15542 resultaten - Pagina 1034 van 1037
... 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016 - 1017 - 1018 - 1019 - 1020 - 1021 - 1022 - 1023 - 1024 - 1025 - 1026 - 1027 - 1028 - 1029 - 1030 - 1031 - 1032 - 1033 - 1034 - 1035 - 1036 - 1037
[45] Dat de tong zich onder in de mondplaat neerlegt, wanneer het woord naar buiten gaat, heeft te maken met de Animalische Geest der schepselen, de zielegeest in 't bijzonder van de mensen. Het woord, dat in het bovengedeelte van de mond gevormd wordt, en van een hoedanigheid is met de wrange en bittere geest, stelt voor de zeven geesten der natuur of de siderische geboorte, waarin de duivel regeert en waarin de Heilige Geest de duivel tegentreedt en hem overwint. De tong stelt de ziel voor; deze wordt geboren uit de zeven geesten der natuur en is dus haar zoon; wanneer de zeven geesten nu dit willen, zo moet de tong zich volgens hun verlangen bewegen en doen wat zij wensen. Wanneer nu de Luciferische geesten niet met de duivel heulen, zo houden zij de zielegeest gevangen.Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[46] Hier hebt ge nu een korte en waarachtige inleiding van liet “Woord”, hetgeen God heeft gesproken, volgens het inzicht des Geestes juist beschreven en naar de mate van mijn gaven medegedeeld. Nu is de vraag: Wat heeft God gesproken? Hij sprak: “Er zij licht en er was licht.” Het licht is uit de innerlijke geboorte naar buiten getreden en heeft de uiterlijke geboorte lichtend gemaakt. Daardoor heeft de uiterlijke geboorte een natuurlik, eigen licht gekregen. Ge moet niet denken, dat het licht der zon en der natuur hetzelfde is als het Hart Gods, dat in het verborgene, licht uitstraalt. Neen, ge zult het licht der natuur niet aanbidden, want het is niet het Hart Gods, maar een licht, hetwelk ontstaat door de vetheid van het zoete water en door de werking der andere geesten in de derde geboorte en daaraan zijn kracht ontleent. Deze derde geboorte noemt men niet “God”, hoewel zij in God en uit God is. Toch is het licht der natuur een werktuig Gods. En God is ook niet van de natuur gescheiden, neen, zij beiden zijn als één lichaam en één ziel. De natuur is het lichaam; het Goddelijk Hart is de Ziel. Nu zou iemand kunnen vragen: welk licht is het dan geweest, dat ontstoken werd? Zijn het de zon en de sterren geweest? Neen, de zon en de sterren zijn eerst uit datzelfde licht geschapen geworden op de vierde dag. Het is een licht, dat opgegaan is in de zeven geesten der natuur, het heeft geen eigen verblijfplaats gehad, maar het heeft overal geschenen, maar niet zo helder als de zon, maar zoals het blauw des Hemels, en van een lichtsterkte, overeenkomstig de hoedanigheid der Oergeesten, totdat hierna de eigenlijke schepping en ontsteking van het vuur, in het water in de geest der wrangheid, der zuurheid, met de zon gevolgd is.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[6] Van dit Licht nu ontving ik mijn inzicht, mijn willen en mijn stuwkracht en over dit inzicht en deze kennis wil ik, naar de mate van mijn gaven, schrijven. Ik wil God laten besturen, al zou ik ook daarmede de toorn opwekken van de wereld, de duivel en alle hellepoorten en ik wil opmerken wat Gods bedoeling in deze dingen is. Want Zijn bedoeling te kennnen, daartoe ben ik te gering, hoewel de geest enkele dingen die nog in de toekomst verborgen liggen, in dit Licht tot mijn kennis heeft gebracht. Naar de uiterlijke mens echter ben ik veel te zwak en te gering, dit te verstaan. Maar de ziele-geest, welke van één hoedanigheid is met God, verstaat het niet; het dierlijke lichaam echter vangt slechts een flauw beeld ervan op, evenals men slechts een indruk krijgt van iets, wanneer het weerlicht. Zo is het met de innerlijke geboorte der ziel, wanneer zij door de uiterlijke geboorte, verlicht door den Heiligen Geest, door de poort der hel vaart; deze poort echter wordt spoedig weer gesloten, want de toorn Gods grendelt de vesting en deze is in Zijn macht. Dan is het inzicht van de uiterlijke mens vervlogen en hij gaat voort in zijn angst en droefenis als een zwangere vrouw, die, wanneer de pijnen komen, gaarne haar kind zou willen baren, maar het niet kan en immer angstig is.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Ge moet ook niet denken, dat de Godheid een Wezen is, dat slechts in de Hemel boven ons troont. En dat onze ziel, wanneer zij afscheid neemt van het lichaam, naar die Hemel boven ons afreist en zodoende een reis van vele honderdduizend mijlen moet afleggen. Dat is in 't geheel niet nodig, want de ziel wordt tegelijkertijd geplaatst temidden van die innerlijke geboorte, d.w.z. zij is in de Hemel bij God, en zij is als 't ware in God en bij alle heilige Engelen en kan zich nu eens boven, dan weer beneden ophouden; door niets wordt zij vastgehouden. Want in de innerlijke geboorte, in de Hemel, is de Godheid, naar welk aanzicht ook, als één Lichaam, één open poort. De heilige Engelen wandelen zowel in de innerlijke geboorte bij onzen koning Jezus Christus als in hun eigen gebied. En waar zou de ziel des mensen dan liever vertoeven, dan bij haar Koning en Verlosser, Jezus Christus. Want God is nabij en verre als één en hetzelfde. Overal is de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De poort der Godheid is in de Hemel niet anders dan in deze wereld. Waar zou grotere vreugde kunnen zijn, dan op de plaats, waar elke stond schone, lieflijke, nieuwgeboren kinderen en Engelen tot Christus gaan, die door de dood het leven hebben verkregen! Deze zullen ontwijfelbaar kunnen spreken van veel strijd, die zij hebben moeten strijden. En waar zou grotere vreugde zijn, dan waar temidden van de dood ononderbroken het leven zich baan breekt! Geeft niet iedere nieuwe ziel blijdschap? Er is dan louter vreugdevolle tegemoetkoming en verwelkoming. Denkt ge, dat, wanneer de ziel der kinderen opvaart naar hun ouders, die hen uit hun lichaam hebben doen geboren worden, dat er dan geen Hemel zou zijn?
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[28] Ja. Het leven dringt dóór de dood heen. De uiterlijke geboorte is de dood; de andere is het Leven, hetwelk door het vuur des toorns èn door de liefde bestaat. De derde geboorte is het geheiligde Leven. De aarde, naar haar uiterlijke verschijningsvorm is verdorven en dood; dat verstaat ieder mens. De Salniter is echter ook door de toorn teniet gedaan; dit kunt ge niet ontkennen, want ge kunt niet loochenen, dat de toorn Gods in de aarde aanwezig is, anders zou zij niet zo hard, bitter, zuur en vergiftig zijn. En dan zou zij ook niet zulke vergiftige en boze gedierten voortbrengen. Zo ge echter zoudt zeggen, dat Gode deze met voorbedachte rade zo geschapen heeft, zo zou zelfs de boosheid zeggen: zeg mij, waarom werd de duivel verstoten? Ge zult zeggen: wegens zijn hovaardigheid. Hij wilde méér zijn dan God.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[34] De ganse goddelijkheid met al haar krachten en werkingen, met haar eigen wezen, haar opstijgen en doordringen der dingen en haar veranderingen, is de algehele wording, baring. Alles wordt omvat en is begrepen in den Geest des Woords. Zoals de geest het woord vormt en het woord uitzendt, zo is er ook in de natuur een doordringen, opstijgen, worstelen en overwinnen en wel in dezelfde mate. Want toen de mens in de zonde viel, werd hij uit de innerlijke geboorte overgezet in de twee andere, voornoemde geboorten. Deze omvingen hem al spoedig en waren één met hem, alsof de mens hun eigendom was; de mens ontving al spoedig den Geest en alles, wat voortkwam uit de siderische en uiterlijke geboorte. Daarom spreekt de mens alle woorden uit, zoals de natuur het hem ingeeft, want de geest des mensen, die wortelt in de siderische geboorte en van één hoedanigheid is met de ganse natuur, is zoals de natuur zelf. Wanneer hij iets ziet, zo geeft hij dat de naam naar zijn eigenschap. Doet hij dit echter, dan moet hij zich ook in een dergelijke vorm indenken en zich zo gedragen, als datgene, wat hij benoemen wil, zich gedraagt. Dit is de kern van het ganse goddelijke verstand. Ik schrijf dit niet, en ik breng dit ook niet aan het licht, opdat onmiddellijk iemand mij zou naschrijven en het, naar zijn goeddunken, zou openbaren en als heilige waarheid zou uitspreken. Hoort toe. Daarvoor is iets meer nodig. Uw animalische geest moet vooraf met de innerlijke geboorte in God in overeenstemming zijn en in het Licht staan, opdat hij de siderische geboorte juist kan onderscheiden en vrije toegang heeft tot alle drie de geboorten. Anders kunt ge geen heilige en klare filosofie schrijven, maar ge zult bevonden worden een spotter te zijn. Ik wil gaarne aannemen, dat de duivel verheugd zou zijn, wanneer hij slachtoffers zou maken. Menigeen heeft door hem moeten lijden en hij probeert talloze malen, of hij over de mensen kan zegevieren. Maar ik zal niet ophouden, bekend te maken, wat ik moet bekend maken. Het is nu de tijd, dat de waarheid zich baan zal breken. Wie nu slapen wil, zal toch worden wakker geschud door het grimmige stormweder. Opdat nu een ieder acht geve, wil ik dit alles, naar de wil en de stuwkracht des geestes getrouwelijk mededelen.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[39] Het woord dag vindt zijn oorsprong in het hart; het gaat de mond uit door de wrange en bittere eigenschap, die evenwel hierdoor niet wordt aangedaan, maar het gaat van de plaats, waar het gevormd is en die achteraan bij het geHemelte is, naar voren, onbegrijpelijk voor de wrange en bittere eigenschap. Wanneer het woord dag dan op de tong komt, zo sluit de tong met het verHemelte de mond af; wanneer dan de geest de plaats der tanden bereikt en naar buiten wil, zo laat de tong de mond weer open gaan en wil als 't ware ook naar buiten dringen vol vreugde. Wanneer nu het woord naar buiten breekt, uitgesproken wordt, zo gaat de mond inwendig wijd open, en het woord met zijn klank wordt nog eenmaal tezamen gevat en wekt de zure, wrange en bittere kwaliteit alsof deze slaperiger waren, die in de duisternis sliepen. Dan verlaat het woord de mond. Dan wordt de wrange kwaliteit als 't ware verscheurd, naar buiten getrokken, als één, die uit de slaap wordt opgeschrikt, maar de geest der bitterheid, welke uitgaat van de vuurbliksem, het licht, blijft op zijn zelfde plaats. Hij komt niet in beweging en merkt niets op. Dit zijn belangrijke zaken. Dat de geest zich ten eerste in het hart opmaakt tot zijn tocht en door alle wachten heendringt tot hij de plaats der tong heeft bereikt, beduidt, dat het Licht, uit het hart van God, door de uiterlijke, verdorven, grimmige, dode, bittere en wrange geboorte in de natuur dezer wereld is te voorschijn gekomen, onbegrijpelijk voor dood en duivel.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[41] Dat het voorste gedeelte van het verHemelte zich inwendig verwijd en als 't ware ruimte geeft aan de Geest naar Zijn welgevallen, beduidt, dat de gehele siderische geboorte zich ten volle en vol vriendschap in het Licht heeft geopenbaard en de boosheid is niet opgewekt. Dat zich echter de geest, wanneer hij de mond verlaat, eerst nog éénmaal als 't ware tezamen ook op de tong in het achtergedeelte van het verHemelte, en de wrange kwaliteit opwekt als ware hij een slaper en daarna snel de mond verlaat, dit beduidt dat de geest der wrangheid wel is waar alles in de gehele natuur vormen en behouden moet, maar eerst dan, wanneer de Geest des Lichts het geschapen heeft. Dan wekt hij de geest der wrangheid, der zuurheid en geeft het hens, opdat deze het beware en verzorge. En dit moet zo zijn, anders zou er niets lichamelijks kunnen bestaan; zo zou ook de samengevoegde massa, die aarde geworden is en de stenen niet kunnen bestaan en zou er wederom een dikke, duistere en verscheurde Salniter ontstaan, die in de ruimte rond zweefde. Dit betekent ook, dat deze Salniter ten laatste, wanneer de geest zijn scheppingen en andere werkingen in deze wereld zal hebben volvoerd, ten jongste dage wederom zal worden opgewekt ten leven. Dat de geest gestalte aanneemt en niet de wrange eigenschap wekt, beduidt, dat de natuur het Licht Gods niet zo zonder meer zal begrijpen, maar zich in het licht der genade zal verheugen en door hetzelve opgewekt, de wil van het Licht zal uitdragen, zoals liet dierlijke lichaam der mensen de wil des geestes volvoert en niettemin zijn dit geen twee verschillende zaken. Dat echter de geest der bitterheid zwijgt en het werk des geestes niet hoort en verstaat wil zeggen, dat liet bittere vuur des toorns, hetwelk zijn oorsprong vindt in liet licht des toorns, ten tijde van het ontstaan van het licht en ook later door het Licht zelf niet gewekt wordt en hetzelve niet berijpt. Het ligt gevangen in de uiterlijke geboorte en moet de Geest des Lichts zijn arbeid in de natuur laten verrichten, zoals hij wil, en hij kan de werken des lichts zien, horen, noch verstaan. Daarom denke niemand, dat de duivel de werken des Licht uit zijn hart zou kunnen verwijderen; hij kan ze zien noch verstaan. En of hij nu al in het vlees raast en tiert als in een roofslot, versaagt niet. Breng niet zelf de werken des toorns in uw hart, dat liet Licht moet ontvangen. Zo gij hem weerstaat, zo zal uwe ziel beveiligd zijn voor de dove, stomme en blinde duivel. Ge moet niet denken, dat dit een waan is, waarover ik schrijf.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] Zo spreekt de Geest volijverig in deze wereld: Dewijl uw geest en uw wil van één willen is met de duivel, zo zijt ge niet één met God en al bidt ge mij elk uur aan en buigt uw knie voor mij, zo heb ik toch geen lust in uwe werken. Wat brandt ge mij wierook? Meent ge, dat ik de duivel tot mij toe zou laten of de hel binnen zou laten in de Hemel? Keert terug en strijdt tegen de boosheid des duivels; nijg uw hart tot de Heer uwen God en wandel naar Zijn wil. Of meent ge, dat ik onoprecht ben, gelijk gij? Alzo zeg ik u: wanneer uw hart niet met God één is, vol liefde, zo zijt ge een huichelaar, een leugenaar en een moordenaar voor God; want God verhoort niemands gebed wanneer het hart zich niet in gehoorzaamheid geheel tot Hem wendt. Wilt ge strijden tegen Gods toorn, zo moet ge de helm der gehoorzaamheid en der liefde aandoen, anders zult ge niets bereiken. Bereikt ge niet, dan is uw strijd tevergeefs en ge blijft een dienaar des duivels. Wat baat u uw wetenschap, wanneer ge niet strijdt! Immers niets. Het is er mee, als met een mens, die een grote schat verborgen weet, maar deze niet zoekt, terwijl hij hem toch zou kunnen vinden en hij sterft, bij al zijn wetenschap, toch van de honger. Dit zegt de geest; vele heidenen, die de wetenschap niet hebben en niettemin strijden tegen de boosheid, zullen vóór u het rijk der Hemelen bereiken. Wie zal hen veroordelen, wanneer hun hart God liefheeft? Al kennen zij Hem niet, zij arbeiden toch, in Zijnen Geest in gerechtigheid en reinheid des harten; vol liefde jegens elkander. Zij getuigen, dat Gods wet in hun hart is. Rom. 2 : 15. Dewijl gij het echter weet en ge doet het niet, terwijl zij het niet weten, maar het wel doen, zo zijt gij door hen geoordeeld en tevens uw weten en gij zult als een huichelaar en een onwillige dienstknecht bevonden worden, die gesteld is in de wijnberg Zijns Heren, maar daarin niet arbeiden wil. Wat meent ge, dat de vader zeggen zál, wanneer hij het u toevertrouwde pond van u zal opvorderen, en ge hebt het in de aarde begraven? Zal Hij niet zeggen: Gij boze en luie knecht, waarom woekert gij niet met het pond, opdat het rente opbrenge; en ik zou het mijne met interest terug hebben ontvangen.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[46] Het woord nacht wordt allereerst gevormd in het hart en de geest is in tegenspraak met de wrange eigenschap; hierna komt het woord op de tong; nu sluit de tong de mond af, totdat de geest komt en zich op de tong nederzet. Dan wordt de mond snel geopend en laat de geest naar buiten treden. Dat het woord zich eerstens in het hart vormt en met de wrange kwaliteit in tegenspraak is, wil zeggen dat de duisternis te midden van de zeven Oergeesten een aanvang heeft genomen. Dat hij met de wrange kwaliteit in tegenspraak is wil zeggen dat de duisternis in opstand en afkerig is geweest van den Heiligen Geest, hetgeen den Heiligen Geest heeft bedroefd. Dat hij door de donkere poort gaat, wil zeggen, dat de geest door de duisternis, die nog in rust is, henen vaart en die tot Licht wekt, wanneer zij met het vuur ontsteekt. Alhier is het noodzakelijk, dat de oordelende wereld eens opmerkzaam toeziet. Zij wil de mens reeds verdoemen, wanneer zij nog in het moederlichaam is. Men weet toch niet, o liet vuur des toorns door de ouders reeds in de kinderen is ontstoken. Ook de Geest Gods werkt temidden der duisternis en Hij kan de duisternis in Licht verkeren. Daarom is het echter heilzaam en nuttig voor de mens, het uur zijner geboorte te weten. Menigeen is het evenwel ook tot schade, dit te weten. Dat de mond zich sluit, wil zeggen dat het ganse gebied van deze wereld in de siderische en ook in de uiterlijke geboorte zeer duister is geweest en daarna Licht is geworden door het uittreden van den Geest. Dat de geest der bitterheid niet opwaakt, terwijl de geest voortvaart beduidt, dat het donkere nacht is in de uiterlijke geboorte dezer wereld. Deze heeft het Licht niet in bezit genomen en zal dat ook in eeuwigheid niet doen. Daardoor komt het, dat de schepselen met de ogen slechts het siderische licht zien, want anders, wanneer de duisternis niet heerste in de uiterlijke geboorte, zou de siderische geest kunnen héén zien door hout en stenen, ja, door de ganse aarde, zodat hij zou kunnen zien hoe het in de Hemel is en hij zou door niets worden tegengehouden. Nu echter is de duisternis gescheiden van het licht en blijft in de uiterlijke geboorte. Hierin is de toorn Gods verzonken tot aan de jongste dag; alsdan wordt het vuur des toorns ontstoken en de duisternis zal het huis van het eeuwige verderf zijn. Hier zullen Lucifer en alle goddelozen, die gezaaid hebben in de akker des toorns, voor eeuwig wonen. De siderische geboorte echter, waarin thans het natuurlijke licht zich bevindt en waarin de heilige geboorte plaats grijpt, zal aan het einde dezer bedeling ook ontstoken worden en zij zal de toorn en de heilige geboorte van elkander scheiden, want de toorn kan de heilige geboorte niet begrijpen. De toorn wordt echter aan het huis der duisternis gegeven in de siderische geboorte. En de toorn zal het helse vuur en het huis der duisternis, hetwelk de uiterlijke geboorte is en de dood genoemd worden en koning Lucifer zal daar God zijn en zijne Engelen, met alle verdoemde zielen, zullen zijne dienaren zijn. In deze afgrond der hel zal de vrucht der hel geboren worden, alles zal daar plaats vinden naar de aard en de wijze der hel, evenals alles in de Hemel geschiedt naar Hemelse trant en op Hemelse wijze.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[12] Wanneer men juist verstaan wil, hoe God de wateren der aarde heeft gescheiden, zo zal men grote dingen ontdekken. Want het water, dat op de aarde is, is even verderfelijk en dood als de aarde zelf en behoort ook tot de uiterlijke geboorte, die in de dood gevangen ligt, evenals de aarde en de stenen. Niet zo, dat deze geheel en al door God verstoten is; dat niet, want het hart behoort nog tot de siderische geboorte, waarin de heilige geboorte plaats vindt. Maar de dood is inherent aan de uiterlijke geboorte; daarom zijn de wateren gescheiden geworden. Nu spreekt ge: hoe kan dat zijn? Ziet naar het water, dat in de diepte is, in deze aarde, hetwelk van een hoedanigheid is met het element lucht en vuur. Dat is het water der siderische geboorte, waarin het siderische leven zich beweegt en waarin hoofdzakelijk de Heilige Geest werkt; de derde en innerlijke geboorte brengt ook daardoor de toorn Gods voort. Dat zelfde water is ook gelijk aan de lucht. Dat echter water, lucht en vuur in elkander overgaan en bij elkander behoren, kan elk verstandig mens zien en begrijpen.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[35] Daarom spreekt ook Christus: “Mijne schapen zijn in mijn hand en niemand zal ze uit Mijne hand rukken. (Joh. 1O). Zo ziet ge ook, dat ge, voor zover ge in boosheid leeft, ge in de hel leeft bij alle duivelen. Wanneer uwe ogen slechts geopend waren, zo zoudt ge wonderen zien; maar ge vertoeft tussen Hemel en aarde en kunt niet zien. Ge wandelt op een smalle weg. Er zijn vele mensen, die menigmaal des Hemels en der helle poorten gekend hebben. Zij hebben aangetoond, hoe menig mens met een levend lichaam in de hel woont. Hen heeft men zeer bespot maar ten onrechte, want dit bestaat inderdaad. Wat dit te zeggen heeft, wil ik uitvoerig te bestemder plaatse uiteen zetten. Dat het water nu twee verschillende geboorten, aanzichten heeft wil ik hier, uit de natuur zelf bewijzen, want de natuur is de wortel, de moeder van alle talen, die in deze wereld zijn en in haar voltrekt zich de openbaring aller dingen. Want toen Adam voor de eerste maal heeft gesproken, heeft hij alle schepselen naar hunne gezondheid en innerlijke werkwijze een eigen naam gegeven. Dit is de sprake der natuur, maar niet een ieder is dit gegeven, want dit is een geheimenis, hetwelk mij door de genade Gods werd medegedeeld, door den Geest, die mij welgevallig was. - Het woord: water, wordt genoemd in het hart en sluit de tanden. De bittere kwaliteit wordt niet aangedaan en het woord verlaat de mond tussen de tanden door; de tong helpt den Geest en is er mee van één hoedanigheid en de Geest verlaat vol macht de mond, door de tanden. Wanneer echter de Geest grotendeels naar buiten is getreden, komt de Geest der wrangheid en bitterheid en is van één gevoelen en werking met het woord. Hij blijft echter op zijn plaats en is duidelijk in de lettergreep te onderkennen. Dat nu de Geest in het hart een aanvang neemt, buiten het hart treedt, de tanden sluit en met de tong door de tanden naar buiten treedt, wil zeggen, dat het Hart Gods vol beweging en leven is, Gods Geest het houdt omvangen; dit is het uitspansel des Hemels. Zoals de tanden zich op elkaar sluiten en de Geest naar buiten treedt tussen de tanden door, alzo gaat ook de Geest vanuit het hart in de siderische geboorte.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Mozes schrijft daarover, wanneer hij zegt in 1 Gen. 1 vers 11-13. God zeide: Dat, de aarde uitschiete grasscheutjes, kruid, zaad zaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde: en het was alzo. En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid, zaad zaaiende naar zijn aard en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was naar zijn aard: en God zag dat het goed was. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de derde dag. Dit is juist en zuiver beschreven; maar het ware begrip, de diepere betekenis blijft verborgen in de woorden en is nooit door de mensen begrepen. Want de mens heeft sedert de tijd van zijn val, nooit het allerinnerlijkste der dingen kunnen begrijpen, zoals daar in de Hemelse geboorte. Want zijn verstand was gevangen in de uiterlijkheid der dingen en heeft niet in de Hemel kunnen schouwen en de innerlijke geboorte niet kunnen waarnemen, welke niettegenstaande dat toch ook in de verdorven aarde, ja overal tegenwoordig is. Ge moet niet denken, dat God iets nieuws hier heeft geschapen, dat er voorheen niet was; wanneer dat het geval was, zo zou er een andere God geweest zijn, hetgeen toch niet mogelijk is. Buiten deze eeuwige God bestaat niets en ook de poorten der hel bestaan niet buiten deze eeuwige God. Er is slechts een afscheiding, een vijandschap ontstaan tussen de liefde, die in het licht staat en de boosheid, die in de duisternis ligt en zij beiden kunnen elkander niet begrijpen, hoewel ze als één lichaam zijn. De Salniter, waaruit de aarde ontstaan is, is er van eeuwigheid al geweest en was besloten in de zevende oergeest, welke de natuurgeest is; de andere zes Oergeesten brachten voortdurend de zevende oergeest tot leven en zij worden ook zelf door hem omsloten; zij zijn de kracht en het leven geweest van de zevende oergeest, zoals de siderische geboorte dat was in het vlees.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[5] Toen evenwel koning Lucifer de boosheid in deze wereld had teweeg gebracht en met zijn hoogmoed de dood en het vergif daarin had gevoerd, zo hebben zich te midden van de boosheid of de angel des doods, aarde en stenen gevormd. Hierna volgde weer de uitspuwing, want de Godheid kon iets dergelijks niet verdragen, daar zij vol van liefde en licht is, en de verdorven Salniter werd op een hoop gedreven en heer Lucifer eveneens. En het ingeboren licht in de verdorven Salniter werd uitgeblust en er kwam scheiding tussen liefde en haat, zodat er niet meer zulke Salniter zou ontstaan, en de Hemel de toorn, de boosheid in de uiterlijke geboorte der natuur, in de duisternis zou doen blijven en er zodoende scheiding zou zijn tussen liefde en haat. Toen dit in twee dagen voleindigd was, zo ging op de derde dag het licht in de duisternis op, en de duisternis met hare trawanten konden het licht niet begrijpen of bevatten. Toen ontsproten uit de aarde: gras en kruid en bomen, een ieder naar zijn aard. (1 Gen. 1 : 12). In dit woord is verborgen de kern der eeuwige geboorte en dit kan door vlees en bloed niet verstaan worden, maar de Heilige Geest moet dóór de animalische geboorte, de siderische geboorte in de mens aansteken, anders is hij blind naar de geest en weet niets anders dan de aardse dingen; hij weet dan slechts van aarde, stenen, gras, kruid en houtachtige bomen.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[6] Hier staat nu geschreven: God sprak, dat de aarde voortbrenge: gras en kruid en vruchtbare bomen. Het woord sprach = sprak is een eeuwigheidswoord en is, voor de tijden der boosheid, van eeuwigheid af in de Salniter geweest, toen deze nog Hemels en vol van leven was. Dit is ook nooit geheel verdwenen, alleen uit de stof is het verdwenen. Toen echter het licht in de uiterlijke stofverschijning of in de dood wederom opging, zo stond daar het woord der eeuwigheid in zijn volheid en bracht dóór en uit de dood het leven voort en de verdorven Salniter bracht wederom vruchten voort. Dewijl echter het woord der eeuwigheid van één willen moest zijn met de verderfenis, zo kon het niet anders of de vruchten werden goed en boos. Want uit de aarde, welke in de dood ligt, moesten de vruchten voortkomen; evenzo moest uit de siderische geboorte, welke in de liefde, maar ook in haat wortelt, de geest of het leven voortkomen. Alzo bracht de aarde vruchten voort: gras, kruid en bomen, elk naar zijn aard. Dat wil zeggen: zoals zij, volgens Hemelse hoedanigheid, soort en vorm geweest waren.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang