daarin naar zijn believen te regeren en te heersen. Daarom zou het uiterst aanmatigend van mij zijn, indien ik U als de eeuwige, ware eigenaar van dit huis, evenals van deze hele wereld, in Uw volle eigendom zou gaan binnen leiden!
Hoofdstuk 167: De Heer en Uhron, de wijze van de zon - Bekering van Uhron en diens goede antwoord - Martinus' instemmende woorden over de toespraak van Uhron - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] DE WIJZE zegt: 'O Heer, als U een pachter zou zijn, dan ja! Want indien iemand die nog niets bezit, een hofstede pacht, moet hij wel naar behoren door de zaakwaarnemer die de zaken goed kent, in zo'n schijnbezitting worden ingevoerd. U echter bent een bezitter hiervan en dat is de hoogste waarheid. Geen atoom van al datgene, wat dit huis bevat is U onbekend evenals ook mijn meer dan slechte beheer. Daarom zult U met mij niet veel af te rekenen hebben, daar ik er nu maar al te zeer van overtuigd ben, dat mijn slechte afrekening U al sedert eeuwigheden bekend is wat haar trouweloze punten betreft.
Hoofdstuk 167: De Heer en Uhron, de wijze van de zon - Bekering van Uhron en diens goede antwoord - Martinus' instemmende woorden over de toespraak van Uhron - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  996 - 997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010 - 1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016 - 1017 - 1018 - 1019 - 1020 - 1021  ...