15542 resultaten - Pagina 103 van 1037
... 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 ...
[5] Daarom neem ik ook nooit loon aan van een mens, die ik geholpen heb terwijl hij in nood zat. Als ik echter voor mij en mijn gezin gewerkt heb, dan vraag ik wel een passend loon voor mijn moeite en laat mij mijn vissen, die ik naar de markt breng, volgens recht en billijkheid betalen. Als jullie hier dus wat te eten en te drinken wilt hebben, dan zal ik mij daarvoor wel volgens recht en billijkheid laten betalen."Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] MARCUS zegt: "Met die gasten hebben jullie niets te maken en het zijn te hoge Romeinse heren dan dat je naar hen toe zou mogen gaan. Kortom, jullie karakter is van een te laag niveau voor dat van die gasten. Hoofdman Julius van Genezareth is daar onder andere ook bij. Als jullie soms met hem wat te bespreken hebben, dan kan ik hem wel hier laten komen."
Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Toen de jonge levieten en Farizeeën die naam hoorden, schrokken zij geweldig en smeekten Marcus om hen dáárvoor in ieder geval te bewaren, want dat was geen mens, maar een onverbiddelijke duivel. Er waren er een aantal onder hen, die Julius pas een paar dagen geleden in Genezareth met leem de ogen en de oren had laten dichtsmeren en toen onder militaire begeleiding naar Kapérnaum had laten brengen. Nu waren ze dan ook geweldig geschrokken, omdat ze dachten dat Julius hen dat wéér zou aandoen.
Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] EEN van de groep levieten zegt: "Dáár ligt voor ons eigenlijk de steen des aanstoots. De tempel wil zich nog steeds niet schikken naar dit Romeinse voorschrift, en wij als laagste dienaars van de tempel komen daardoor in duizenderlei narigheden, waarvoor geen mens ons dan schadeloos stelt, de tempel niet en iemand anders ook niet. Toch moeten wij, door de tempel daartoe genoodzaakt, allerlei tochten maken van het ene einde der wereld naar het andere, en als wij schade lijden, wordt deze ons van geen enkele zijde vergoed.
Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[20] Na deze aanmoediging door de oude Marcus en zijn beide zonen laten de geredden zich tenslotte toch overhalen om mee te gaan, en Marcus brengt hen opgewekt naar ons toe, terwijl zij hem aarzelend volgen.
Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Dan komt Marcus naar Mij toe en vraagt Mij of hij de geredden zout, brood en wijn zal voorzetten.
Hoofdstuk 236: De uitoefening der naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Dan gaat Marcus vlug naar de geredden en vraagt hen of en wat zij nu ter versterking van hun lichaam nodig hebben.
Hoofdstuk 236: De uitoefening der naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Wij jonge Farizeeën en levieten worden door de tempel juist bijna nooit met een eerbaar doel op de eerlijke mensheid afgezonden; ja, wij brengen vaak heimelijk zulke ellendige tempelplannen naar buiten naar de onschuldige mensheid, dat wij ze zelf zeker in het diepst van ons hart moeten verfoeien! Maar wat helpt dat allemaal?
Hoofdstuk 237: De tweestrijd der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] JULIUS zegt dan weer: "Ik ben het helemaal met je eens; men heeft jullie in Genezareth blijkbaar onrechtvaardig behandeld, en dat zal goedgemaakt worden. Maar men zou jullie niet zo hard aangepakt hebben als jullie in het huis van de daar wonende waard Ebahl niet zo dictatoriaal waren binnengedrongen! Maar laten we dat maar laten rusten, want ook voor dat gedrag kunnen jullie van de tempel wel dwingende voorschriften hebben. Maar ik zou nu toch zo, als vriend van de goede zaak, wel eens willen horen met welke bedoeling jullie dan oorspronkelijk door de tempel naar Nazareth en Kapérnaum gezonden zijn."
Hoofdstuk 237: De tweestrijd der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Dat zo'n man door de tempel om gegronde redenen niet met vriendelijke ogen wordt aangekeken, kunt u zich wel indenken. Wij zijn slechts daarvoor beëdigd en vervolgens uitgezonden, om naspeuringen te verrichten of en wat er dan precies met de genoemde man aan de hand is. Als we hem zouden vinden dan moesten we hem voor de tempel trachten te winnen of hem in het tegenovergestelde geval heimelijk uit deze wereld naar de andere helpen. -Wel dat was zo in het kort het eerbare plan van de tempel, waarvan wij de argeloze en totaalonschuldige overbrengers waren.
Hoofdstuk 237: De tweestrijd der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] We zijn echter in het geheim van plan, afgezien van alles wat onze wereldse verwanten dan terwille van ons te wachten zal staan, om nu de tempel te ontvluchten, want het is er niet meer om uit te houden. Daarom zijn wij ook voornamelijk 's nachts over het water hierheen gekomen, om van hier mogelijkerwijs in Tyrus of Sidon te komen en ons daar bij Cyrenius bekend te maken en hem, omdat hij een van de wijste mannen moet zijn, onze nood voor te leggen. De meesten van ons menen echter, dat wij toch eerst via de zo mogelijk kortste en beste weg naar Jeruzalem moeten gaan om daar te proberen van onze verwanten geld te krijgen voor een voorgewende vrome zakenreis, natuurlijk ten behoeve van de tempel. Daarmee zouden we dan gemakkelijk een reis naar Tyrus en Sidon, of zelfs naar Rome kunnen ondernemen om ons doel te bereiken. Maar ook moeten wij daarvoor goede reispassen zien te krijgen, want zonder die dingen kom je in deze tijd haast niet verder zonder in moeilijkheden te geraken. Zulke passen kosten echter geld.
Hoofdstuk 237: De tweestrijd der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Een op die manier door een kwade eed gevangen mens uit die erge gevangenschap van satan verlossen, is zelfs dan een buitengewoon goed werk van echte naastenliefde als het een mens betreft, die door gebrek aan inzicht zich door zijn gelovig gemoed nog gebonden acht aan een afgelegde eed. Hier, waar de betreffende jongemannen deze slechtste eed ter wereld volledig inzien, is het dus zéker goed. Doe jij daarom maar helemaal naar eigen goeddunken, en Mijn vriend Cyrenius zal je daarbij zeker zijn hoogste hulp niet ontzeggen!"
Hoofdstuk 238: Een verwijzing naar de naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Marcus laat meteen nog meer brood en meer volle bekers wijn naar de tafel van de vreemdelingen brengen, en de jonge spreker vraagt nóg een keer aan Julius, wie er toch allemaal in het gezelschap aanwezig zijn en wie hij eigenlijk zelf is.
Hoofdstuk 239: Julius vertelt het plan van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] JULIUS zegt: "Ik heb je toch al eerder gezegd, dat de bij jou zo slecht bekend staande Julius van Genezareth, wanneer hij ongewild iemand onrecht heeft aangedaan, ook op het juiste moment alle mogelijke moeite zal doen, het weer goed te maken. En de door jullie gevreesde Julius ben ik zelf, en daar, tegenover mij, zit de verheven opperstadhouder van geheel Azië en Egypte - Cyrenius, voor wie jullie naar Sidon wilden gaan. En zeg nu eens, hoe tevreden jullie over ons harde, onverbiddelijke Romeinen zijn!"
Hoofdstuk 239: Julius vertelt het plan van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] JULIUS zegt: Wel, dat wat jullie mij fatsoenshalve hebben verzwegen, is toch al niet belangrijk meer, niet voor mij en ook niet voor jullie. Maar het kennen van die man, die jullie opviel, zou wel van de grootste betekenis voor Jullie kunnen zijn! Maar daarvoor is vandaag zeker geen tijd meer; morgen dus de rest!" -Daar waren de geredden heel eerbiedig tevreden mee en zij grepen weer naar brood en wijn en brachten nog menige dronk uit, vanwege de blijdschap die nu hun harten vervulde.
Hoofdstuk 239: Julius vertelt het plan van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)