17481 resultaten - Pagina 1022 van 1166
... 1010 - 1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016 - 1017 - 1018 - 1019 - 1020 - 1021 - 1022 - 1023 - 1024 - 1025 - 1026 - 1027 - 1028 - 1029 - 1030 - 1031 - 1032 - 1033 - 1034 - 1035 ...
[3] O mensen, jullie, die in allerlei dwalingen op de oppervlakte van de verraderlijke aarde rondwandelen en nooit weten waarheen jullie je moeten wenden, kom hierheen in jullie harten en leer God kennen in Jezus, de liefdevolle Heiland, dan zullen jullie in het korte proefleven op aarde je ijdele plannen gemakkelijk kunnen laten varen.Hoofdstuk 146: Het grote ogenblik voor de graaf. U bent het! Heerlijke lofrede. De Heer over de verhouding van de Vader tot Zijn kinderen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[6] Na deze woorden vol van diepe liefde valt hij op zijn knieën voor Mij, vouwt zijn handen en zegt: 'O mijn enige, eeuwig goede God en Heiland Jezus, laat U door mij eeuwig aanbidden, loven en prijzen! Nu begrijp ik pas, hoe men alleen door U te loven en te prijzen de hoogste zaligheid kan voelen. Moge alles in mij U dan eeuwig liefhebben en U danken voor alles wat U mij ooit hebt opgelegd, al was het ook nog zo zwaar te dragen! Want nu begin ik pas in te zien, dat alleen Uw onpeilbaar grote liefde voor mij dat allemaal heeft gedaan!
Hoofdstuk 146: Het grote ogenblik voor de graaf. U bent het! Heerlijke lofrede. De Heer over de verhouding van de Vader tot Zijn kinderen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] O heilige Vader, ik was echt een verloren zoon en moest door grote ellende tot U worden teruggebracht, maar nu ben ik weer bij U, eeuwig goede Vader! Neem mij op als de allergeringste in Uw rijk en wees ook met al die vele andere verloren zonen even genadig als met mij! Mocht het Uw wil zijn, laat dan mijn op aarde achtergebleven familie liever al hun aardse bezittingen kwijtraken, dan dat zij voor U te diep zou vallen en U tenslotte volkomen zou vergeten.'
Hoofdstuk 146: Het grote ogenblik voor de graaf. U bent het! Heerlijke lofrede. De Heer over de verhouding van de Vader tot Zijn kinderen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[10] De graaf, zich langzaam van de grond oprichtend, zegt: 'O Vader, wat bent U toch eindeloos goed! Kon mijn domme tong U maar enigszins overeenkomstig Uw heilige waardigheid loven, maar ik breng nu nauwelijks iets tot stand!'
Hoofdstuk 146: Het grote ogenblik voor de graaf. U bent het! Heerlijke lofrede. De Heer over de verhouding van de Vader tot Zijn kinderen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Maar beste broeder, nu begin je Mij toch echt te vervelen met je lofredes over Mijn eindeloze macht, kracht en wijsheid! Kijk, kinderachtige broeder, Ik moet als God immers zijn wat Ik ben, opdat jij uit Mij en naast Mij kunt zijn wat jij bent en nog veel meer zult worden. Bovendien ben je toch ook Mijn werk, en wanneer jij jezelf als Mijn werk voor een volkomen niets aanziet, beschimp je Mij zelfs! En dat zul je toch zeker niet kunnen doen!'
Hoofdstuk 147: Bathianyi's wroeging. De Heer over het rijpingsproces in de mens tot de hoogste Godskennis. De nog blinde franciscaan krijgt duidelijke wenken van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Dus u... U b-b-bent het! U!?,.. de eeuwige Heer... over alles wat tijd en ruimte bevat en over alles wat boven alle tijd en ruimte verheven, in eeuwige vrijheid leeft en in de eeuwige diepten van Uw wonderbaarlijke scheppingen schouwt! O God, o God, o God! Ik... ellendige worm, een nietig stofje, sta nu voor U, de heilige, eeuwige Meester van de eindeloze wonderwerken, die allemaal uit Uw almachtige hand zijn voortgekomen; voor mijn God, voor mijn Schepper, Vader, voor mijn Heiland Jezus! O, hoor het alle hemelen! Kom hierheen gij alle overgelukkige aeonen, help mij om de diepte van de hemelse gelukzaligheid te voelen... om te voelen wat het betekent: een schepsel staat voor het eerst voor God, zijn almachtige Schepper! En... O, het is nauwelijks voor te stellen... deze God is zo eenvoudig en gewoon als een mens, en spreekt door de hoogste liefde geleid zo minzaam, mild en vriendelijk met mij als alleen de beste broeder met zijn andere broeder kan spreken!
Hoofdstuk 146: Het grote ogenblik voor de graaf. U bent het! Heerlijke lofrede. De Heer over de verhouding van de Vader tot Zijn kinderen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] De graaf zegt: 'Nee Heer, eeuwig nee, van U uit ben ik wel enorm groot, maar vanuit mezelf ben ik niets. Wel, ik sta al op, want Uw woord heeft me geheel opgericht.' Daarop komt de graaf dadelijk moedig naar Mij toe en zegt: 'Heer, Vader, God, Jezus! Ik ben nu door Uw liefde en genade helemaal genezen en de overdreven vrees voor U is ook verdwenen, maar in plaats daarvan brandt er een grenzeloze liefde tot U, in de vorm van een grote hartstocht, in ieder vezel van mijn hart. Langzamerhand zal misschien ook deze nieuwe eigenschap van het geestelijke leven wat tot rust komen, maar nu zou ik U graag met al mijn levenskracht willen omarmen en sterven in de onbeschrijflijke zaligheid van de liefde tot God! Heer, laat mij U toch even omarmen en U aan mijn van liefde brandende hart drukken.'
Hoofdstuk 147: Bathianyi's wroeging. De Heer over het rijpingsproces in de mens tot de hoogste Godskennis. De nog blinde franciscaan krijgt duidelijke wenken van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Ik zeg: 'Mijn beste broeder, dat zou nu schadelijk voor je zijn, omdat jouw geest nog te weinig vastigheid heeft in je ziel, maar wanneer jouw geest weldra sterk genoeg zal zijn, zullen we elkaar ook zonder vrees voor nadelige gevolgen kunnen omarmen. Ik ben weliswaar voorzover het maar mogelijk is net als jij een mens, maar in deze mens woont niettemin de volheid van Mijn Godheid in levende lijve en jouw geest zou deze niet verdragen. Hij zou alle banden verbreken en zich dan verenigen met de Godheid in Mij als zijnde zijn eeuwige oergrond. Wanneer jouw geest echter zich volkomen in jouw ziel heeft geordend en in zichzelf vervuld zal zijn van alle kracht der liefde uit Mij, dan zal hij Mijn omarming zonder nadelige gevolgen kunnen verdragen.
Hoofdstuk 147: Bathianyi's wroeging. De Heer over het rijpingsproces in de mens tot de hoogste Godskennis. De nog blinde franciscaan krijgt duidelijke wenken van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] De franciscaan zegt: 'Tamelijk goed, maar wat moet ik ermee? Moet ik daarom soms die onbekende vriend voor een verklede Heer van hemel en aarde aanzien? Of is het misschien iemand anders hier? Is het uiteindelijk die met die stralende hoed? Maar die ken ik, omdat hij op aarde van mijn stand was. Hij moet hier pas deze uitstraling van zijn hoofd hebben gekregen, want op aarde was er zeker niets dat minder straalde dan zijn hoofd. Zeg mij dus, waar is dan die verklede, opdat ik erheen ga, voor Hem neerval en Hem op gepaste wijze kan aanbidden!'
Hoofdstuk 147: Bathianyi's wroeging. De Heer over het rijpingsproces in de mens tot de hoogste Godskennis. De nog blinde franciscaan krijgt duidelijke wenken van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Goed zo, Mijn beste Robert (met opzet eraan toevoegend) Blum! In dit huis ben jij een heer naast de Heer en jouw grote liefde voor de Heer is wetgever voor je huis en voor allen die er in zijn.'
Hoofdstuk 148: De franciscaan wordt door de aanblik van Robert Blum nogmaals sterk aan het twijfelen gebracht. Zijn angst voor de duivel wordt door de Heer met vaderlijke mildheid bejegend - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] De franciscaan zegt nors: 'Er zijn al oneindig velen door zulke helse bekoorlijkheden te gronde gegaan en dit lot zal ook jullie nog ten deel vallen. Ik ben weliswaar ook erg hongerig en vooral dorstig maar zolang ik net als een Thomas geen tastbare bewijzen voor dit alles heb, vertrouw ik de zaak niet. Want bij ketters, zoals Robert Blum en consorten er zijn, kan God de Heer immers niet wonen!'
Hoofdstuk 149: De franciscaan houdt halsstarrig vast aan de roomse leer. Miklosch geneest hem hiervan door middel van scherpe vragen. Nu is ook bij deze verstarde ziel het ijs gebroken. Zalige verwondering over de hemelse waarheden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[14] Ja, mijn vriend, je zwijgt nog steeds en je ergerlijke verlegenheid is van je gezicht af te lezen. Wat moet daar dan van terechtkomen? Kijk, ik zou je nog wel honderd van zulke merkwaardige vragen kunnen stellen, maar wat heeft dat voor nut? Je wilt mij er geen beantwoorden! Daarom zou het beter zijn, dat je óf de paus geheel laat schieten en naar de werkelijke Heer toegaat en trouwen openlijk je domheid tegenover Hem erkent, óf op reis gaat naar Boedapest, dat je daar ziet liggen!'
Hoofdstuk 149: De franciscaan houdt halsstarrig vast aan de roomse leer. Miklosch geneest hem hiervan door middel van scherpe vragen. Nu is ook bij deze verstarde ziel het ijs gebroken. Zalige verwondering over de hemelse waarheden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[23] Moeder Maria glimlacht echter tegen hem en zegt: 'Maar beste broeder Cypriaan, waarom ben je zo verlegen? Eet en drink! Denk je soms dat het er hier in het hemelrijk net zo hoogmoedig toegaat als aan de hoven der koningen op de donkere aarde? O, geenszins! Hier zijn wij allen als kinderen en beminnen de Vader en zijn liefdevol, goedhartig en zachtmoedig tegenover iedereen. Wees daarom niet meer zo bedeesd, mijn beste Cypriaan!'
Hoofdstuk 149: De franciscaan houdt halsstarrig vast aan de roomse leer. Miklosch geneest hem hiervan door middel van scherpe vragen. Nu is ook bij deze verstarde ziel het ijs gebroken. Zalige verwondering over de hemelse waarheden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Ik zeg: 'Mijn vriend, dit huis behoort niet aan een ketter en nog minder aan een gezelschap duivels toe. Dat zeg Ik je, de enige, eeuwige Heer van hemel en aarde, want in de hel wandelen nergens vrije gestalten in het licht van de hemelen. Komt deze echt hemelse broederschap je echter te verdacht voor, dan zie je daar de nog openstaande poort en buiten een weidse verte. Je kunt gaan of blijven, dat is ons om het even. De oneindigheid is ver, breed, hoog en diep genoeg. Zwijg nu of ga! Maar jij, broeder Blum, ga naar de grote, aangrenzende zaal en laat allen hier binnenkomen. Laat brood en wijn in overvloed op deze grote ronde tafel zetten, opdat deze blinde dwaas zich ervan mag overtuigen, hoe de zogenaamde duivels van dit huis eruit zien en hoe ze misschien zelfs gaar gestoofd en gebraden worden.'
Hoofdstuk 148: De franciscaan wordt door de aanblik van Robert Blum nogmaals sterk aan het twijfelen gebracht. Zijn angst voor de duivel wordt door de Heer met vaderlijke mildheid bejegend - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Robert verwijdert zich snel om Mijn wil ten uitvoer te brengen. Meteen komen alle aartsvaders, profeten en apostelen die aan hun uiterlijk gemakkelijk te herkennen zijn. Zo ook de aartsmoeders, te beginnen bij Eva, en ook moeder Maria met Jozef en alle personen die in de evangeliën voorkomen. Bij deze grote stoet sluiten zich dan de nieuw aangekomenen aan: Robert, Messenhauser, Jellinek, Becher, Niklas, Bardo en al degenen die bij hen horen. Tenslotte ook nog de vierentwintig danseressen, die door Roberts vrouw worden geleid. Zij dragen wijn en brood in overvloed aan en plaatsen deze levensmiddelen goed geordend op tafel. Allen echter die uit de naastgelegen zaal komen, zijn met een sterke glans omhuld, en dat hoofdzakelijk om de franciscaan de ogen te openen.
Hoofdstuk 148: De franciscaan wordt door de aanblik van Robert Blum nogmaals sterk aan het twijfelen gebracht. Zijn angst voor de duivel wordt door de Heer met vaderlijke mildheid bejegend - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)