Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 102 van 215

...  90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115  ...
[12] Maar wie zou menen dat de broeder vanuit zichzelf en niet vanuit God spreekt, als zijn tong gezegend werd die zou in zijn eigendunk het gericht over zichzelf uitspreken, omdat hij denken zou dat ook hij zo goed was en God immers door ieders mond zou kunnen en moeten spreken en het zou nu niet bepaald die van Henoch moeten zijn; maar dat zeg ik je, als jullie aller lijfelijke vader en als de verwekker van je ziel vanuit God: zo ligt het niet! Kijk naar de bloemen op het veld! Is niet elke anders van vorm, kleur, geur en in het gebruik en van allen is toch alleen de roos met haar heerlijke geur en haar voor ieders zwakke ogen versterkende dauw de edelste, indien van tevoren het hart door de geur verkwikt werd?! En als je naar de talloze sterren aan de hemel kijkt, zul je bij nauwkeurige beschouwing opmerken dat er ook niet twee hetzelfde licht hebben; maar één onder al die sterren, die hun groep niet verlaten en die je 'ster van Abel' noemt, is het die straalt als een heldere dauwdruppel in de morgenzon! Het is voor God hetzelfde of het nu om een zonnestofje of om een zon gaat en het is voor Hem hetzelfde om een mug of een olifant te voeden; want als iemand veel heeft, kan hij daarvan met dezelfde wil en dezelfde liefde aan groot en klein geven: veel aan degene die veel nodig heeft en een kleine gave aan degene die maar weinig nodig heeft, en hij kan ook velerlei gaven uitdelen, aan de een dit en aan de ander dat en zodoende aan iedereen wat anders. Maar Henoch werd begiftigd met liefde en kreeg een gezegende tong en een zeer verlicht hart; daarom moet hij ook geven wat hij ontving. En daar Gods liefde zijn aandeel werd, moet hij nu ook liefde teruggeven, evenals de roos dat wat zij ontving teruggeeft en niemand twijfelt eraan, dat zij van tevoren van God gekregen heeft wat zij geeft, omdat het een goede gave is die onze zintuigen goed doet. Wie zou ooit kunnen twijfelen vanwaar Henochs gave komt, wanneer zijn tong van louter liefde voor God beeft?!
Hoofdstuk 45: Adam zegent zijn kinderen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[20] O luister, de eeuwigheid zal het in der eeuwigheid niet omvatten en de oneindigheid is te klein om datgene op te kunnen nemen wat wij, moe van verrukking, zojuist uit de meest heilige mond vernomen hebben! Wij mensen kunnen ons dat niet indenken; maar als dit allemaal volgens zo'n volkomen heilig, allerhoogst besluit in vervulling zal gaan, dan zullen hemel en aarde zelf eindeloos moeten worden. Het stof wordt tot aarde en de oneindigheid zelf zal eindeloos uitgebreid moeten worden, voordat wij slechts één zonnestofje zullen begrijpen van hetgeen .onze heilige Vader van plan is, namelijk om voor ons tot een heilige Broeder te worden!
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] En toen Adam dat had uitgesproken, drukte hij Henoch nog eenmaal aan zijn vaderborst, zegende hem nog een keer en droeg hem toen op om te gaan zien of Seth nog sliep en zijn kinderen in hun hutten, en ook na te gaan hoe de stand van de sterren was en of de zon reeds haar opgang naderde en hoe het er in de dalen uitzag, of ze nevelig of zonder nevel waren en uit welke richting de wind kwam, of de hemel geheel helder of met kleine wolkjes bedekt was en of er veel dauw op het gras lag.
Hoofdstuk 50: Henochs ochtendoverdenking - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Maar toen hij bij de nabijgelegen woning van Seth kwam, bleek dat deze nog sliep en hij waagde het niet hem te wekken, omdat Seth na Adam een zeer gezegende vader voor hem was. En toen hij vervolgens zijn blik onderzoekend op de met sterren bezaaide hemel richtte om aan de sterkte van de ochtendschemering het tijdstip van de zonsopgang te meten, zie, toen kwam Jared naderbij, zegende Henoch en zei tegen zijn zoon:
Hoofdstuk 51: Jareds vreugde over zijn zoon Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] O vaderen, zie welk een grootheid en diepte er in God heerst, - en ik, arm wormpje in het stof zou het na zulke woorden wagen deze voor jullie te verklaren, omdat deze tot onze grote troost toch voor een nieuwe hemel werden gezegd - en niet voor deze beperkte aarde?! Wij kunnen niets anders doen dan Hem liefhebben, die altijd heilig, heilig, heilig is en dat voor eeuwig zal zijn. Alles wat wij graag zullen willen leren kennen bestaat daaruit dat wij in staat mogen zijn Hem, onze heilige Vader, meer en meer lief te hebben - en laat onze grootste wijsheid daaruit bestaan, dat wij in staat zullen zijn Hem, die zo geheel en al de eeuwige liefde Zelf is, boven alles lief te hebben, - en dat wij en alles voor eeuwig door Hem worden bemint! Amen, amen, amen."
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] O Gij mijn goede, heilige Vader, maak mijn nauwe borst wijder, opdat ik U met volle teugen kan beminnen; want alles wat mijn oog nu ziet, is te mooi en te overweldigend! Hoe heerlijk rijzen de toppen van de hoge ceders omhoog in de vrije, flauw schemerende, zacht bewegende lucht en bewegen hun takken en twijgen alsof zij de sterren lieflijk toewenkten! Dan komt er weer een ademtocht van U: zij bemerken Uw heilige nabijheid en buigen terstond hun omhoog geheven hoofden naar de aarde. Maar spoedig verheffen zij zich opnieuw, aangetrokken door de grote, meest heilige macht van Uw liefde en jubelen ruisend in de vrije hoogte U een onnaspeurbaar, diepzinnig lof toe. 0, hoe groot en verheven moet die loftuiting zijn, dat ik niet eens in staat ben te vermoeden wat voor een heilig offer door Uw geschapen natuur aan U, de verheven Schepper, gebracht wordt! Niet aflatend loven U de aarde, het gras, de planten, struiken, bomen en al die mooie sterren; alleen de mens kan te midden van zulke heilige offers slapen!
Hoofdstuk 50: Henochs ochtendoverdenking - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] O vaderen, daaraan heeft de grote, heilige Vader in de hemel geen behoefte; want Hij weet het allerbeste wat Hij in ons heeft gelegd, want alle werken liggen open voor Hem! Alleen in onze deemoedige zwakte betekenen wij wat voor Hem, opdat Hij ons in Zijn liefde aanziet; maar voor de ogen van Zijn heiligheid is onze kracht een blinde dwaasheid.
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] Maar stel je nu voor dat wij het hout van de boom zouden zijn en er zou aan ons, net als aan deze boom, een vrucht worden gegeven; daar de boom evenwel is geschapen om vruchten te dragen, - wie moet nu aan de Heer dank betuigen, de boom of de vrucht?
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] O Henoch, laat daarom je tong vol leven maar gerust spreken, opdat wij allemaal van onze voetzolen tot aan onze kruin gewassen zullen mogen worden met de dauw van het leven die rijkelijk uit Gods geestelijke, eeuwige morgen van het leven van je gezegende tong vloeit; vader Adam, laat daarom Henoch in mijn plaats optreden en ons de tekenen van het leven aan de hemel als ook op aarde duiden en goed laten zien! Amen."
Hoofdstuk 55: Kenans belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Als het trage verstand van de mens moeizaam alle sterren telt, al twijfelend en moeizaam de paden van de winden naspeurt, naar het trekken van de wolken staat te kijken, de slapende nevelen in de dalen wil opschrikken uit hun zegenrijke rust, de dauwdruppels gewichtig doende onderzoekt en het gras, de planten, de struiken en alle bomen haast dwaas en onzinnig zou vragen hoe zij mogelijk gedurende de nacht gerust hebben, om eindelijk na al deze zinloze inlichtingen een evenzo onbelangrijk oordeel te vellen, waaruit men dan aangaande de komende oogst desnoods al radend en met halve zekerheid meent te moeten concluderen of deze goed, middelmatig of slecht uit zal vallen, en waarbij dit alles bovendien altijd nog berust op een langdurig overleg, - dan is immers een dergelijke uitleg van Henoch puur uit de hemel afkomstig en zij ontslaat ons van al die verder geheel zin - en waardeloze waarnemingen, waaraan naar mijn inzicht nu evenveel waarde gehecht kan worden als aan de tijd die honderd jaar geleden reeds zonder een spoor achter te laten is verstreken.
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] En zie, zo gingen de vaderen met jubelend hart nog veel verder naar beneden tot waar een naar de hemel reikende, sneeuwwitte rots hen ineens de weg afsneed. Daar gingen zij weer op de grond zitten, omringd door duizenden van hun kinderen, die zich allemaal ijverig bezig hielden allerlei verfrissingen naar hun hoofdstam vaderen te brengen, waarbij ieder zich gelukkig prees als zijn hartelijke gaven toch maar zegenend aangeraakt werden.
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Zie, op deze rustplaats keek Adam omhoog naar de hoge en verre top van deze ten hemel reikende rots en bleef lange tijd stom en geheel in zichzelf gekeerd, en niemand durfde hem te vragen wat hij daar wel zag. En weldra verstomde het luide gejubel van de kinderen voor enige tijd; want allen zagen de tranen in de ogen van de vader.
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] "O, dat is allemaal mijn eigen schuld! 0 grote, heilige, rechtvaardige God, waarom liet U mijn schuld tot zo'n berg aangroeien?! Ik leef nog steeds en de berg reikt al bijna tot in de hemel; hoe hoog zal hij tot aan het einde aller tijden dan wel worden!
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] En Adam vroeg verder aan Enos of hij het begreep. Deze antwoordde: "0 vader, eens zag ik een hoop vormeloze, plompe stenen liggen; ze hadden allemaal dezelfde kleur. Spoedig daarop viel er een vruchtbare regen uit de hemel en deze regen viel ook op die hoop stenen; deze zogen begerig iedere druppel in zich op omdat de zon de stenen van tevoren door en door verwarmd had. Zij dampten, verrukt lijkend door een dergelijke afkoeling, zelfs zo sterk dat ik vanwege de geweldige dampvorming niet in staat was ze te zien. Gedurende de regen stak nu ook een kleine storm op; deze verdreef de dampen boven de stenen en ik kon ze weer zien. Maar wat waren ze veranderd!
Hoofdstuk 62: De patriarchen brengen begrip op voor Henochs woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] 's Nachts kwam er een onweersbui. Bliksemflitsen en gedonder wedijverden uit al hun macht. De ene storm verdreef de andere. Windstoten raasden mijn woning voorbij en een stortregen, waarvan de gloeiende stromen op de toppen van de bergen uiteen spatten, stroomde uit de hemel neer om zich vervolgens donderend en schuimend door de diepe troggen en dalen in zee te storten.
Hoofdstuk 62: De patriarchen brengen begrip op voor Henochs woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115  ...