Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 1009 van 1112

...  997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010 - 1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016 - 1017 - 1018 - 1019 - 1020 - 1021 - 1022  ...
[17] MARTINUS zegt: 'Ah, dat zou ik niet geloofd hebben, dat dit ondier zich zo gauw zou schikken. Is dat dan de hemelse macht? Ik heb daaronder iets heel anders verstaan! Ik dank je, broeder, voor deze waarachtig hemels wijze les. Daardoor ben ik nu al weer duizendmaal wijzer geworden!
Hoofdstuk 185: Vreugdewoorden en woorden van dank van de wijze - De overstroomde boomgaarden - Verdrijving van Satana door Petrus en Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[20] Daarop keert Petrus zich tot de wijze die nog helemaal verbluft voor hen staat en zegt tegen hem: 'Vervul nu het verlangen van de Heer, want jullie tuinen zijn weer vrij!'
Hoofdstuk 185: Vreugdewoorden en woorden van dank van de wijze - De overstroomde boomgaarden - Verdrijving van Satana door Petrus en Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] MARTINUS slaat zich tegen het voorhoofd en zegt: 'O broeder, en vooral U, o Heer, moet mij wel vergeven, dat ik nog steeds af en toe in een soort aardse domheid verval!
Hoofdstuk 186: De zuivere vreugde van de kinderen is ook de vreugde van de hemelse Vader - Een heilige liefdes - en Godsgeheim - Over de kinderlijke eenvoud - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Nu buigt de naderbij gekomen WIJZE zich diep en zegt met de grootst mogelijke eerbied: 'O Heer, o God, o Vader van Uw kinderen en heilige, almachtige Schepper van al Uw oneindige werken! Uw heiligste wil is door ons naar vermogen uitgevoerd: spijs en drank van allerlei soort zijn aangevoerd en op de grote tafel geplaatst. Nu geschiede verder Uw heiligste wil!'
Hoofdstuk 187: Liefdesmaal van de Heer bij de zonnemensen - Waar de juiste plaats van de Heer is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] De wijze richt zich daarom tot Martinus of hij hem geen goede raad zou kunnen geven.
Hoofdstuk 187: Liefdesmaal van de Heer bij de zonnemensen - Waar de juiste plaats van de Heer is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[23] Ik zal de spijzen voor jullie zegenen en met jullie het liefdemaal houden. En allen die daarvan eten, zullen Mij waarachtig opnemen in hun harten en zullen daardoor in zich hebben het eeuwig leven en het ware licht en de waarheid!
Hoofdstuk 187: Liefdesmaal van de Heer bij de zonnemensen - Waar de juiste plaats van de Heer is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Het maal is weldra genuttigd; allen zijn volop gesterkt en ieder verwondert zich over de heerlijke smaak. Daar echter het maal gebruikt is en de grote tafel er dus leeg bijstaat, vragen Mij in alle deemoed
Hoofdstuk 188: Over de eeuwige zegen aan de tafel van de Heer – Plotselinge verandering van de drie zonnedochters - Wenk over de macht van de liefde en haar wonderen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] IK zeg: 'Dat zou geheel onnodig zijn. Wie éénmaal aan Mijn tafel werd gevoed, die heeft zich verzadigd met het eeuwige leven. Hij behoeft niet meer dan één keer Mij in zich op te nemen en hij heeft Mij voor de hele eeuwigheid.
Hoofdstuk 188: Over de eeuwige zegen aan de tafel van de Heer – Plotselinge verandering van de drie zonnedochters - Wenk over de macht van de liefde en haar wonderen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Als MARTINUS nu ziet, hoe de macht van deze zonnevuurkrater met planeetgrote massa's speelt als op aarde de wind met de sneeuwvlokken, zegt hij verbaasd: 'Broeders, dat is meer, dan wat een armzalige mensengeest ooit zal kunnen begrijpen! Dat is toch immers een uiting van kracht, waar de hele aarde - als die kon denken als een mens - zich geen enkel begrip van kan maken! Zeg mij toch: Is dit alles de uitwerking en het werk van die aartsbooswicht Satan?'
Hoofdstuk 190: Martinus met zijn hemelse begeleiders op de plaats van de verwoesting - De door Martinus veroordeelde Satan - Martinus' medelijden met de huilende Satan en diens bevrijding - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] PETRUS zegt: 'O broeder, dat is hier niet nodig. Hij zal je dadelijk zelf de eer en het bijzondere genoegen doen. Zie boven die grote krater verheft hij zich al zo gloeiend als vloeibaar erts, dat rondspattend uit een smeltoven stroomt. Maak je nu gereed voor zijn ontvangst, maar laat hem niet te dicht bij je komen, anders zou het je wel een beetje te warm kunnen worden!'
Hoofdstuk 190: Martinus met zijn hemelse begeleiders op de plaats van de verwoesting - De door Martinus veroordeelde Satan - Martinus' medelijden met de huilende Satan en diens bevrijding - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] Meteen gebeurt er, wat Martinus gebiedend uitspreekt. Satan richt zich vol pijn op, op de nog dampende slakken van de vroegere gloeiende krater en huilt erbarmelijk.
Hoofdstuk 190: Martinus met zijn hemelse begeleiders op de plaats van de verwoesting - De door Martinus veroordeelde Satan - Martinus' medelijden met de huilende Satan en diens bevrijding - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] JOHANNES zegt: 'Jij hebt nu helemaal gelijk; want dat is ook de onveranderlijke wil van de Heer. Maar je zult je er zelf van overtuigen, dat er langs geen andere weg met hem iets bereikt kan worden, dan langs die van het lange, voortdurende oordeel - dat namelijk bestaat uit de uiterlijke, materiële schepping. Daardoor wordt hij steeds zwakker en onmachtiger en moet zich, bewust van een dergelijke zwakte en onmacht, toch in heel veel schikken, waarin hij zich in zijn vrije, ongerichte, volle kracht in eeuwigheid nooit zou schikken.
Hoofdstuk 190: Martinus met zijn hemelse begeleiders op de plaats van de verwoesting - De door Martinus veroordeelde Satan - Martinus' medelijden met de huilende Satan en diens bevrijding - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Weliswaar ben ik ook wel in jou - want jouw hele wezen, behalve je innerlijke geest, ben ik. Want zoals eens op jouw aarde, die ook helemaal uit mij genomen is, de Heer uit Adam’s rib de vrouw schiep, zo ben jij en de hele schepping uit mij genomen. Maar ik bekommer me niet om dat, wat er uit mij wordt genomen en oordeel het ook niet. Ieder heeft immers toch al het woord van God door de geest Gods in zich, dat hem altijd en overal oordeelt! Als dat echter zo is, waarom verdoem je mij dan steeds en ben je vervuld van een onuitroeibare haat tegen mij!
Hoofdstuk 191: Oproep aan Satan door Martinus - Satans poging tot rechtvaardiging - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Als ik dus hier deze heftige schok van de zonnebodem teweeg heb gebracht, dan heb ik dat moeten doen, omdat anders deze planeet voor zijn toekomstige taak ondeugdelijk zou zijn geworden, zoals een dier dat wel steeds voedsel tot zich zou nemen, maar de grove, ondeugdelijke uitwerpselen niet uit het lichaam zou kunnen verwijderen. Hoe lang zou het dan kunnen leven en zijn diensten verlenen?
Hoofdstuk 191: Oproep aan Satan door Martinus - Satans poging tot rechtvaardiging - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Want mijn ik is het onmetelijke al; en dit bevindt zich in het oordeel. Hoe kan ik in mijn al-heid los komen van het oordeel? Wat jij hier voor je ziet, is slechts de innerlijke levenskern van mijn voor jouw begrip eindeloze zijn! Als jij me kunt geven wat ik verloren heb, dan zal ik je ook onverwijld volgen!'
Hoofdstuk 192: Martinus' verstandige antwoord aan Satan - Satan antwoordt op Martinus' voorstellen vanuit zijn grootheidswaan - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  997 - 998 - 999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010 - 1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016 - 1017 - 1018 - 1019 - 1020 - 1021 - 1022  ...