Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 102 van 1490

...  90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115  ...
[19] JOHANNES zegt: "Vriend, zeg me nu toch eens helemaal oprecht of je, na alles wat je toch met je eigen ogen gezien en met je eigen oren gehoord en zeker met al je zintuigen gevoeld en ondervonden hebt, nog niet gelooft dat onze Heer Jezus, zo waar ik Johannes heet, waarachtig God is en dat Hij volkomen alle macht heeft om in de eindeloze hemelen en op deze aarde te werken en Heer en Meester te zijn! Hierop vraag ik een eerlijk antwoord van je!"
Hoofdstuk 96: De leerlingen op de stormachtige zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Secuur bekeek ik de berg, die zich nauwelijks vierhonderd passen van de woonburcht bevond, en mijn ogen bedriegen mij niet, het was een kaal rotsblok dat hier en daar met wat spaarzaam mos en struikjes was begroeid. Toen zei ik glimlachend tegen de Esseen: 'Als dat echt een rots is, en daar twijfel ik niet aan, dan moet er in jullie overste een zuiver goddelijke kracht wonen, als hij in staat zou zijn om uit deze marmerrots in één nacht een paleis te maken!'
Hoofdstuk 97: Judas prijst de wonderen van de Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] De Esseen hief zijn handen op en riep met verheffing van stem: 'Doden ontwaak, leef verder en verdien met je levende handen eerlijk je brood! Maar geef ook voor alles de eer aan de goddelijke geest omdat hij ons mensen deze wijsheid en kracht gegeven heeft!'
Hoofdstuk 97: Judas prijst de wonderen van de Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Na deze woorden van de Esseen stonden alle doden op en dankten de Esseen innig voor de opwekking en zij waren geheel gezond en zeer vriendelijk. Hij begroette hen eveneens zeer vriendelijk en stuurde ze toen weg.
Hoofdstuk 97: Judas prijst de wonderen van de Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Natuurlijk heb ik mijn geweten al zo grondig mogelijk onderzocht, maar ik kan jammer genoeg niets vinden dat op iets onrechtvaardigs lijkt. Echt, ik zou een aanwijsbare zonde als een wezenlijke weldaad beschouwen, want dan zou ik weten dat ik deze verbanning door de Heer verdiend heb, en een oprecht berouw zou balsem voor mijn hart zijn! Maar nu zoek ik heel ijverig een zonde bij mij, en kan er geen vinden die de moeite waard is om daarvoor in zak en as boete te doen! Heus, ik benijd nu een zondaar! Dat wil zeker niet zeggen dat ik daarom zondaar zou willen worden, maar als ik er een zou zijn, zou mijn hart het gemakkelijker hebben! Oh, hoe heerlijk moet het zijn om voor God en de mensen oprecht boete te doen! Maar hoe kan een rechtvaardige, zonder zich voor God belachelijk te maken, het strenge boetekleed aantrekken?"
Hoofdstuk 96: De leerlingen op de stormachtige zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JUDAS zegt: " Als ik dat zo maar voetstoots aan zou nemen, moest ik toch wel zo onervaren zijn als jij en een aantal van jullie! Wij zijn at met al nog maar nauwelijks een half jaar bij hem en hebben veel gehoord en gezien dat ontegenzeggelijk buitengewoon en wonderbaarlijk is, en nu al moeten jullie hem natuurlijk zien als een godheid, omdat jullie heel eenvoudige mensen zijn, die nog nooit iets anders gezien en gehoord hebben dan deze Jezus, die zeker hemelhoog boven ons uitsteekt. Voor jullie zijn zijn daden en wat hij zegt voldoende, maar voor mij ligt dat heel anders, omdat ik veel gereisd heb en daarbij veel andere wonderbaarlijke zaken gezien en gehoord heb! Ga maar eens naar de Essenen en zie welke werken zij verrichten, dan wed ik dat je ze allemaal voor pure goden houdt, net als de Romeinen en de Grieken, die veel aan hen offeren omdat ze denken dat het goden zijn.
Hoofdstuk 97: Judas prijst de wonderen van de Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Wij zetten grote ogen op na deze niet zo erg aangename voorspelling en wachtten in angstige spanning op de voorspelde plaag, die met het moment waarschijnlijker werd omdat het na deze voorspelling langzaam maar zeker steeds donkerder en donkerder begon te worden! Toen de zandloper bijna leeg was strekte de overste zijn handen uit en sprak langzaam en verheven: 'Ik wil het! Zon, wordt duister!' Toen werd de zon duister en op de gehele aarde was het zo donker als bij nacht. Na een paar ogenblikken en merendeels vermurwd door onze vurige smeekbeden, strekte hij zijn handen weer uit, waarvan de vingers leken te gloeien, en sprak tegen de zon: 'Zo is de plaag voor de mensen voldoende, ontbrand daarom geleidelijk weer en verlicht en verwarm de hele wereld!' En zie, na dit bevel van hem begon de zon meteen weer licht te geven en na een half uur gaf ze weer haar volle warmte!
Hoofdstuk 97: Judas prijst de wonderen van de Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Hij bracht mij daarna in een andere kamer, die nog donkerder was, en toonde mij een groot aantal geraamtes, die ook op in rijen opgestelde banken lagen. Een flauw licht verlichtte deze verschrikkelijke kamer in geringe mate, maar men kon de geraamtes vrij behoorlijk waarnemen.
Hoofdstuk 97: Judas prijst de wonderen van de Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Wij keken een poosje naar deze zeer levenloze beenderen. Toen kwam de overste met een ernstig gezicht binnen en vroeg aan mijn rondleider of het weer tot leven brengen van de lijken hem geheel gelukt was. En hij antwoordde daarop zeer eerbiedig met' Ja, hoge, wijze meester!' Toen sprak de overste: 'Nu let dan goed op; ik zal jou nu in het bijzijn van deze vreemde inwijden, zodat je in het vervolg ook de vleesloze doodsbeenderen tot leven zult kunnen brengen! Ga en bevoel met duim en middelvinger alleen de borst en de schedel van de geraamtes, tel daarop langzaam tot zeven en roep dan hard: 'Bekleed je met vlees en huid, en het levensvuur kome uit de wanden en beleve jullie tot echte mensen!'
Hoofdstuk 97: Judas prijst de wonderen van de Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] Mijn rondleider deed dat meteen en na zijn laatste woord schoten er hoge en zuivere vlammen op en de voormalige geraamtes, waarvan nu geen spoor meer te ontdekken viel, stonden als complete mensén levend en bewegend, ook zo'n stuk of honderd, voor ons, begroetten ons en dankten de overste voor de bewezen genade. Deze stuurde ze naar buiten in de frisse lucht, die ze nu het eerst nodig hadden.
Hoofdstuk 97: Judas prijst de wonderen van de Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Want deze mensen - die nog behoren tot de resten van de oude Egyptische priesterkaste, en grote schatten bezitten bestaande uit goud en zilver en de kostbaarste edelstenen en parels - hebben op de grens van ons beloofde land en Egypte een waar wonderpark gesticht en zij bezitten nu al een tweede in de buurt van Jeruzalem, waarmee ze ook heel goede zaken doen! Zie je, dat weten wij, en het verbaast ons zeer dat jij, die toch niet op je achterhoofd gevallen bent, dat niet zou weten!"
Hoofdstuk 98: Het bedrog van de Esseense wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] JOHANNES zegt: "Zie je wel dat je in de speciaal daarvoor donker gemaakte kamer niets hebt gezien!? De jou getoonde doden waren als doden net zo levend als jij, en het bevel om op te staan was slechts een teken waarop zij zich van hun namaak doodsbedden moesten verheffen. Vraag het maar eens aan onze goede broeder Bartholoméus, die twee jaar lang een goed baantje als dode bij de Essenen had, maar na twee jaren eindelijk toch een goede gelegenheid vond om heel in 't geheim uit het vreselijke klooster van deze bedriegers te ontkomen. Hij zal je wel eens uitleggen hoe de Essenen hun doden opwekken!
Hoofdstuk 98: Het bedrog van de Esseense wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Als op het bevel deze vlammen uit de wanden naar binnen slaan, schrikken de vreemden en op dit goed berekende ogenblik van verwarring, moeten de op de banken liggenden snel de deksels openslaan en zich vervolgens langzaam van hun banken verheffen en dan voor de schijn heel berouwvol hun opwekker dank en eer geven. - Kijk, dat is de opwekking der doden in de geraamtezaal! Broeder Bartholoméus staat daar als getuige!"
Hoofdstuk 98: Het bedrog van de Esseense wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] JUDAS, de klucht begrijpend, zegt helemaal verbluft: "Niet slecht! Een goed uitgedacht bedrog en het moet deze schurken veel geld opbrengen. Maar, hoe veranderden ze daarna de rots dan in een paleis?"
Hoofdstuk 98: Het bedrog van de Esseense wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] JUDAS zegt: "Oh, ik begrijp je maar al te goed! Maar wie zou geloven dat deze zich zo vroom en wijs voordoende kerels met zo'n misdadig sop overgoten zijn? - Ja, maar hoe staat het dan met het schrift op de volle maan en met de algehele zonsverduistering?"
Hoofdstuk 98: Het bedrog van de Esseense wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115  ...