Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 102 van 278

...  90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115  ...
[3] Kijk, Zijn gedachten, die in een onuitputtelijke, eindeloze stroom eeuw in eeuw uit steeds maar doorgaan, zijn de eigenlijke oersubstanties en de oerstoffen, waaruit alles wat op aarde en in de hemelen is gemaakt, door de ongedeelde, eeuwige macht van de goddelijke wil blijft bestaan. Geen enkele gedachte en geen enkel idee kan als zodanig in God zonder Zijn wil ontstaan en voortbestaan. Omdat elke gedachte en elk idee, die uit de hoogste intelligentie van God door Zijn wil ontstaat, ook als zodanig als aparte intelligentie het overeenkomstig deel van de goddelijke wil in zich draagt, kan ook iedere op zichzelf staande gedachte van God, die Gods wil in zich draagt, of een net zo geaard groter idee van de Heer, evenmin als God Zelf ooit een einde hebben, omdat Hij een eenmaal opgekomen gedachte en een nog dieper opgevat idee binnen de sfeer van Zijn allerhelderste zelfbewustzijn nooit kan vergeten. Omdat het bij God echter puur onmogelijk is om een gedachte te vergeten, die eenmaal bij Hem is opgekomen of een idee dat Hij eenmaal heeft opgevat, blijft ook iedere nog zo geringe gedachte en een nog zo onbetekenend schijnend idee van God voor eeuwig onverwoestbaar in zijn oergeestelijke staat.
Hoofdstuk 17: De oerstoffen van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Omdat echter verder - zoals reeds eerder aangeduid - iedere gedachte en ieder idee van God ook voor een deel als goddelijke vonk van Zijn intelligentie, noodzakelijkerwijs ook de goddelijke wil in zich draagt en moet dragen, omdat deze zonder die wil nooit gedacht zou zijn, daarom kan dan ook elk van die op zichzelf staande gedachten en elk op zichzelf staand idee van God hetzij op zichzelf of als een aantal wijs met elkaar verenigde gedachten - wat dan een idee is - zich als iets zelfstandigs op zijn eigen manier en binnen zijn eigen sfeer vormen, zich in en voor zichzelf vervolmaken als datgene wat hij is, zich tot in het oneindige vermeerderen en door wijs samengaan met andere oerstoffen en substanties ook edeler en volmaakter worden.
Hoofdstuk 17: De oerstoffen van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] De grootste en machtigste van deze zeven oergeschapen geesten was volgens het oude geschrift duidelijk Lucifer. Hij werd echter trots op zijn macht en grootte, wilde niet alleen aan God gelijk zijn, maar zelfs boven God staan en heersen. Toen werd God toornig, greep de verrader en stootte hem voor eeuwig van Zich in het gericht. De zes grote geesten bleven echter met hun ontelbaar vele ondergeschikte geesten bij God en dienen Hem alleen, van eeuwigheid tot eeuwigheid, terwijl de ondergeschikte geesten van Lucifer als boosaardige duivels voor eeuwig als door God verworpen wezens met Lucifer in het eeuwige vuur van de toorn van God branden en steeds zonder enige verzachting de grootste pijnen moeten lijden. Wel, wat vind jij, die beslist ook zo 'n eerste engel van God bent, daarvan?'
Hoofdstuk 17: De oerstoffen van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Het vierde dat weer uit deze drie ontstaat, is en heet de orde. Zonder deze orde zou een wezen nooit een blijvende en vaste vorm en dus ook nooit een bepaald doel hebben. Want als je een os voor de ploeg spant en zijn vorm en gedaante zou veranderen, bijvoorbeeld in een vis of in een vogel, zou je daar dan wel ooit een doel mee kunnen bereiken? Of als je een vrucht zou willen eten, die voor je mond in een steen zou veranderen, wat zou je dan aan die vrucht hebben? Of als je ergens naar toe zou gaan over een vaste weg en de weg zou onder je voeten in water veranderen, zou de stevigste weg je dan iets helpen? Kijk, dat alles en ontelbaar veel meer wordt verhoed door de goddelijke orde als vierde geest van God!
Hoofdstuk 18: De zeven oergeesten van God. De verlossing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] De vijfde geest van God heet de goddelijke ernst, zonder welke geen enkel ding een bestaansmogelijkheid zou hebben, omdat hij overeenkomt met de eeuwige waarheid in God en die geeft aan alle wezens pas de ware duurzaamheid, de voortplanting, het gedijen en de uiteindelijke vervolmaking. Zonder die geest in God zou het er voor alle wezens erg slecht uitzien. Ze zouden zijn als de bouwsels van een fata morgana, die wel iets lijken te zijn zolang men hen ziet. Maar de voorwaarden waardoor ze veroorzaakt werden, veranderen maar al te gauw, omdat er geen ernst in heers.te en de mooie en wonderbaarlijke bouwsels verdwijnen in het niets! Ze zien er weliswaar ook heel goed geordend uit, maar omdat er in de oorzaak die hen doet ontstaan geen ernst heerst, zijn zij niets dan loze, zeer vergankelijke bouwsels, die onmogelijk bestendigheid kunnen hebben.
Hoofdstuk 18: De zeven oergeesten van God. De verlossing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ik zei: 'O nee, M'n lieve Helias, deze zaak zit heel anders in elkaar! Ik en die jongeman weten natuurlijk heel goed waaruit jouw kritiek op de Mozaïsche wet en ook op de profeten bestaat, maar de anderen, met uitzondering van je ouders en je broer, weten het niet, maar zouden het nu graag willen weten, omdat je zelf de begeerte om het te weten in hen hebt gewekt, en daarom heb Ik je dan ook gevraagd om ons je kritiek op de wet van Mozes en op een aantal profeten hardop te laten horen. Doe dus je mond maar open en zeg zonder enige terughoudendheid alles wat jou in de wet en in de profeten gebrekkig voorkomt en wijs ons heel moedig op de leemtes in de wet en bij de profeten!'
Hoofdstuk 29: Het vierde gebod. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Een kind is vaak van nature goed en edel, en zou als het daarin verder werd ontwikkeld ook een goed en edel mens kunnen worden. Maar nu moet het kind volgens de wet van Mozes, eens en voor al, zijn domme en slechte ouders ten strengste en zonder enige redelijke uitzondering gehoorzamen, en uiteindelijk net zo dom en slecht worden als de ouders van het kind zelf Daar had de man Gods toch ook wel iets kunnen zeggen over een redelijke plicht van de ouders ten opzichte van hun kinderen, waaraan eerst gewetensvol voldaan moest zijn, wilden de kinderen ook een plicht ten opzichte van hun ouders te vervullen hebben.
Hoofdstuk 30: De kritiek van Helias op het vierde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Ieder mens komt immers juist zo zwak en geheel zonder kennis en liefde in het wereldse leven op deze aarde om zich zo, zonder wat voor dwang dan ook, alsof hij helemaal door God verlaten is, door lering van buitenaf, door wetten en door zijn vrijwillige gehoorzaamheid tot een vrij en geheel zelfstandig mens te ontwikkelen.
Hoofdstuk 30: De kritiek van Helias op het vierde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Waarom gaf God dan zo'n wet en beval daarna Zelf aan David om de Filistijnen en Moabieten totaal uit te roeien? Waarom mocht Judith Holofernes doden en waarom mag ook ik niet zonder te zondigen iemand het leven benemen? Wie gaf dan de Egyptenaren, de Grieken en de Romeinen het recht ieder te doden die op grove wijze tegen hun wetten zondigt?'
Hoofdstuk 31: Het vijfde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Helias zei: 'Ja, Heer, dat zien wij nu allen zeker heel goed in, omdat U ons dat nu op volmaakt juiste en ware wijze hebt uitgelegd. Maar zonder Uw genadige uitleg zouden wij het niet zo gemakkelijk begrepen hebben. Waarom heeft Mozes bij de wet ook niet meteen die uitleg gegeven? Want hij als profeet moet immers toch ook al van te voren hebben ingezien, dat de latere joden het eenvoudige beeld van de wet niet zo zouden begrijpen als de joden in zijn tijd het zeker wel begrepen hebben.'
Hoofdstuk 31: Het vijfde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (Rafaël): 'Zo zou het ook in de mens moeten zijn, maar dat is helaas niet zo* Wel is* ('niet zo', 'is' en 'maar' zijn vertaalde toevoegingen van de Duitse uitgever. ) dit vermogen aan ieder mens gegeven, maar* zonder ooit volledig ontwikkeld en beoefend te worden. Er zijn maar weinig mensen die alle zeven geesten in zichzelf tot volledige en gelijke werkzaamheid brengen en daardoor waarachtig aan God en aan ons engelen gelijk worden. Maar, zoals gezegd, hebben zeer velen zich daarvan afgekeerd en bekommeren zich er weinig om en zien zodoende het ware geheim van het leven in zichzelf helemaal niet. Zulke blinde en halfdode mensen kunnen dan niet waarnemen wat aan het doel van hun leven ten grondslag ligt, omdat zij zich slechts door de ene of door de andere van de zeven geesten laten leiden en beheersen.
Hoofdstuk 20: De disharmonie van de zeven geesten in de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] De jodin zei: 'Ja, ja, het is heel juist en waar wat u daar zegt, maar daar ligt voor ons vieren nu juist de eigenlijke moeilijkheid, die wij niet zo gemakkelijk uit de weg kunnen ruimen. Want voor een profeet, hoe groot ook, spreekt hij te duidelijk en te wijs en doet hij te ongelooflijk buitengewone dingen. Voor u, Romeinen, is dat niet moeilijk, omdat u zo'n buitengewoon mens meteen voor een God houdt en hem als zodanig aanneemt en kunt vereren en aanbidden, maar dat gaat bij ons joden niet, omdat wij alleen aan één enkele God geloven, die niemand kan zien zonder te sterven. De wijsheid van deze verheven man gaat zeker alle huidige menselijke begrippen te boven en ook zijn daden en hij moet daarom zeer veel van de zuiver goddelijke geest in zich hebben. Maar daarom kunnen wij, joden, hem toch niet als een God aanvaarden! Wat vindt u daar nu van?'
Hoofdstuk 22: De weetgierigheid van de jonge jodin met betrekking tot de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] En zie, lieflijk meisje, zo staat het er nu met jou voor! je hebt Mij daarnet wel een God genoemd, daartoe gedwongen door de tekenen en Mijn wijsheid, maar op datzelfde ogenblik verwierp je de God van Abraham, Isaak en Jacob. Want je dacht bij jezelf 'Wie zo wijs kan spreken en zulke onbegrijpelijke wonderen kan doen, is volgens mij zonder meer een God!' Maar nu betreur je al heimelijk in je hart datje dat hebt gezegd, omdat je meteen daarna weer hebt gedacht aan de wet van Mozes en je bent nu bang, omdat je in een gemoedsopwelling de oude Jehova bent vergeten en Mij de eer hebt gegeven, die slechts de ware God toekomt. En zie, dat heet de hand aan de ploeg slaan en daarbij achterom kijken!
Hoofdstuk 25: De jonge jodin vermoedt wie de Heer is - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Daarop zei de dochter: 'Ja,ja, moeder, dat zou allemaal wel waar zijn, als wij met volkomen zekerheid zouden kunnen beweren dat er nooit een Mozes en nooit een profeet heeft bestaan en al het geschrevene vanaf Mozes alleen maar een verzinsel is van steeds gelijkgezinde Farizeeën. Maar dat is toch niet zonder meer te bewijzen en er staan, zoals bekend, in de boeken van Mozes en van de andere profeten toch heel veel dingen die buitengewoon goed en waar zijn en waarvan, naar mijn weten, de Farizeeën steeds een afkeer hadden en waar zij zich nooit mee bezighielden, zoals men weet. En dus kunnen wij toch niet zonder meer aannemen dat die Farizeeën, de een na de ander, de hele zogenoemde Heilige Schrift onder allerlei gefingeerde namen hebben samengesteld. Het is duidelijk dat die is geschreven door mensen die door God bezield waren en het is dan ook Gods woord, al hebben die door God bezielde mannen God nooit gezien! En het is daarom altijd een heel gewaagde zaak om een mens vanwege zijn spreken en buitengewoon wonderbare daden meteen als God te erkennen en aan te prijzen.
Hoofdstuk 26: De uitvlucht van de jodin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Als Mozes zegt: 'Je zult slechts in één God geloven en geen vreemde en onbetekenende goden van de heidenen naast de ware God hebben!', dan voldoe je immers meer dan volkomen aan dit eerste gebod van Mozes als je God boven alles liefhebt. Want zou je werkelijk een God boven alles kunnen liefhebben als je niet eerst zonder te twijfelen gelooft dat Hij werkelijk bestaat?! Maar als je door je liefde voor Hem helder als de dag en werkelijk laat blijken dat je in één God gelooft, zul je dan vanuit je grote liefde tot Hem wel in staat zijn om Zijn naam ooit ergens te smaden, te onteren en te ontheiligen? Beslist nooit en te nimmer! Want wat een mens boven alles liefheeft, eert hij ook steeds het meest en hij zal zelfs bitter en zeer streng optreden tegen iedereen die het in zijn bijzijn zou wagen om dat wat hem het dierbaarst is, op de een of andere manier te onteren. Of zou je in je hart niet erg boos worden als iemand je vader, die je buitengewoon liefhebt, zou onteren? Als je nu echter God boven alles liefhebt, zul je dan wel ooit in staat zijn om Zijn naam op de een of andere manier te ontheiligen?
Hoofdstuk 28: Uitleg van de eerste drie geboden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115  ...