17481 resultaten - Pagina 104 van 1166
... 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 ...
[2] Nu komen ook Maria en Mijn vijf broers naar Mij toe en vragen Mij, of zij ook een paar dagen naar Nazareth mogen gaan en daar de huishoudelijke zaken op orde brengen.Hoofdstuk 89: Twee rustdagen in Kana. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zeg: 'Ja, ga en doe dat; want Mijn leerlingen moeten ook hun wereldse huishouding in orde hebben! Regel echter jullie huishouding vast voor de komende paarjaar en verhuur deze aan een arm persoon, maar wel kosteloos! Want jullie als Mijn broers en leerlingen mogen in de hele toekomst van niemand huur of loon vragen, maar alleen maar dat aannemen wat men je vrijwillig zal geven!' De broers en ook Maria beloven dat en vertrekken naar Nazareth.
Hoofdstuk 89: Twee rustdagen in Kana. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] (En Jezus zei tot hem: 'Als u geen tekenen en wonderen ziet, gelooft u niet!' Joh 4:48) Ik zeg: 'Kijk, Mijn vriend, het is bij jullie een lastige geschiedenis! Want als jullie vooraf al geen tekenen en wonderen zien, dan geloof je niet! Ik help in de eerste plaats alleen diegenen, die geloven ook als ze vooraf geen tekenen en wonderen hebben gezien! Want waar Ik het onvoorwaardelijke geloof tegen kom, daar genees Ik ook wis en zeker!'
Hoofdstuk 90: De genezing van de vorstenzoon. (5/6.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] (Jezus zegt tot hem 'Ga heen, uw zoon leeft" De mens geloofde het woord, wat Jezus tegen hem sprak, en ging heen. Joh. 4.50) Ik zeg: 'Vriend, zo'n geloof ben Ik in heel Israël nog niet tegen gekomen! Ga getroost naar huis; het zal geschieden zoals je gelooft! Je zoon leeft!' En de vorstelijke persoon ging huilend van vreugde en dankbaarheid naar huis; want hij geloofde rotsvast in Mijn woord. Ik bleef nu deze avond en de volgende dag echter nog in Kana, hetgeen de gastheer erg veel genoegen deed. (En terwijl hij afdaalde, ontmoetten zijn knechten hem, verkondigden hem en spraken: 'Uw kind leeft" Joh. 4.51 )
Hoofdstuk 90: De genezing van de vorstenzoon. (5/6.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Van de leerlingen, die Mij van Bethabara, waar Johannes doopte, gevolgd waren, ging alleen Thomas naar huis met het voornemen daar nog meer volgelingen voor Mij te werven, wat hij dan ook deed. Maar daaronder was ook een zekere Jood, die geen oorspronkelijke Galileeër was, genaamd Iskariot, die Mij later verried. Deze was tot aan dat bepaalde moment de ijverigste van al Mijn volgelingen. Hij speelde voor betaalmeester, betaalde overal alles en gedroeg zich een beetje als kwartiermeester en leider op die plaatsen, waar Ik vervolgens heentrok. Maar hij wist in het geheim ook goede munt te slaan uit Mijn daden en leringen, en deze geldhonger veranderde hem tenslotte in dat, wat hij geworden is, namelijk een verrader van Mij! Petrus en de andere leerlingen, die Mij ook reeds vanaf Bethabara gevolgd waren, bleven echter.
Hoofdstuk 89: Twee rustdagen in Kana. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Petrus zei, toen Ik hem vroeg, of hij ook niet voor een paar dagen naar huis wilde gaan: 'Heer, alleen de dood of een bevel uit Uw mond kan mij van U scheiden! Ik heb Thomas een opdracht meegegeven voor mijn zoon Markus, dat hij hierheen moet komen, want omdat hij bijna net zo goed schrijft als Matthéus, zou hij hier goed te gebruiken zijn! Dat is dan ook alles, wat ik nu in mijn huishouding te regelen heb; voor al het andere zorgt U toch al, mijn Heer en mijn God!' Ik zeg: 'Niet zo luid, Mijn Simon Petrus; want we zijn hier niet in Sichar! Er zijn hier sommigen, die nog niet zo ver zijn als jij; die zouden zich kunnen ergeren. Daarom is het voldoende als je Mij van nu af aan 'Heer' noemt; dat andere moet je maar zolang in je hart, dat Mij welbekend is, bewaren!'
Hoofdstuk 89: Twee rustdagen in Kana. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (En er was een vorstelijke persoon, wiens zoon te Kapérnaum ziek lag. Deze vernam, dat Jezus uit Judéa naar Galiléa kwam en ging naar Hem toe en vroeg Hem, of hij af wilde dalen en zijn zoon helpen; want deze was doodziek. Joh. 4:47) Toen wij op weg wilden gaan, kwam Mij hardlopend en haast buiten adem een man tegemoet, die van koninklijke afkomst was en een naaste bloedverwant van de overste, die een paar dagen te voren naar Kapérnaum ging. Deze man had van de overste gehoord, dat Ik van Judéa weer naar Galiléa terug was gekomen. Hij had een enig zoon, die opeens door een kwade koorts werd overvallen, en toen de dokter in Kapérnaum de zieke zag besefte hij ogenblikkelijk, dat deze niet meer te redden was. De vader van de jongen was ontroostbaar en wist van verdriet niet wat hij doen moest. Toen kwam Cornelius, de overste, naar hem toe en zei: 'Broer, er is nog één mogelijkheid! Van hier naar Kana is voor een goede loper nauwelijks een uur gaans. Daar bevindt zich de beroemde genezer Jezus uit Nazareth! Ik heb Hem Zelf op mijn reis hierheen daar aangetroffen en gesproken! Hij zal daar zeker nog zijn; want Hij heeft mij beloofd, van daaruit rechttoe rechtaan naar mij in Kapérnaum te komen en mij te bezoeken! Wat Hij belooft, dat doet Hij ook zonder enige twijfel! Omdat Hij echter tot nu toe nog niet is gekomen, is Hij beslist nog in Kana! Ga daar zo snel mogelijk persoonlijk heen en vraag Hem, of Hij bij je zoon komen en hem helpen wil! En ik sta er voor in, dat Hij direkt komt en je zoon zal helpen!'
Hoofdstuk 90: De genezing van de vorstenzoon. (5/6.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] (De vorstelijke persoon zei tegen Hem: 'Heer! Daal af, voor mijn zoon sterft!' Joh 4:49) Nu schreeuwt de vorstelijke persoon het uit: 'O Heer, praat hier niet zo lang met mij arme; U ziet toch dat ik geloof, anders was ik niet tot U gekomen! Ik smeek U, o Heer, kom slechts onder het dak van mijn huis, en mijn zoon zal leven! Als U echter treuzelt, dan zal hij gestorven zijn nog voor U er zijn zult! Begrijp me dan toch, ik heb veel knechten in dienst, en als ik tegen de één of tegen een ander zeg: Doe dat, of doe dit, dan zal hij dat doen. Als ik niet volledig in U geloofde, o Heer, dan had ik één van mijn knechten naar U toegestuurd! Maar omdat ik onvoorwaardelijk in U geloof, daarom kwam ik zelf; want mijn hart zei mij: ' Als ik U maar vind en zie, dan wordt mijn zoon gezond!' Heer, ik geef het toe, dat ik helemaal niet waard ben dat U onder mijn dak zou komen, - maar, als U slechts één woord wilde spreken, dan zou mijn zoon gezond en levend worden!'
Hoofdstuk 90: De genezing van de vorstenzoon. (5/6.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] De vorstelijke persoon zei echter: 'Broer, ja, door jouw raad heb je mij mijn leven tienvoudig teruggegeven! Maar deze genezer Jezus uit Nazareth is zeer duidelijk méér dan een gewone genezer die nog zo goed is in het genezen van ziekten door middel van heilzame kruiden! -Denk je dat eens in! Hij zei, zonder mijn zoon ook maar ooit gezien te hebben, alleen maar heel simpel: 'Je zoon leeft!' en de jongen werd op datzelfde moment gezond! - Luister goed, dat betekent toch wel iets heel bijzonders! Ik zeg je: Dat kan geen mens, maar is alleen maar bij God mogelijk! En van nu aan geloven ik en ook zeker mijn hele huis, dat deze Jezus zonder enige twijfel een echte God is, en dat Deze nu voor het heil van alle mensen in mensengestalte onder de mensen is en hen geneest en leert. -Als Hij hierheen komt moet Hij hier als een God geëerd worden!'
Hoofdstuk 90: De genezing van de vorstenzoon. (5/6.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Ik zeg: 'Voorlopig is je indeling wel goed; maar je zult, nadat Ik van deze aarde opgevaren zal zijn naar Mijn hemelse rijk, nog vier hoofdstukken er vóór moeten schrijven; daarom kun je nu al de drie bergrede hoofdstukken in plaats van met één tot en met drie, met vijf tot en met zeven nummeren, en het nieuwe wordt dan nummer acht!'
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Om de evangeliën van Johannes en Matthéus beter te kunnen begrijpen is het nodig het bovenstaande te weten; want beide zijn onder Mijn persoonlijke leiding geschreven, en Ik wil dat men door deze kennis in staat is om de beide uiterlijk zeer verschillend lijkende berichten als één geheel en als aanvulling op elkaar te zien, omdat het zo vaak voorkomt dat zelfs goede kenners van de Schrift de wonderen, die overeenstemming vertonen bij Matthéus en Johannes, als dezelfde beschouwen, en zich daarna af gaan vragen: 'Hoe is het toch mogelijk dat Matthéus dit zegt en Johannes dat, terwijl het onderwerp toch beslist hetzelfde lijkt te zijn?!'
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Die vier zijn genoeg, maar Ik moet je nu toch op een foutje in het ordenen van je eigendommen wijzen. Het is eigenlijk niet zo belangrijk, maar omdat Ik meen dat alles nu eenmaal in een zekere orde moet gebeuren, vind Ik het niet zo slim van je dat je eerst je pak met schrijfmateriaal dicht bindt en dan aan Mij komt vragen hoeveel vellen Ik denk dat je nodig zult hebben. Als Ik nu eens gezegd had: ' Je hebt in Kapérnaum vijf vellen nodig!', dan zou je nu vanwege dat ene vel je hele pak weer los moeten maken, en dat zou je onnodig veel moeite bezorgd hebben. Maar, aangespoord door Mijn geheime beïnvloeding, heb je precies het juiste aantal buiten het pak gehouden, en je daardoor de moeite bespaard het pak weer open te moeten maken. Zoals Ik je echter al zei, het is niet zo belangrijk, maar overal vind je terug dat ordelijkheid veel nut heeft, ook al schijnt het nog zo onbelangrijk.
Hoofdstuk 92: Gods alwetendheid en Zijn leiding. (8/9.10.1851) Onderweg naar Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] 'Ja, Heer', zegt Matthéus, 'dat begrijp ik nu allemaal erg goed, zuiver en helder. Maar vindt U niet dat ik deze heerlijke leer, die de mensen toch erg zou moeten aansporen om God zonder ophouden te zoeken en Hem te vragen ze bij de hand te nemen en op de goede wegen te leiden, niet onmiddellijk moet opschrijven?'
Hoofdstuk 92: Gods alwetendheid en Zijn leiding. (8/9.10.1851) Onderweg naar Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Voor Mij geldt slechts de absoluut vrije zelfbeschikking. Alles wat meer of minder is, heeft voor Mij en Mijn Vader, Die In Mij is zoals Ik in Hem, geen waarde! ..
Hoofdstuk 93: Naar Kapérnaum. De Heer dwingt niemand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Want iedere dwang ergens anders vandaan dan uit het eigen hart, is vreemd en kan voor het persoonlijke eigen leven van de mens onmogelijk enige waarde hebben in Mijn eeuwige vrije orde.
Hoofdstuk 93: Naar Kapérnaum. De Heer dwingt niemand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)