1796 resultaten - Pagina 102 van 120
... 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 ...
[4] Je ziet echter ook hoe andere geesten in donkere, blauwgrijze en vuile gewaden deze krijgszuchtigen naderen. Dat zijn echte praatjesmakers. Hun grootste plezier bestaat eruit de nieuwsgierige sensatiezoekers te beliegen tot ze scheel zien, en dat niet zelden met zo'n welbespraaktheid dat sommigen van hen op den duur zelf geloven wat ze gelogen hebben. Deze geesten zijn weliswaar niet kwaadaardig, maar zij zijn slechts zogenaamde grappenmakers. Ze kunnen dan wel niemand ernstige schade berokkenen, maar ze zijn ook niet bepaald van nut. Door deze geesten zullen de oorlogszuchtigen nu krachtig worden aangespoord en dat zal dan een ware hetze opleveren. Er zullen ook enkele vrienden van de waarheid vanuit de middag bij komen, die de krijgslustigen zullen vertellen dat ze door deze blauwgrijzen zijn belogen. De oorlogsgeesten zullen dan genoegdoening verlangen en dat zal het moment zijn waarop wij langs een bepaalde weg vat op hen kunnen krijgen.'Hoofdstuk 124: Rode oorlogsgeesten en blauwgrijze praatjesmakers. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Ik zeg: 'Laten we dan in oostelijke richting gaan, waar je op een ogenschijnlijk grote afstand twee machtige zuilen ziet. Daar is de vierde grote zaal der voleinding, waar de eigenlijke hemel pas begint. Neem je vrouw nu met je mee, opdat je vanuit Mijn bijzondere liefde volkomen binnen mag gaan in het rijk van jouw liefde en inzicht!'
Hoofdstuk 41: Vertrek naar de zaal der voleinding. Robert en Helena, gevolgd door Cado, voor de gesloten hemelpoort. Minerva verschijnt weer ten tonele. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Miklosch kijkt toe en zegt: 'Blijf jij nu ook kijken, en je zult eveneens kunnen zien hoe Minerva Cado nu vriendelijk de hand reikt, maar deze tegen haar zegt: 'Dat baat je niets. Alles wat je mij vanuit jouw willen aanreikt, mag ik niet eerder aannemen dan wanneer jij ook de laatste stap zult hebben gezet. Zet je voet naast de mijne, dan heb je je opgave volbracht en heb je je vrijheid weer terug. Vanaf dat moment zal ik dan ook veel kunnen doen wat jij van mij zult verlangen.'
Hoofdstuk 31: Bathianyi en Miklosch over deze scène. Minerva zet de laatste schrede. Het hemelse gewaad als beloning. Mogelijke gevolgen van de volledige verlossing van Satana. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Minerva zegt: 'Ja, ja, dat kan wel zijn... als ik maar zo dom kon zijn om te doen wat jou belieft, maar deze domheid ontbreekt me en dat is heel treurig voor die briljante vooruitzichten voor mij. Er ontbreekt weliswaar nog maar één enkele, kleine stap, maar als ik hem vanuit mijn vrije wil niet wil zetten en je om al jouw pogingen tot overreding honend zal uitlachen... met welk middel zul je mij dan dwingen? Uiterlijk, ja, maar innerlijk nooit ofte nimmer!'
Hoofdstuk 29: Eindstrijd en ommekeer. Het trotse oerwezen van Satana komt terug. Cado blijft standvastig. Gelijkenis van de reddende loods. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Ga daarom weg van Mij, jullie kinderen van de wereld, en zoek je eigen God, die jullie gediend hebben met lichaam, ziel en geest, want voor Mij zijn jullie vreemden en Ik heb jullie nog nooit gekend. Jullie waren dienaren omwille van het geld; nog geen drie woorden hebben jullie ooit gebeden vanuit je innerlijke liefdesdrang tot God. Iedere paternoster, iedere begrafenis als een laatste liefdesdienst aan een broeder, moest aan jullie duur worden betaald. Alle soorten missen, die jullie als voor God hoogst welgevallige diensten beschouwden en die jullie als zodanig met alle macht aan iedereen opdrongen, moesten aan jullie zelfs duur worden betaald. Daardoor hebben jullie echter voor jezelf reeds lang je loon geïnd en hebben hier daarom niets meer te verwachten. Ga daarom weg! Mijn tijd voor deze wereld loopt ten einde, want zij slaat geen acht meer op Mijn stem en Mijn knechten zijn haar een last en een doorn in het oog geworden.
Hoofdstuk 121: De drie afgezanten ontwaken. Nog drie doctoren in de theologie worden streng terecht gewezen en krijgen een opdracht. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Robert zegt: 'O liefdevolle Vader, dat kan inderdaad ook helemaal niet anders. - Maar wat wilden gisteravond dan die twaalf, die zo tegen half zes vanuit de stad naar ons toe kwamen? Die ene, die daar in Uw naam brood en wijn meebracht, ken ik al wel. Dat is zo'n zwak, aards knechtje van U, die opschrijft wat U hem door middel van een engel in Uw naam dicteert, maar die anderen waren mij helemaal onbekend.' (De namen van de twaalf zijn: Jakob Lorber, Andreas Hüttenbrenner, Anselm Hüttenbrenner en zijn zes kinderen: Wilhelmine, Julie, Alexandrine, Angelika, Peter en Felix. Dan: Cölestin Hüttenbrenner en de twee vrouwen: Malthilde E. en Eleonore J.)
Hoofdstuk 111: Toestroom van demonen en natuurgeesten. Over het wezen van de berggeesten. Jakob Lorber, aan wie de heer door middel van zijn engel dicteert, met zijn trouwe vrienden in de gezichtskring van het heilige gezelschap. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Mathilde-Eljah is in hoge mate geroerd door Mijn les. Zij zegt daarop tegen Peter: 'Edele broeder, heb jij deze heilige waarheid ook gehoord en begrepen?' Peter zegt: 'Waarom vraag je dat? Ben je misschien bang dat ik iets tegen de wil van de Heer zou willen doen? O, maak je daarover geen zorgen! Ik heb het heilige woord van onze Vader onuitwisbaar in mijn gemoed gegrift en leef nu alleen vanuit dit woord in mij. Het zou mij nu. onmogelijk zijn iets anders te denken en te willen dan enkel en alleen wat de Heer wil. Zou het me nog ergens aan ontbreken, dan zul jij het ontbrekende bij mij aanvullen, en zou er bij jou nog iets ontbreken, dan zal ik voor jou hetzelfde doen. Zouden wij beiden echter nog iets tekort komen, dan zullen we samen onze heilige Vader erom vragen. Hij zal ons uit Zijn onuitputtelijke bron alles geven wat we nodig hebben. Wees daarom onbezorgd, liefste Mathilde, jouw Peter heeft alles goed begrepen.'
Hoofdstuk 105: Slotwoord van de Heer: houd je aan de geest van de liefde! Uit liefde komt wijsheid voort, uit wijsheid liefde. De eeuwige ordening van het leven in God. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] Daarom moet dit met name vanuit onze zuiver geestelijke, innerlijke machtssfeer buitengewoon in acht worden genomen. Innerlijk mogen wij nooit iemand enige dwang opleggen, maar wel, als het nodig is, de hel een halt toeroepen, en wel uiterlijk: door allerlei kwalen voor het zinnelijke vlees, door oorlog, hongersnood en epidemieën, of door misoogsten van een of ander gewas. Dat is weliswaar ook al een gericht en zijn vruchten zijn alleen maar slecht, maar van twee kwaden kiest men altijd het beste. Een uiterlijk gericht laat zich weer herstellen, maar een innerlijk slechts heel moeilijk of voor de ware vrijheid van Mijn hemelen dikwijls helemaal niet.
Hoofdstuk 104: Zegenbede voor de maaltijd. Over Swedenborg. Zegening van het Habsburgse huis. Invloed van geesten en engelen op mensen. Grondwet van de vrije wil. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] De officier zegt: 'Ja, beste Vader, Heer en God, Uw woord zal eeuwig het leven in het centrum van mijn hart zijn! Er is te veel liefde en genade van U, o heilige Vader, over ons gekomen; wij zijn in ons gemoed nog veel te zwak om zo'n overvloed van zaligheid te kunnen verdragen, maar de heilige tijd van Uw rijk zal ons wel meer vertrouwd maken met Uw overgrote liefde en genade. Moge mijn hele wezen echter van een eeuwige dank getuigen voor Uw liefde en genade aan ons, arme zondaars, voor grote bewezen wijsheid zijn wij weliswaar niet geschikt, want daarvoor hebt U, heilige Vader, engelen geschapen uit de vlammen van Uw licht, opdat zij de oneindige majesteit van Uw werken bezingen en loven, maar wij willen V bovenal loven vanuit de deemoed van onze harten, want U alleen bent al onze liefde en ons leven!' Daarop wendt hij zich tot Mathilde en zegt: 'Lieve zuster Mathilde, sta op en kijk hoe goed, liefdevol en zachtmoedig onze waarachtige heilige Vader toch is!'
Hoofdstuk 93: De genade en barmhartigheid van de Heer. Twee gescheiden zielen mogen elkaar in het bijzijn van God terugvinden. Zaligheid van de hoogste hemel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Als Cado ziet, dat de met Uw naam, O Heer, beschreven steen hem zo'n grote dienst heeft bewezen, legt hij zijn handen op zijn borst en zegt: 'Niet meer jodenprofeet Jezus, maar God Jezus! U hebt mij geholpen! U zij al mijn dank en al mijn achting, ook vanuit de hel waarin ik mij bevind!'
Hoofdstuk 23: Gesprek tussen Cado en Minerva. Verschrikkelijke beproeving van de hellevorstin. Cado's ware steen der wijzen. God Jezus is overwinnaar! Zijn naam is voor de hel een gruwel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Nu klinkt er vanuit de grot een angstwekkend gejammer. Het komt steeds dichterbij. Cado stopt zijn oren dicht. Dat is verduiveld merkwaardig! Nu komt er uit het binnenste van de grot een prachtexemplaar van een keizerlijke statiekoets te voorschijn, bespannen met zes gloeiende draken. In de wagen, die zelf gloeiend lijkt te zijn, zit een soort Minerva met een scepter in haar rechter- en een gloeiende speer in haar linkerhand.
Hoofdstuk 22: Cado's aardse levensgeschiedenis. Verdere beproeving van zijn hart. De helse Minerva in de statiekoets. Cado's gewijde stenen ter verdediging. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Ik zeg je, er blijft deze geesten niets bespaard. Ieder lasterlijk woord wordt een gloeiende steen op hun hoofd, en ze zullen zich onder zo'n last er wel stilaan van bewust worden of ze sterker zijn dan de Godheid, en in staat zullen zijn om hun boze plannen ten opzichte van Mij ooit ten uitvoer te brengen! God is door en door de zuiverste liefde, en vanuit zo' n liefde de hoogste wijsheid, orde en macht. Alles moet zo gebeuren, opdat alles blijft bestaan en niets verloren gaat!
Hoofdstuk 17: Cado's waanzinnige helse trots. Vermetel plan van de hoofdman voor de omwenteling. De afgrond der hel opent zich. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Daarom mag ook bij deze zeer slechte geest geen andere tuchtiging worden toegepast dan die, welke hij zichzelf, door zijn hoogsteigen boosaardige wil, als product van zijn liefde bezorgt. Wanneer hij dan door zo'n eigen schepping genoeg van de pijn zal krijgen en in zekere zin in zijn woede zal stikken, zal het pas weer mogelijk zijn om hem langs een mildere weg te benaderen. Hij komt daardoor gaandeweg in de onderste en allerergste hel, maar niet omdat hij door Mij daarheen is verdoemd, maar door zijn eigen willen. Want deze hel schept hij zichzelf vanuit zijn liefde! Wat echter iemands liefde is, is ook zijn leven en dat mag hem nooit ontnomen worden!'
Hoofdstuk 14: De door en door slechte aard van Cado. De Heer over goddelijke tuchtiging. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Ook de slechtste kan slechts gedurende een bepaalde tijd slecht zijn, want hij bezat hoogstwaarschijnlijk in het begin een zodanige natuur, dat hij niet anders handelen kon. Wordt zo'n booswicht, na een zorgvuldig onderzoek van zijn aanleg, opvoeding, beweegredenen en de omstandigheden waarin hij zich bevond, ofwel reeds op aarde of hier in het rijk der geesten zolang tot een straf veroordeeld tot hij zich volledig betert, dan is een straf goed en rechtvaardig. Maar een eeuwige straf voor een tijdelijk vergrijp kan toch onmogelijk door de hoogste wijsheid en liefde van God zijn verordend, want zoiets past wel een aartstiran, maar nooit een God van liefde!
Hoofdstuk 72: Migatzi's gesprek met zichzelf. Hij zou graag de Heer willen erkennen, maar is bang voor zijn ambtsbroeders. Jozef helpt hem eruit. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Wanneer we ons allemaal in het centrum van de gewelven bevinden, komt Robert met Helena naar Mij toe en zegt: 'Heer, liefdevolste Vader, sta ons toe nu heel dicht bij U te blijven, want ik moet bekennen dat noch op aarde, noch in de geestenwereld mij ooit zo'n angst heeft aangegrepen als hier in deze gewelven! Ik zie nog niemand maar hier en daar grijnst ons vanuit zijn doodskist een halfvergane doodskop aan en een hoogst onaangename geur van verrotting dringt onze neusgaten binnen. Toch vervult een eigenaardige angst mijn hele wezen. Dat is werkelijk heel eigenaardig! Toen ik een paar aardjaren geleden door vorst Windischgrätz ter dood veroordeeld werd, heb ik niet zo'n angst gevoeld als nu. Lieve Vader, sta ons toch toe dat we tijdens deze expeditie heel dicht bij U mogen blijven.'
Hoofdstuk 67: Voor de Stefanusdom. Goede smeekbede van de verloste vorsten. Moeilijke genezing van geestelijke hoogmoed. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)