Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 1023 van 1037

...  1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016 - 1017 - 1018 - 1019 - 1020 - 1021 - 1022 - 1023 - 1024 - 1025 - 1026 - 1027 - 1028 - 1029 - 1030 - 1031 - 1032 - 1033 - 1034 - 1035 - 1036  ...
[17] Wat weet enig mens? Ge wist toch ook niet, hoe God met u wilde te werk gaan, daar gij dood waart in uw zonden. Zoals nu de zonde, zonder onderscheid heerst door éne mens over allen, alzo zegeviert ook de barmhartigheid en verlossing door éne voor allen. Den heidenen, joden en Turken echter is blindheid wedervaren, zij zoeken de rust, begeren genade, maar zoeken deze niet op de juiste plaats; God echter is allerwegen en ziet naar des harten grond. Zo echter in hun kommervolle bestaan het Licht in hen geboren wordt, wie zoudt gij dan zijn, dat gij hen zoudt willen oordelen?
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[18] Toen nu de vorst der duisternis, die de bron is van woede, boosheid en verderf, zag dat de mensen gezond werden door de geur van de kostelijke boom, werd hij toornig en plantte tegen middernacht een wilde boom en liet uitroepen: dit is de boom des levens; wie daarvan eet wordt ge­zond en zal eeuwig leven. Want de plek waar de wilde boom groeide, was een wilde plaats en de volkeren hadden het ware goddelijke licht van de beginne af en ook nu nog niet gevonden; en de boom groeide op de berg van Hagear, in het huis van Israël de spotter. Daar echter van de boom gezegd werd, dat hij was de boom des levens, zo liepen de wilde volkeren naar de boom. Zij waren niet uit God geboren, maar uit de wilde natuur en zij hielden van de wilde boom en aten van zijn vruchten. En de boom groeide en werd groot en breidde zijn takken uit van dag in, dag uit, de boom evenwel had zijn oorsprong en wortel in de wilde natuur, die boos en goed was, evenzo waren ook zijn vruchten. Omdat echter de mensen van deze plaats allen uit de wilde natuur geboren waren, zo groeide de boom over hen allen heen en werd zo groot, dat hij met zijn takken reikte tot in het dierbare land onder de heilige boom. Dit was evenwel de oorzaak ervan, dat de wilde boom zo groot werd; de volkeren onder de goede boom liepen allen de kooplieden na, die de valse waren verkochten en zij aten van de boze vruchten, die ook èn boos èn goed waren, en meenden, dat ze daardoor gezond werden, en zij lieten de heilige, goede en krachtige boom maar steeds staan. In die tussentijd werden zij blind, matter en zwakker, en konden niet verhinderen dat de wilde boom doorgroeide. Als zij niet de kooplieden met de valse vruchten waren nagelopen en hier niet van hadden gegeten, maar van de kostelijke vruchten hadden gegeten, dan zouden zij krachtig zijn geworden en de wilde boom tegengehouden hebben in zijn groei. Omdat zij nu de wilde natuur in hun beuzelarij naar hartelust vol huiche­larij hoereerden, zo heerste ook de wilde natuur over hen en de wilde boom groeide hoog over hen heen en vernietigde hen met zijn wilde kracht. Want de vorst der duisternis gaf aan de boom zijn kracht en vernietigde de mensen, die van de wilde vruchten van de koopman aten. En daar ze de boom des levens in de steek lieten en hun eigen inzichten volgden, zoals moeder Eva in het paradijs, zo werd hun eigen karakter overheersend en raakten zij in zulk een grote dwaling, zoals Paulus bedoelt in 2 Thess. 2, 11. En de vorst der duisternis deed oorlog en stormwinden ontstaan en liet ze losbarsten over de volkeren die niet uit de kwade boom geboren waren en zij vielen in hun vermoeidheid en zwakheid door het onweer, dat van de wilde boom uitging. En de koopman onder de goede boom bedroog de volkeren dag in, dag uit en prees zijn waren zeer hoog en bedroog de eenvoudigen listig en de verstandigen maakte hij tot zijn kooplieden, zodat ook zij winst er bij hadden, tot hij het zover bracht, dat niemand de heilige boom meer goed zag en onderscheidde; hij werd het eigendom van het land en hij liet uitroepen: (2 Thess. 2) “Ik ben de stam van de goede boom en sta op de wortels van de goede boom en ik ben ingeënt in de boom des levens. Koop mijn vruchten, zo zult ge gezond worden en eeuwig leven. Ik ben uit de wortelen van de goede boom opgegroeid en ik heb de vruchten van de heilige boom in mijn macht en ik zit op de stoel van de goddelijke kracht en ik heb macht in Hemel en op aarde, komt tot mij, koopt voor geld van de vruchten des levens.”
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Toen liepen alle volkeren toe, kochten en aten, tot ze er aan ten gronde gingen. Alle koningen aten ten alle tijde van de vrucht van de koop­man en leefden in grote onmacht, want de wilde boom overschaduwde hoe langer hoe meer en vernietigde hen gedurende een lange tijd. En er was een zo grote ellende op aarde, als er sinds de wereld geschapen was, niet geweest was, maar de mensen meenden dat het een goede tijd was, zozeer was de koopman onder de boom verblind. Ten laatste echter klaagde de barmhartige God over des mensen ellende en verblindheid en stelde nog eenmaal de goede, heerlijke en goddelijke boom in werking, die de vrucht des levens droeg, toen groeide er een twijg dicht bij de wortel en deze werd groen en aan dit twijgje werd gegeven het sap en de geest van de boom en het was, alsof het met mensentong sprak en iedereen de kostelijke boom toonde en zijn stem weerklonk tot in verre landen. De bewoners kwamen toelopen om te zien, wat dat was. Toen werd hun getoond de kostelijke en deugdzame boom des levens, waarvan de mensen in den beginne gegeten hadden en zij waren verlost. En zij verheugden zich zeer en aten van de boom des levens vol vreugde en werden verkwikt. En zij ontvingen nieuwe kracht en zongen een nieuw lied en werden verlost en haatten de koopman met zijn valse vruchten. Allen die hongerden en dorsten naar de boom des levens, kwamen, ookzij die, in de stof terneer zaten en zij aten van de heilige boom en werden gezond en verlost van hun boosheid en zij werden ingeënt in de boom des levens. Alleen de handlangers van de koopman en de huichelaars en zij die woekerwinst hadden gemaakt met hun valse waren en sommen hadden verzameld, kwamen niet, want zij waren in de woeker van de koopman ten onder gegaan en de dood gestorven, en zij leefden in de wilde natuur; en de angst en schande, die blootgelegd werden hield hen terug. Zij hadden met de koopman zo lang gehoereerd en de zielen van de mensen verleid, terwijl ze er zich toch op beroemden, dat ze in de boom des levens ingeplant waren en in goddelijke, heilige kracht leefden, maar ze verkochten de vruchten van de boom des levens.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[18] Ziet, gij blinde mens, ik wil het u tonen; ga naar een weide; daar ziet ge menigerlei kruid en bloemen; ge ziet bittere, wrange, zoete, zure, witte, gele, rode, blauwe, groene bloemen; groeien zij niet alle uit de aarde? Staan zij niet naast elkander? Misgunt ook de ene de andere zijn schone gestalte? Als er echter een onder hen is, die zich te hoog verheft en verdoet, wijl hij geen vocht genoeg in zich heeft, is dat de schuld van de aarde? Zij geeft hèm toch ook zijn sappen, zo goed als aan de anderen. Wanneer echter doornen daaronder groeien en de hove­nier komt om te oogsten, zo houwt hij hen mede af, maar de vele bloemen verzamelt hij in zijn schuren.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Zo gij nu weten wilt, hoe de verschijningsvorm van de Hemel is, welke gestalte en verschijningsvorm de Engelen hebben en wat eigenlik de heilige Hemelse en goddelijke natuur is, zo merk dan op de bijzonder­heden, die zich vertonen bij deze zevende oergeest Gods. Deze zevende oergeest is de geest der natuur, want de zes anderen doen de zevende geboren worden; en de zevende, wanneer hij geboren is, is als een moeder der anderen, die hen omsluit en hèn weer doet ontstaan, want het lichamelijke en natuurlijke is de verschijningsvorm, de uiterlijke mani­festatie, waarin de zes andere Oergeesten besloten liggen. Merk hier op de betekenis: De zes Oergeesten stijgen elk naar zijn eigen kracht en naar zijn eigen aard op en als zij opgestegen zijn, zo vloeien hun krachten tezamen en de hardheid doet droogte ontstaan. Deze lichamelijke verdroging noem ik in dit boek de goddelijke Salniter. Met het woord “Salniter” bedoel ik in dit boek het volgende: Uit het eeuwige centrum der natuur ontstaat het andere principe, zoals het licht uit het vuur ontstaat. Zo is het ook met de twee geesten: hitte en lucht. In lucht kan pas groei bestaan en vuur veroorzaakt eigenschappen. Alzo, wanneer geschreven is: De Engelen zijn uit God geschapen, zo wordt daarmede bedoeld, dat zij zijn geschapen uit Gods eeuwige natuur, waarmede men bedoelt de zeven Oergeesten. En de goddelijke heilige natuur wordt hier niet bedoeld als te zijn: een vuur, maar een Licht. Het vuur geeft ons een geheimenis der eeuwige natuur en der Godheid, daar er twee principes zijn, tweeërlei bron; een waarin grimmige, zure, bittere, angstige, verterende, die zetelt in het vuur en het Licht, dat uit het vuur ontstaat, en dat woont in het vuur en toch niet door het vuur wordt aangetast, omdat het een andere bron heeft. De zachtmoedigheid, waarin een begeerte der liefde is, waarmede dan bedoeld wordt, dat deze be­geerte der liefde iets anders is dan het vuur. Want het vuur wil alles verteren en stijgt nog op en de zachtmoedigheid van het Licht is werkelijkheid; de geest des eeuwigen levens wordt door het Licht geschapen en het Licht maakt ook water met de oertoestand van de lucht. Alzo zal de lezer van dit boek deze drie principes of geboortes verstaan. Deze zijn de oertoestanden van de eeuwige natuur in de eeuwige Wil van God, welke Wil of welk begeren zich voortstuwt in grote angst tot in het vierde principe naar het vuur, waar het Licht ontstaat. Wij nu verstaan de heilige drievoudigheid in het Licht buiten de natuur als een andere bron en met het vuur verbonden, evenals vuur en licht in de natuur. En het derde principe op deze wereld is uit het eerste ge­schapen. Dit alles is door de schrijver de eerste maal niet voldoende be­grepen, hoewel het hem klaar verscheen, zo, kon toch niet alles door hem begrepen worden. Het is, als wanneer er een plasregen neervalt, waardoor de groei ontstaat. Daarbinnen is het zaad der godheid; het is als een moeder, die het zaad ontvangt en immer weder vruchten voort­brengt naar de hoedanigheid van het zaad. In dit opstijgen der zes Oergeesten stijgt ook op: de Mercurius, de toon of het geluid van deze zes geesten en in de zevende geest is hij als in de moeder; hij brengt allerlei vrucht voort en kleuren naar de werkingen der zes geesten. Ge moet hier echter weten, dat de Godheid niet ophoudt met arbeiden, maar zonder onderbreking werkt als een lieflijk worstelen, kampen en bewegen; zoals twee schepselen, die elkander in grote liefde vinden. Ge moogt het vergelijkenderwijze zó verstaan, alsof zeven mensen een vriendschappelijk spel der vreugde speelden. De ene zege­viert over de andere, en de derde komt de overwonnene te hulp en ver­toeft alzo een vreugdig ogenblik te midden van hen. Zij strijden wel tegen elkander, maar zijn toch liefdevol jegens elkander gezind. Alzo is ook de werking der zes geesten Gods in de zevende; nu eens heeft de ene de boventoon, dan weer de andere en allen strijden in liefde met elkander. En wanneer het Licht te midden van dit strijden mede opstijgt, zo woont de Heilige Geest in de kracht van het Licht in het spel der zes anderen. Alsdan groeien uit de zevende allerlei vruchten des levens, gewassen en kleuren. Welke eigenschap nu de sterkste is, die eigenschap is in de vrucht ook het sterkst vertegenwoordigd. Ook wat betreft de kleuren. In dit worstelen of strijden wordt de Godheid geformeerd naar oneindige en ondoorgrondelijke gestalte en naar velerlei hoedanigheden. Want de zeven Oergeesten zijn zeven hoofdbronnen; wanneer Mercurius erin op­stijgt, maakt hij alles beweeglijk. De natuur en de drievoudigheid is niet één en hetzelfde; er is onderscheid tussen hen, hoewel de drievoudigheid woont in de natuur, maar onbegrepen, en toch er eeuwig mee verbonden. Merk nu op, hoe de zevende geest in de natuur is gevormd. Het zoete water is het begin geweest in de natuur en de zuurheid doet het samen­krimpen. Wanneer het is samengekrompen, zo ziet het blauw als de Hemel; wanneer het Licht of de bliksem daar binnen in op gaat, zo gelijkt het een edele jaspis of een glazen zee, waarin de zon schijnt en die zeer zuiver en klaar is. Wanneer echter de bittere hoedanigheid zich er aan toevoegt, zo verdeelt het water zich, alsof het leefde en er ontstaat een groenachtige verschijning of vorm, als een groene bliksem, waardoor iemand het licht als 't ware benomen wordt en hij niet meer zien kan. Wanneer echter de hitte zich daarbij voegt, zo verandert het groen in iets roodachtigs, alsof een karbonkel er uit te voorschijn lichtte. Wan­neer echter het Licht, hetwelk de Zone Gods is, in deze natuurzee schijnt, zo bekomt het zijn gele en witte kleur, die ik met niets kan ver­gelijken; met deze aanschouwing moet ge wachten tot in het toekomende leven. Want dat is de ware Hemel, die uit God is en waarin de heilige Engelen wonen, dewelke ook in de aanvang daaruit voortgekomen zijn. Ziet, wanneer nu Mercurius of de toon in deze natuurHemel opgaat, dan opent zich het goddelijke vreugdenrijk der Engelen; daar ontplooien zich de vormen, gestalten en kleurenen de vrucht bloeit en groeit daar in zijn volkomenheid. Vruchten van allerlei loofbomen, kruiden en gewassen, verrukkelijk om te aanschouwen, lieflijk van geur en smaak. Ik spreek hier als met Engelentong: ge moet het niet aards verstaan. Met de Mer­curius is het evenzo. Ge moet niet denken, dat er een hard kloppen, klinken of galmen in de godheid is, alsof men een machtige bazuin zou nemen en daarin zou blazen. O neen, mens, gij half dode Engel, zo is het niet; wel zingen de heilige Engelen, schallen en bazuinen, want God heeft hen uit Zichzelf voortgebracht, opdat zij de Hemelse vreugde zouden vermeerderen. Zulk een gestalte had Adam ook, toen God hem schiep, voordat Eva uit hem gemaakt werd, maar de verdorven Salniter in Adam heeft met de boom des levens gevochten totdat hij overwonnen heeft en Adam moede werd, waardoor hij insliep. Toen geschiedde het, dat de barmhartigheid Gods te zijner hulpe nabij was. Een vrouw werd geformeerd. Was dat niet geschied, zo zou hij nu nog slapen. Dit, hetgeen hierboven is meegedeeld, is de schone en heilige Hemel; deze is in de gehele Godheid en heeft begin noch einde. Geen schepsel kan hem met zijn zintuigen bereiken. Toch moet ge dit weten, dat een bepaalde hoedanigheid zich aan de ene plaats krachtiger vertoont dan op een andere plaats. Nu eens heeft de tweede of derde, dan weer een der anderen de voorrang. Het is alzo een eeuwigdurend werken, worstelen en vreugdevol opstijgen in liefde. De Godheid betoont zich immer wondervoller, onbegrijpelijker en ondoorgrondelijker. Zo, dat zelfs de heilige Engelen zich nooit genoeg er in kunnen verheugen en nooit genoeg het Te Deum Laudamus kunnen zingen. Zij zingen voor al Gods grote hoedanigheden; voor zijn wondervolle openbaring en wijsheid; van zijn schoonheid en kleuren, vruchten en gestalten. Aan zijn hoedanigheden is geen begin en geen einde. En hoewel ik alhier heb beschreven, hoe alles is ontstaan, en hoe zich alles heeft gevormd, en hoe de Godheid zich openbaart, zo moogt ge daarom nog niet denken, dat er een rust of uit­doving plaats vindt en dat het daarna weder op dezelfde wijze voortgaat. Neen, maar ik kan alles slechts stuk voor stuk beschrijven, terzake van des lezers onverstand, opdat hij het zou kunnen begrijpen. Ge moogt ook niet denken, dat ik in de Hemel heb vertoefd en deze dingen met mijn vleselijke ogen heb gezien. O neen, ik ben slechts als gij, en heb in mijn wezen geen groter licht ontvangen dan gij; ook ik ben een zondig en sterfelijk mens evenals gij en ik moet elke dag en elk uur met de duivel worstelen, welke met de verdorven natuur strijdt, die in mijn vlees is, zoals in alle mensen. Menigmaal zegevier ik over hem, maar toch zege­viert hij ook menigmaal over mij. Ons leven is een gestadige strijd met de duivel. Deze strijd is de edele ridderkrans; hij duurt voort, totdat de oude mens-Adam gedood wordt; in deze oude Adam heeft de Satan toegang tot de mens.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[5] De vraag doet zich nu voor: Wat doen de Engelen Gods in de Hemel of waarom en tot welk doel heeft God hen geschapen? Dat moogt gij, gierigaards, opmerken; gij die in deze wereld naar eer, roem, hovaardij, geweld, geld en goed streeft en die de armen afbeult, en meent, dat ge beter zijt dan de eenvoudige mens, die God bedoeld heeft, dat ge zijn zoudt.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[12] Nu heeft echter ieder van hen de macht zijn wil te veranderen, al naar gelang het noodzakelijk is voor het ontstaan van het Licht; wanneer dat nu geschiedt, zo kan de geest niet triomferen, maar moet zich matigen. En daarom zijn alle zeven geesten vol van macht en ieder van hen heeft de teugel in de hand, zodat hij de geest, die in hem woont, in toom kan houden en hem kan belemmeren verder te gaan, dan hem toegestaan wordt.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[20] Omdat nu hun schande, bedrog, gierigheid en sluwheid openbaar werd, verstomden zij en schaamden zich inplaats van boete te doen voor hun gruweldaden en afgoderij en met de hongerigen en dorstigen naar de bronwel van het eeuwige leven te gaan. Daarom versmachtten zij ook van dorst en hun pijn verergerde van eeuwigheid tot eeuwigheid en hun geweten knaagde. Toen nu de koopman met de valse waren zag, dat zijn bedrog bekend was geworden werd hij zeer toornig en bevreesd, en richtte zich tegen het heilige volk, dat zijn waren niet meer kopen wilde en doodde er velen van het heilige volk en sprak wederom kwaad van de groene twijg, die uit de boom des levens was ontsproten, Maar de groot­vorst Michael, die voor God staat, kwam en streed voor het heilige volk en overwon.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] Maar het was hun niet om de wortel en niet om de boom te doen, de vorst der duisternis had iets anders in de zin. Omdat hij zag, dat zij niet meer van de goede boom eten wilden, maar twistten om de wortel, zag hij ook wel dat zij zeer moe en zwak werden en dat de wilde natuur wederom in hen heerste. Daarom gaf hij hun hoogmoed, zodat ieder voor zich meende, dat hij de wortel had en men hem moest eren en naar hem moest zien en luisteren. Toen bouwden zij zich paleizen en dienden in het geheim de mammon, “daardoor werden de oningewijden geërgerd”, en zij leefden naar de lusten huns vlezes, in begeerte naar de natuur en verzadigden zich; zij verlieten zich op de vruchten van de boom, die over hen al zijn takken uitbreidde, in de hoop dat ze, al waren ze nu al in het verderf geraakt, weer gezond mochten worden. En terzelfder tijd dienden zij de vorst der duisternis naar de wilde natuurdrift en de kostelijke boom stond daar maar te kijken en velen van hen leefden als de wilde dieren en leidden een slecht leven in hoogmoed, pracht en overvloed en de rijke verbruikte de arbeid en het zweet van de arme en verdrukte hem nog daarbij. Alle boze daden werden met geschenken goed gemaakt, een ieder jaagde naar veel geld en goed, was hoogmoedig, dwaalde en braste. De ellendige zag geen uitredding; schelden, vloeken en zweren werd niet tot zonde gerekend, zij wentelden zich in het boze als een zwijn in de modder.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[26] Daar was geen onderscheid, behalve dat kleine groepje, dat uitgered was uit alle volkeren. Zij leefden allen naar de wilde natuurdrift, in hun over­macht. Zoals het was vóór de zondvloed en vóór het ontstaan van de edele boom, zo was het in die tijd. Dat echter de mensen tenslotte zeer naar de wortel van de boom verlangden, is een geheimenis, een mysterie, en dat is voor de wijzen en verstandigen tot die tijd verborgen ge­bleven, evenals de edele boom met zijn kern altijd voor de wereldwijzen borgen is gebleven. Al meenden ze ook, dat ze iets heel bijzonders waren “zo is het toch maar als een lichte damp voor hun ogen geweest.” De edele boom evenwel heeft van de aanvang tot op heden volijverig in de natuur gearbeid, opdat hij aan alle volkeren, tongen en talen zou worden geopenbaard; daarentegen heeft de duivel in de wilde natuur geraasd en getierd en zich verweerd als een grimmige leeuw. Maar de edele boom bracht hoe langer hoe zoeter vruchten voort en openbaarde zich al meer en meer tegen het woeden en tieren van de Satan in, tot aan het einde; toen brak het licht door. Want er ontsproot een groen twijgje aan de wortel van de edele boom en dit kreeg het sap en de levenskracht van de wortel en de geest van de boom werd hem gegeven, die de boom aan de mensen moest verklaren in zijn kracht en heerlijkheid. Toen dit gebeurde gingen in de natuur de beide deuren open, de erkenning van de beide hoedanigheden, het boze en het goede, en het Hemelse Jeru­zalem werd geopenbaard aan alle mensen, evenals het rijk van de Satan. En het Licht scheen en de Stem klonk naar alle windstreken en de oneerlijke koopman werd ontmaskerd en die de zijnen waren haatten hem en doden hem. Toen dit gebeurde, verdorde ook de wilde boom tegen mid­dernacht en het gehele volk zag de heilige boom in verre verten met ver­wondering aan. En de vorst der duisternis werd bekend en zijn geheime­nissen ontdekt en de mensen op aarde zagen zijn schande en bespotting, want het was licht geworden.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[28] Zoals de mensen van de aanvang af geleefd hadden naar de wilde natuur en zich slechts naar het aardse hadden gericht, zo wilde het ook niet beter, maar wel erger worden. In dit tijdsgewricht werden dag in, dag uit veel hevige stormen ontketend; een grote waterstroom overspoelde de heilige boom en bedierf veel twijgen van de heilige boom en midden in de stroom werd het licht en de wilde boom verdorde tegen middernacht. En de vorst der duisternis werd te midden van de grote beroering der natuur vertoornd; want de heilige boom verhief zich en werd ont­stoken ter verheerlijking van de heilige, goddelijke majesteit en deed de boosheid van zich, die hem zo lange tijd was tegemoet getreden en die zo met hem geworsteld had. Evenzo verhief de boom der duisternis zich vol grimmigheid en verderf en toen hij ontstoken zou worden ging de vorst der duisternis met zijn legioenen heen om de edele vruchten van de goede boom te vernielen. En het was verschrikkelijk, zoals de vorst der duisternis woedde, het was, alsof men een zwaar onweer zag opkomen, dat zich met veel lichtflitsen en veel stormwinden gruwelijk en verschrikkelijk openbaarde, zodat men zich er over verbaasde. Daarentegen was het, waar de heilige boom des levens stond, zeer lieflijk, vreedzaam en vreugde­vol, als in het Hemelse rijk der vreugden. Deze beide verhieven zich zodanig tegen elkander, dat de gehele natuur werd ontstoken, zowel het goede en het kwade in één ogenblik. En de boom des levens werd ont­stoken naar zijn eigen aard met het vuur van den Heiligen Geest en hij brandde met het vuur van het Hemelse vreugdenrijk in onnaspeurlijke klaarheid en helderheid.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[29] Want de geboorte van de nieuwe Zoon in het hart van Lucifer heeft het gehele Lichaam doordrongen en is door de Zoon van God, die buiten het lichaam is geweest, verheerlijkt geworden met de grootste hemelse Schoonheid, naar het voorbeeld van de Zoon van God. Zo is ook terstond de geest van de nieuwgeboren Zoon in het hart van Lucifer door Zijn mond uitgegaan en heeft met de Heilige Geest van God gemeenschap, en is vol van de grootste vreugde als een dier­bare broeder ontvangen.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[34] Op een dergelijke wijze nu heeft Lucifer de Godheid tot toorn verwekt (d. i. de eeuwige natuur is ontstoken naar het 1e principe), dewijl hij met al zijn Engelen als een boosaardige duivel tegen God strijd heeft gevoerd, met de bedoeling het gehele gebied onder zijn heerschappij te brengen en onder het bevel van de hem toebehorende geesten, opdat deze alles zouden kunnen formeren. Het gehele gebied zou zich, zo wilde hij het, moeten buigen en zijn geesten zouden het moeten regeren en formeren.
Hoofdstuk 14: Hoe Lucifer, de schoonste Engel in de Hemel, de vreselijkste duivel geworden is. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[31] De boom des eeuwigen levens stond in de goede aarde en hij vindt zijn oorsprong in de Heilige Drie-eenheid, en de Heilige Geest doorlicht hem. En alle mensen werden geboren uit Adam, de eerste mens, een ieder met zijn eigen kracht en met zijn eigen karakter. Die op aarde van de goede boom gegeten hadden, die Jezus Christus heet, in hen groeide de barmhartigheid Gods tot eeuwige vreugde; zij hadden de kracht tot het goede in zich en werden opgenomen in de goedheid en heiligheid Gods en zongen het lied van hun Bruidegom, een ieder met zijn eigen stem, al naar hij gevorderd was. Zij die echter in het licht der natuur en des geestes geboren waren en op aarde de boom des levens nooit recht erkend hadden, al waren zij in Zijn kracht gegroeid (de boom des levens over­schaduwde alle mensen op aarde, zoals daar zijn vele heidenen en vele volkeren en onwaardigen), zij werden ook opgenomen in de kracht, waarin zij gegroeid waren en waarvan hun geest doordrongen was, en zij zongen het lied van de edele boom des eeuwigen levens; want een ieder werd geoordeeld naar de mate van zijn kracht. En de heilige natuur deed Hemelse vreugdevolle vruchten geboren worden. En de mensen, die nu aan de Engelen gelijk waren, aten, een ieder van de vrucht van zijn eigen kwaliteit en zongen het lied van God en het lied van de boom des eeuwige levens.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[36] 2. De astrologie behandelt de krachten der natuur, der sterren en elemen­ten en hoe uit hen alle schepselen zijn voortgekomen. Hoe deze krachten het Al voortstuwen, regeren en bewerken. Hoe het boze en het goede door hen in de mensen en dieren wordt neergelegd; gezegd wordt, dat deze krachten veroorzaken, dat het boze en het goede in deze wereld heersen en dat het Hemelse rijk, evenals de hel bestaan. Het ligt niet in mijn bedoeling, de loop, de plaats of de naam van alle sterren te be­schrijven of hoe zij jaarlijks hun conjunctie of oppositie of quadraat hebben, hoeveel zij per jaar en per uur arbeiden; dit alles is na vele jaren bekend geworden bij wijze, verstandige mensen door vlijtig aanschouwen en opmerken; door diep denken en narekenen. Dit alles heb ik ook niet geleerd en bestudeerd en ik laat het de geleerden behandelen; mijn voor­nemen evenwel is naar de geest en het verstand te schrijven en niet naar de aanschouwing.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  1011 - 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016 - 1017 - 1018 - 1019 - 1020 - 1021 - 1022 - 1023 - 1024 - 1025 - 1026 - 1027 - 1028 - 1029 - 1030 - 1031 - 1032 - 1033 - 1034 - 1035 - 1036  ...