Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 1011 van 1490

...  999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010 - 1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016 - 1017 - 1018 - 1019 - 1020 - 1021 - 1022 - 1023 - 1024  ...
[1] Jullie zeggen: beste vriend, wij volgen dit paar zoals het voor ons uit gaat al geruime tijd even blind en stilzwijgend als deze nacht is, en kijk, er is nog nergens iets te zien van het morgenrood achter de bergen waarover de vrouw sprak. Waar is het dan? Zou de vrouw werkelijk haar man betogen hebben? Ik zeg jullie: heb nog even geduld, dan zullen jullie dit lofwaardige morgenrood nog vroeg genoeg te zien krijgen. Let maar op ons paar, hoe de vrouw steeds vrolijker, de man daarentegen steeds bedroefder en somberder wordt.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Het vergaat hem bijna als de minnaar in de verhalen van de ouden, die over de liefde van de schone Sirenen gaan. Zolang de minnaar vanuit zijn sfeer de hem betoverende Sirene aanschouwde, was hij vol verrukking. Een omhelzing van zo'n geliefde leek hem het toppunt van geluk te zijn. Toen hij echter zijn geliefde naderde en deze hem in haar zachte armen sluitend naar beneden in haar element begon te trekken, ging de aanvankelijke fantastische bekoring verloren en kwamen hevige schrik en doodsangst daarvoor in de plaats.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Kijk, de man begint zich achter de oren te krabben en zegt na een poosje tegen zijn vrouw: mijn lieve vrouw, ik heb uit jouw woorden opgemaakt dat je me werkelijk liefhebt. Dat kan ik onmogelijk ontkennen. Maar ik zie alleen niet in, dat wanneer in deze donkere geestenwereld noch met waarheid noch met leugen en bedrog iets te winnen of te verliezen valt, waarom wil jij mij dan volkomen zinloos een zekere waarheid opdringen, waarmee tenslotte evenmin iets te winnen valt als met mijn zogenaamde door jou en de geleerde man bewezen dwaalleer? Daarom ben ik van mening dat, als jouw liefde voor mij werkelijk zo intens is als je me daarnet hebt aangetoond, je mij dan evengoed kunt volgen als ik jou, tenzij je op de weg van jouw waarheid reeds iets beters hebt gevonden. In dat geval wil ik jou wel volgen om me van de betere realiteit van jouw waarheid te overtuigen. Is dat niet het geval dan is het toch om het even waar we naartoe gaan.
Hoofdstuk 37: De zwakheid van de man. De gang van de vrouw naar de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[12] De vrouw zegt: praat maar zoveel je wilt, ik heb nu eenmaal gelijk. Ik kan je weliswaar niet de verzekering geven nu al iets beters te hebben gevonden, maar desalniettemin ben ik van mening dat, wanneer je mij wilt volgen, we binnen niet al te lange tijd een plaats kunnen vinden waar licht in overvloed zou kunnen zijn. Want kijk, hier aan onze rechterkant ben ik eens, afgaande op mijn innerlijke gevoel, lange tijd rechtdoor gelopen, waarna ik uiteindelijk bij een brede stroom uitkwam. Aan de overkant van de stroom zag ik een machtig gebergte en achter het gebergte kwam er licht op als het gloren van het vroege morgenrood. Zou men maar op de een of andere manier de stroom kunnen oversteken, dan zou men naar mijn overtuiging in een lichtere omgeving dan deze moeten komen.
Hoofdstuk 37: De zwakheid van de man. De gang van de vrouw naar de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Stop nu; we zijn al bij ons doel en kijk daar langs de rivier, daar ver op de achtergrond is een vrij sterke, rode gloed te zien, net als bij een verre grote brand. Maar let nu weer op het gesprek van ons paar. Zij zegt: wel mijn lieve echtgenoot, wat zeg je nu, had ik gelijk of niet? Kijk daar wat een prachtig morgenrood, en hier is de brede rivier. Wat zullen we nu doen om in die verlichte streek te komen? Kijk, we kunnen de rivier niet over maar we kunnen wel met de stroom mee langs deze oever lopen. Het wordt steeds lichter zoals je met eigen ogen kunt zien en mettertijd zullen we ook zeker de gehele lichte streek bereiken.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Maar nu zeg ik jullie: let vooral goed op. De man begroet de grotere en imposantere zeer hoffelijk. Deze maakt een koele buiging en vraagt aan de man van de vrouw: wat heeft jullie, nachtgespuis, de weg uit het duister naar die domeinen van het licht gewezen?
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] De man zegt: zeer achtenswaardige vriend, ik ben pas enkele dagen geleden hier in deze diepe nacht aangekomen, maar mijn vrouw bevindt zich reeds zo'n zes jaar in deze streek. Zij wist van deze lichtdomeinen af; ik wist niets maar voelde slechts een grote drang naar licht zodat me dus niets anders overbleef dan me als geheel onervaren persoon door mijn meer ervaren vrouw naar hier te laten leiden. Daarom zult u mij, achtenswaardige vriend, dit toch niet als een fout willen aanrekenen? Heeft iemand met deze stap verkeerd gehandeld, dan was het kennelijk alleen mijn vrouw.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Kijk, de man is wat verbouwereerd en weet niet onmiddellijk wat hij deze man, die hem zeer geleerd voorkomt, moet antwoorden. Christus wil hij niet loslaten, en iets over Hem zeggen lijkt hem in het bijzijn van deze hem zeer machtig en geleerd voorkomende man niet erg raadzaam. Daarom zwijgt hij.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Zij zegt: nee maar, wat praat jij toch een onzin! Nu ziet men pas hoe dom je eigenlijk bent; maar waardoor komt dat? Ik zeg je, enkel en alleen doordat jij je op aarde ten eerste maar weinig hebt bekommerd om de eigenlijke uitwerkingen van de oerkrachten van de natuur, waardoor je nu dan ook niet goed in staat bent dergelijke verschijnselen te verklaren. Ten tweede ben je nog veel te kort hier en heb je nog veel te weinig gelegenheid gehad om zulke verschijnselen te observeren en je daarover te laten onderrichten door de wijzen van deze streek. Maar kijk, daar langs de oever komen zojuist twee mannen aanlopen. Laten we hen tegemoet gaan; ik ben ervan overtuigd dat je er veel profijt van zult hebben als je met hen een gesprek zult beginnen. De man zegt: ja, lieve vrouw, ik was toch altijd al een grote vriend van mannen die veel kennis bezaten; waarom zou ik dat dan nu niet zijn?
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[19] Nu valt de vrouw voor de geleerde op haar knieƫn en dankt hem al vooraf met de meest vleiende woorden voor zo'n buitengewone gunst. En de geleerde geeft haar ten antwoord: ja, ja, mijn geachte liefste dame, u bent de enige van de duizenden, ja miljoenen bewoners van deze nachtelijke streek aan wie hij dat te danken heeft. Volg mij dus maar!
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[20] Kijk, de vrouw grijpt de arm van haar man, volgt de geleerde en zegt onder het lopen tegen hem: wel, wat zeg je nu? Ik hoop dat je nu toch inziet dat de verhoudingen hier heel anders liggen dan jij op aarde gedroomd hebt. De man zegt: lieve vrouw, dat is een duidelijke zaak, maar of deze verhoudingen goed en nuttig zijn, zal de toekomst leren. Onder ons gezegd, mij komt de hele geschiedenis nog altijd heel bedenkelijk voor, maar zoals gezegd, de tijd zal uitwijzen wat ervan terechtkomt.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[23] Kijk, hier is een boot aan de oever vastgelegd. De bootsman zegt: als jullie me willen volgen, je grootste geluk tegemoet, stap dan in deze boot waarmee we stroomafwaarts varen naar de verheven contreien van het licht.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[25] Nu hebben we de hoot reeds bereikt. Kijk hoe het water er onder steeds meer begint te gloeien tot daar, waar de rivier in een bergspleet uitmondt. Laten we daarom vlug een voorsprong tot over dit gebergte nemen en onze boot bij de monding van de rivier opwachten. Schrik maar niet want ook hier zijn wij onschendbaar; ons zullen al deze verschrikkingen die jullie daar zullen zien, niet deren.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[29] Jullie vragen: moeten wij daar soms ook nog in afdalen? Ik zeg en zei immers toch al van tevoren dat jullie de hele ontwikkeling tot aan het einde mee moeten aanzien, omdat jullie anders maar de helft zouden weten van hetgeen de binding van zo'n dubbele liefde in een hart wil zeggen. Wees maar niet bevreesd voor deze vlammen, want ze zijn slechts een verschijningsvorm van het helse. Ter plekke echter zal alles er weer heel anders uitzien. Volg me dus zonder angst!
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] De vreemdeling zegt: en zoiets durf jij als man hier te bekennen? Werkelijk, je lijkt me ook niet veel bijzonders te zijn, want mannen die de leiding van hun vrouw nodig hebben, staan bij ons in hetzelfde aanzien als de apen. Hierop wendt de vreemdeling zich tot de vrouw en zegt tegen haar: is dat werkelijk uw werk geweest, mijn allerbeminnelijkste, liefste dame? Zij zegt: o achtenswaardige vriend, ik moet helaas tot mijn schande bekennen dat deze, mijn overigens echt lieve man, zeker liever honderd en nog eens honderd jaar uit louter domme en onbenullige liefde voor de u welbekende Joodse filosoof in de dichtste duisternis mos en dor gras zou willen eten, dan dat hij de weg van het licht zou willen bewandelen, hetgeen hem niet alleen door mij, maar ook door de bijzonder wijze u welbekende geleerde die zich Melanchthon noemt, is aangeraden.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  999 - 1000 - 1001 - 1002 - 1003 - 1004 - 1005 - 1006 - 1007 - 1008 - 1009 - 1010 - 1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016 - 1017 - 1018 - 1019 - 1020 - 1021 - 1022 - 1023 - 1024  ...