Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 1022 van 1037

...  1010 - 1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016 - 1017 - 1018 - 1019 - 1020 - 1021 - 1022 - 1023 - 1024 - 1025 - 1026 - 1027 - 1028 - 1029 - 1030 - 1031 - 1032 - 1033 - 1034 - 1035  ...
[4] Ging iemand bijvoorbeeld 's ochtends uit en zou hij daar weliswaar een berg geheel duidelijk en helder zien, maar deze zou zijn gemoed niet opwekken maar hem heimelijk bang maken, dan zou het verschijnsel niet harmoniëren met dat gevoel; niettegenstaande dat zou die berg toch een getrouwe spiegel voor die beschouwer zijn. Want als de geestelijke zuiverheid van de berg het gevoel afstoot, zegt de berg tegen zijn beschouwer: 'Wat kijk je naar mij met een onzuiver gemoed! Zuiver je daarom, zodat je boven je zinnelijk werelds gevoel uitgeheven wordt, net zoals ik mij verhef boven de modder van de dalen !' In dit geval ziet de beschouwer in de spiegel van de bergen zijn beeld, hoe hij zou moeten zij n, maar niet is!
Hoofdstuk 39: De bergen als spiegel van ons innerlijk - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[5] Een ander disharmonisch geval zou zijn, wanneer een mens op één of andere tijd van de dag uit zou gaan en een door duisternis omgeven berg zou zien, maar daarbij een volkomen opgewekt en vrolijk ochtendgevoel zou hebben. Wat moet de beschouwer bij deze gelegenheid aan het beeld van de duistere berg ontlenen ? We zullen de berg enkele woorden laten spreken: 'Kijk naar mij, vrolijke wandelaar, in de ochtend van je gevoel. Voordat je me zag was je treurig. Net zoals bij mij omringden ook jou duistere wolken. Er trokken geweldige stormen over je heen en veel bliksemstralen die uit mijn wolken flitsten troffen je. Je gaf de moed niet op en stond daar zoals ikzelf: een sterke rots, onverschrokken en trots tegenover deze verzoeking. De stormen die je dreigden te vernietigen, veranderden al gauw in reddende engelen en bevrijdden je van de zware last van je nacht. Daarom, kleine vriend daar in het dal, kijkgoed naar mijn beeld dat voor je staat. Alleen daardoor zul je in de bestendige ochtend van je gevoel blijven, als je je maar vaak genoeg het beeld voorogen haalt hoe heter eens om je heen uitzag, toen je op mij leek in de toestand waarin ik nu verkeer. Deze storm zal mij niet vernietigen en je zult me weldra weer helderder kunnen zien dan nu, nu ik je toon hoe je vroeger was!
Hoofdstuk 39: De bergen als spiegel van ons innerlijk - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[7] Maar wat de harmonische verschijnselen betreft, deze behoeven geen verdere verklaring. Want waar een opgeruimd gemoed een lichte berg ontdekt, wordt hij nog opgewekter en verlangt naar de zuivere hoogten. Als echter een verduisterd gemoed een huiveringwekkend verduisterde berg ziet, dan wordt hij nog somberder en zo'n mens verlangt zeker niet boven op de berg te zijn. Als iemand uitgaat met een opgeruimd gemoed en een donkere berg brengt hem in een slechte stemming, dan is zo'n slechte stemming niets anders dan een opwekking van de eigenlijke toestand waarin het gemoed zich heimelijk bevindt. De berg toont de mens dan wat er nog allemaal in zijn innerlijk verborgen is. Dat natuurlijk de hogere bergen en vooral de gletscherbergen, zoals onze Grossglockner er een is, zulke beelden met nog grotere duidelijkheid tonen dan de minder hoge bergen, spreekt vanzelf voor degene die in overweging neemt dat de bestemming van een berg steeds uitgebreider wordt naarmate zijn top zich hoger boven de gewone diepte van de hebzucht van de aardbodem verheft. Verder worden de bergen pas belangrijker op hun zuivere bergweiden, omdat daar ook alles meer geestelijk wordt. Dat is de oorzaak dat ze op elk gemoed een diepere indruk maken dan kleine verhogingen.
Hoofdstuk 39: De bergen als spiegel van ons innerlijk - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[10] We hebben nu niet alleen de Grossglockner in al zijn delen en werkingen beschouwd, maar wat hier werd geschilderd geldt naar verhouding voor alle bergen. Maar in het bijzonder moeten de bergen in het menselijk hart hieronder verstaan worden. Deze moeten met de werkelijke vergeleken worden, zodat in het hart een nuttige inwerking ontstaat. Denk daar wel aan en handel ernaar, dan zal de innerlijke zegen van de bergen evenzo over je uitgegoten worden, als de bergen hun uiterlijke zegen over al het land uitgieten. Zoals Ik graag in de bergen was en daar vele hongerigen met weinig broden verzadigde en Mij verheerlijkt op een berg toonde en vanaf een berg opsteeg in Mijn rijk, -zo vertel Ik ook dit van de bergen en open daardoor een grote poort naar het rijk van het eeuwige leven. Bedenk dat Ik de Oermacht en Schepper van de bergen, niet zonder grote zinnebeeldige betekenis voor het laatst op een bergbad. Volg Mij dus in alles na, dan zul je het doel, dat Ikzelf ben, moeilijk kunnen missen.
Hoofdstuk 39: De bergen als spiegel van ons innerlijk - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[2] Wanneer echter de boom weinig vruchten voortbrengt, daarbij zeer kleine, vol met maden en wormstekig, dan ligt de schuld niet bij de boom, alsof hij met een vooropgezette bedoeling begeren zou slechte vruchten voort te brengen, want hij is een kostelijke boom van een goede soort, maar de schuld is hieraan te wijten, dat dikwijls grote koude, hitte, meel­dauw, rupsen of ongedierte hem belagen. Nu heeft de boom echter deze eigenaardigheid, dat hij, naar gelang hij groter en ouder wordt, zoetere vruchten voortbrengt. In zijn jeugd draagt hij weinig vruchten, want dat maakt de ruwe en wilde bodemgesteldheid en het overtollige vocht in de boom onmogelijk en al bloeit hij ook, zo vallen toch gedurende de groei­tijd zijn vruchten voor 't merendeel af, wanneer hij namelijk in een goede akker geplant is. Nu heeft de boom ook een goede kwaliteit, hij is zoet. Tegenovergesteld daaraan heeft hij ook drie andere kwaliteiten, als bitter, zuur en wrang. Zoals de boom nu is, zo worden óók zijn vruch­ten, als de zon ze beschijnt en zoet maakt, zodat zij een lieflijke smaak verkrijgen, al moeten zijn vruchten bestand zijn tegen regen, wind en onweer.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[27] Maar het duurde slechts een korte tijd, daarna lieten de mensen het licht weer in de steek en leefden naar de lusten huns vlezes tot hun verderve; want evenzo als de poort des lichts was opengegaan, alzo ook de poort der duisternis en uit die beide gingen allerlei krachten en al wat daar binnen was.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[9] Het hoofd beduidt de Hemel; het is met de aderen en krachtwegen aan het lichaam verbonden en alle krachten gaan vanuit het hoofd en de hersenen naar het lichaam en in de bronaderen van het vlees.
Hoofdstuk 2: Handleiding, hoe men het goddelijke en het natuurlijke wezen beschouwen moet. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] Nu komt hier de vraag naar voren: wat heeft een Engel voor lichaam, gestalte of verschijningsvorm en hoe wordt hij voorgesteld? Zoals de mens naar Gods Beeld en Gelijkenis is geschapen, zo is het ook bij de Engelen, want zij zijn broeders van de mensen en in de opstanding zullen de mensen geen andere vorm en beeltenis hebben dan de Engelen; hetgeen onze koning Christus ook betuigt in Mattheus 22, 30.
Hoofdstuk 5: Over het stoffelijke lichaam, het wezen en de hoedanigheid van een Engel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] Dewijl ik hier over Hemelse en Goddelijke dingen schrijf, die aan de ver­dorven menselijke natuur geheel en al vreemd zijn, zo zal de lezer zich zonder twijfel ergeren en verwonderen over de eenvoud van den schrijver. De verdorven natuurdrift ziet de hogere dingen aan als een trotse, wilde, oneerbare vrouw, die in haar begeerte zich steeds naar schonere mannen wendt om met hen te boeleren.
Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[15] Toen evenwel de menselijke blindheid hand over hand toenam en zij zich niet door de Geest Gods wilden laten onderwijzen, zo gaf Hij hun wetten en leringen, waarin vastgelegd was, hoe zij zich gedragen moesten en hij bevestigde deze met wonderen en tekenen, opdat de erkenning van de waarachtige God niet zou worden uitgewist. Maar het licht wilde op deze wijze ook niet aan de dag treden, want de duisternis en de boosheid in de natuur verweerden zich en hun vorst regeerde oppermachtig. Toen echter de toorn der natuur op middelbare leeftijd kwam droeg hij ver­scheidene sappige, zoete vruchten en begon te voorspellen, dat hij in het vervolg heerlijke vruchten zou dragen. Want toen werden de heilige profeten geboren, zij leerden en predikten over het licht, hetwelk in de toekomst de boosheid in de natuur zou overwinnen. Zo ging ook te midden van de heidenen een licht op, zodat zij de natuur en haar werking erkenden, hoewel dit nog niet het heilige licht was. Want de wilde natuur was nog niet overwonnen en licht en duisternis worstelden zo lang met elkander, totdat de zon opging en deze boom met haar warmte dwong, heerlijke, zoete vruchten te dragen, wel te ver­staan, tot de Vorst des lichts ontsproot uit het hart van God en een mens in de natuur werd en worstelde in zijn menselijke lichaam, in de kracht van het goddelijk licht, te midden van de wilde natuur. Deze zelfde vorstelijke en koninklijke twijg groeide op en werd een boom en breidde zijn takken uit van het Oosten naar het Westen en omvatte de gehele natuur, worstelde en kampte met de boosheid, die in de natuur was en met zijn vorst, totdat hij overwon en triomfeerde als een koning der natuur en de koning der duisternis in zijn eigen huis ge­vangen nam. (Psalm 68). Toen dit gebeurde, groeide uit de koninklijke boom die in de natuur gegroeid was, veel duizenden kostelijke, frisse twijgjes, die alle de geur en de smaak van de koninklijke boom hadden. En hoewel regen, sneeuw, hagel en onweer hem niet gespaard bleven, zodat menig twijgje van de boom gerukt en kapot geslagen werd, groeiden er steeds weer nieuwe twijgjes. Maar deze takjes smaakten verrukkelijk zoet en vreugdevol, zodat noch mensen-, noch Engelentong het kan uitspreken, want ze bezaten grote kracht en deugdzaamheid; ze dienden tot gezondheid der blinde heidenen. De heiden, die van het twijgje van deze boom at, werd ontheven aan de wilde natuurdrift, waar­uit hij geboren was, en werd een zoete twijg aan de kostelijke boom en groeide en droeg kostelijke vruchten, zoals de koninklijke boom.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[16] Daarom wendden vele heidenen zich naar de kostelijke boom, waar de kostelijke twijgen lagen, die de vorst der duisternis met zijn stormwinden had afgerukt; en de heiden, die aan deze afgerukte takjes rook, hij werd gezond en genezen van de wilde boosheid die hem ingeschapen was. Toen evenwel de vorst der duisternis zag, dat de heidenen de twijgjes afrukten en zijn grote schade en het verlies zag, zo hield hij op met de storm in de morgen en in de middag en plaatste een koopman onder de boom, die de takjes opraapte, die van de kostelijke boom afgevallen waren. En als dan de heidenen kwamen en vroegen naar de goede en krachtige twijgjes, dan bood de koopman hen aan om ze voor geld te verkopen, opdat hij rente van de boom zou hebben. Want dit eiste de vorst der duisternis van zijn koopman, omdat de boom in zijn land ge­groeid was en zijn akker bedierf.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[17] Toen nu de heidenen zagen, dat de vruchten van de kostelijke boom te koop waren, liepen zij in grote getale naar de koopman en kochten van de vruchten van de boom en men kwam ook uit verre streken om er van te kopen, ja van 't einde van de wereld. Toen nu de koopman zag, dat zijn waar zoveel waard was en ook iedereen zo welgevallig was, bedacht hij een list opdat hij voor zijn heer een grote som geld zou kunnen inzamelen en hij stuurde kooplieden naar alle landen en hij liet zijn waren te koop aanbieden en prijsde ze hoog. Maar hij vervalste de waren en verkocht andere vruchten inplaats van de goede, die niet aan de boom waren gegroeid, opdat de inkomsten van zijn heer maar groter zouden worden. De heidenen echter en alle volkeren, die op aarde woonden, waren allen uit de wilde boom geboren, die tegelijkertijd goed en kwaad was; daarom waren zij half blind en zagen de goede boom niet, die toch zijn takken uitstrekte van boven tot beneden, anders hadden zij de valse vruchten niet gekocht. Omdat zij echter de kostelijke boom niet kenden, die toch zijn takken over hen allen uitstrekte, zo liepen ze allen de koop­lieden na en kochten vermengde, valse waren in plaats van goede en meenden dat zij gezond zouden maken. Omdat zij echter allen zozeer naar de goede boom verlangden, die toch over hen allen zich uitstrekte, zo werden velen van hen gezond door het grote verlangen, dat zij naar de boom hadden. Want de geur van de boom, die over hen zweefde, maakte hen gezond en genas hen van hunne boosheid.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[16] Nu zijn deze Oergeesten te vurig geworden in hun nieuwe toestand, zodat de ene de andere voortdurend vernielde met zijn boze werking. Alzo doen nu ook de schepselen, die uit de brongeesten geschapen zijn en volgens dezelfde stuwkracht leven; zij verweren zich tegen elkander, voeren strijd met elkander en toornen jegens elkaar naar de aard der hoedanigheden.
Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[8] Ik kan het nergens anders mee vergelijken dan met een donderslag, waarbij het vuur van te voren naar de aarde schiet, zodat de mens niet meer kan zien op zulk een ogenblik.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[14] Ge weet zeer goed, dat ge goed en vriendelijk behoort te handelen jegens uwe naaste; ook weet ge, dat ge uw eigen leven, dat is uw lichaam en uwe ziel, niet behoort te schande te maken en te bezoedelen. Waarlijk, hierin bestaat de kern en de Liefde Gods; God ziet niet naar naam of ge­boorte; wie echter in Gods liefde woont, woont in het Licht; het Licht echter is het Hart van God. Wie nu God in 't harte draagt, hoe zal hij Hem wederom kunnen verliezen?
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  1010 - 1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016 - 1017 - 1018 - 1019 - 1020 - 1021 - 1022 - 1023 - 1024 - 1025 - 1026 - 1027 - 1028 - 1029 - 1030 - 1031 - 1032 - 1033 - 1034 - 1035  ...