15542 resultaten - Pagina 1035 van 1037
... 1012 - 1013 - 1014 - 1015 - 1016 - 1017 - 1018 - 1019 - 1020 - 1021 - 1022 - 1023 - 1024 - 1025 - 1026 - 1027 - 1028 - 1029 - 1030 - 1031 - 1032 - 1033 - 1034 - 1035 - 1036 - 1037
[13] Ziet, gij blinde heidenen, gij die de schrift napluist, opent uwe ogen wijd en schaamt u niet wegens uw eenvoud, want God is in het verborgene en Hij is nog veel eenvoudiger dan gij; als ge Hem slechts zien kon. Ziet, uw geest of uwe ziel is aan de siderische geboorte ontsproten en is wat wij noemen: de derde geboorte in u, evenals de appel aan de boom de derde geboorte van de aarde is. Dit moet ge echter weten, dat de appel aan de tak naar zijn innerlijkste geboorte van één hoedanigheid is met het Woord Gods, door welks kracht hij (de boom) uit de aarde is gegroeid. Dewijl nu de boosheid bij zijn wezen behoort, zo blijft zij gebonden aan deze materiële wereld, en mitsdien aan de dood. Maar uit de kracht, waaruit hij ook zijn leven put, zijn levensvatbaarheid en die één is met de goddelijke kracht, uit die kracht zal hij ten jongste dage wederom op de Hemelse plaats geplaatst worden en gescheiden van de dood en opgaan vol Hemelse heerlijkheid. En hij zal heerlijke vruchten voortbrengen. De levenskracht, waaruit alles ontstaat, zal bij de vernieuwing dezer wereld wederom wonderen voortbrengen. Gij zijt echter uit het zaad der aarde, uit de kracht van “het Woord” geschapen (rode aarde is vuur en water, dat door het woord fiat uit de aarde wordt gemaakt).Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[15] De siderische geboorte brengt de ziele-geboorte teweeg, die de derde is. En de ziel leeft tussen liefde en haat op deze wereld en is aan beiden onderworpen. Dewijl ge echter uw verstand bezit en niet zijt zoals de appel aan de boom, maar geschapen zijt als een Engel naar Gods beeld op de plaats van de verstoten duivel en dewijl ge weet, dat ge, met uw siderische geboorte één zijt met het Goddelijke Woord, zo kunt ge in deze dode materie, door middel van uw ziel heerser zijn en ge moet zeggen, dat uwe ziel in de Hemel is en met God regeert. De ziel namelijk, die het Woord heeft begrepen, kan door niets teruggehouden worden, de Hemel binnen te treden; de duivel ziet haar niet, want hier vertoeft de duivel niet. Dewijl ge echter eensdeels aan de dood zijt verknocht, zo kan de duivel wel tot uw hart doordringen, wanneer ge het hem toestaat. Dan is uw hart gelijk aan een donker dal en wanneer ge niet naarstiglijk arbeidt om het licht wederom te doen geboren worden, zo ontsteekt hij het vuur des toorns in uw hart. Dan zal uwe ziel één zijn met de toorn Gods en ge zult een duivel zijn en geen Engel en ge kunt de poorten des Hemels niet binnen gaan. Zo ge echter met de duivel strijd voert en de liefde vasthoudt in uw siderische geboorte, zo blijft uwe ziel voor de duivel verborgen en ze heerst met God tot aan de dag der wederbrenging van dit, wat verloren is. Wanneer ge echter met uw siderische geboorte in de boosheid blijft, zo zult ge nimmer de poorten des Hemels bereiken; waar ge het zaad gezaaid hebt, d.w.z. waar uw ziel is, aldaar zal ook uw lichaam uit de dode opstaan.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[17] Dat lichaam en ziel ten dage der opstanding wederom verenigd zullen worden, kunt ge zien bij het ontstaan der aarde. Want de Schepper sprak: Dat de aarde voortspruite gras, kruid en vruchtbaar geboomte, een ieder naar zijn aard. En zo geschiedde het, en zoals er voor de tijden des toorns Hemelse gestalten en vormen geweest waren, zo ontstonden er nu aardse vormen. Alles werd, bij het grote oproer des duivels, door het Woord omsloten, dit alles is, naar Zijn eigen wezen tot openbaring gekomen. Was er op dat tijdstip roof en moord, zo zal dit op de jongste dag ook het geval zijn in nog sterker mate. Waar de siderische geboorte der aarde in de liefde staat en de uiterlijke geboorte aan de dood is onderworpen, daar zal dit ook zo blijven en het leven en de dood zullen gescheiden blijven. Waar zou de ziel des mensen ten dage der wederopstanding liever vertoeven, dan in haren Vader, dan in het lichaam, dat haar heeft doen geboren worden. Het dierlijke lichaam wordt teniet gedaan, maar de kracht houdt stand en daaruit komen voort schone bloemen, die evenwel in het vuur verbrand worden; niettemin ligt de kracht verborgen in de vier elementen en de ziel is er mee van één hoedanigheid.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] Het Wezen Gods is als een wiel, waarin vele kleine raderen in elkander grijpen, die voortdurend omwentelingen maken. Men ziet het rad wel en verwondert er zich over, en toch kan men het in zijn omwentelingen niet begrijpen; hoe meer men het echter aanschouwt, hoe meer men er mee vertrouwd raakt; en hoe meer men er van leert, hoe meer blijdschap men er over heeft, want steeds ziet men iets wonderbaarlijkers. Een mens kan hieromtrent nooit genoeg zien en leren. Zo gaat het mij eveneens. Wat ik op de ene plaats niet voldoende heb beschreven, dat zult ge ergens anders uitvoeriger behandeld vinden en wat ik in dit boek niet kan behandelen, om der lengte wille, zult ge in een volgend boek behandeld vinden. Dit boek is als de eerste twijg, die groeit aan de tak, als het eerste kind, gebaard door de moeder. Evenmin als dat kind dadelijk lopen kan, evenmin kan ik in dit eerste boek al dadelijk alles naar de eis behandelen. Want hoewel de geest het rad wel ziet, en zijn verschijning wil begrijpen, zo kan de geest dit toch niet vanwege de omwentelingen van het rad. Wanneer de geest echter de vaste omtrek weer waarneemt, zo leert hij ook weer meer en verstaat alles beter. Merk nu op: De aarde heeft juist zulke eigenschappen en Oergeesten, als de ruimte rondom de aarde of de Hemelen en alles tezamen behoort tot één groot lichaam en God is hun lichaam. Dat ge Hem echter niet geheel en al ziet en kent, wordt veroorzaakt door de zonden, waarin ge verzonken ligt; daardoor is de goddelijke kracht voor u verborgen, zoals het merg in de beenderen voor het vlees verborgen is. Zo ge achter met uw geest door het lichamelijke, het vleselijke heen breekt, zo zult ge den verborgen God aanschouwen. Zoals het merg in de beenderen doordringt en aan het vlees kracht en sterkte geeft, en het vlees het merg toch niet begrijpen kan, maar wel de kracht ervan ervaren, zo kunt gij de verborgen Godheid in het vlees niet zien, maar wel ontvangt ge Zijne kracht en ge begrijpt daaruit, dat God in u woont. Het dode vlees is namelijk niet inherent aan het leven en het ontvangt het licht niet, maar het leven in God gaat op in het dode vlees, en brengt uit dat dode vlees een ander Hemels en levend lichaam voort, hetwelk het licht kent en verstaat. Want dit tegenwoordige lichaam is slechts een omhulsel, waaruit het nieuwe lichaam opgroeit (het nieuwe lichaam groeit uit het oude door het vlees en bloed van Christus) zoals het zaad in de aarde. Het omhulsel echter zal niet weder opstaan en levend worden, zoals dit ook bij het koren niet geschiedt; dit zal voor eeuwig in de dood blijven. Daarom draagt de mens des duivels woning hier op aarde mede in zijn lichaam; het menselijk lichaam is als 't ware in zekere zin een woonplaats voor hem.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[29] Wanneer nu deze drie factoren: het wrange, het bittere en het zoete in wrijving komen met elkander, zo voert de wrange kwaliteit de boventoon, want zij is de sterkste, en trekt met geweld de zoete tezamen, dewijl de zoete zacht is en wegens haar zachtheid kan uitzetten, zodat zij zich gevangen moet geven. Wanneer dit nu geschiedt, zo wordt het bittere mede gevangen genomen en tot verdroging gebracht, dan zijn de drie genoemde eigenschappen in strijd met elkander en dat doet de massa verdrogen; vooral de wrange kwaliteit veroorzaakt steeds meer verdroging. Wanneer het zoete water zich niet meer handhaven kan, komt de angst, evenals bij de mens, wanneer hij sterven gaat, boven, zo, dat de geest zich afscheidt van het lichaam en het lichaam aan de dood wordt overgegeven; zo ook wordt het water gevangen genomen. En in deze angst ontstond angstzweet, evenals bij een stervende mens. Dit angstzweet is van één hoedanigheid met de wrange en bittere eigenschap, want het is als 't ware haar zoon, die zij, uit het zoete water hebben doen geboren worden. Wanneer dit nu plaats vindt, zo is de wrange en bittere hoedanigheid verheugd over haar zoon en een elk van hen geeft die zoon van zijn kracht en zijn leven. De wrange en de bittere eigenschap onttrekken voortdurend het sap aan de aarde en geven die aan de jonge zoon. Het lichamelijke echter, dat uit het zoete water door samentrekken is ontstaan, blijft dood en nu heeft het vocht van het lichaam of het voorwerp, hetwelk van één hoedanigheid is met het wrange en het bittere, gelegenheid om zich te laten gelden. Maar de twee kwaliteiten, wrangheid en bitterheid, kunnen niet laten te strijden met elkander. De wrange eigenschap is sterk; de bittere is snel. Wanneer de wrange naar de bittere grijpt, zo ontwijkt deze haar en neemt het vocht van de zoon mee. Dan wil de wrange eigenschap de bittere overal volgen en haar gevangen nemen; dan wil de bittere eigenschap uit dat lichaam, dat voorwerp gaan en dit zet daardoor uit. Wanneer dat lichaam of voorwerp dan niet meer uitzetten kan, en de strijd te hevig, zo moet de bitterheid zich gevangen geven. Dan breekt zij los uit het lichaam en neemt de zoon mee.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[39] Ziet, de mens wordt ziek; en wanneer hem geen raad gegeven wordt, zo sterft hij door een bitter en wrang kruid, dat uit de aarde opwast, of ook wel door water, dat de dood veroorzaakt of door andere gewassen, die de aarde oplevert; ook wel door vlees, dat bedorven is. Wanneer er nu echter een verstandige dokter is, die bij de zieke onderzoek doet naar de oorzaak van zijn ziekte, welke deze oorzaak dan ook is, hetzij Mees, kruid of water dat bedorven was, en hij distilleert dit of verbrandt het tot pulver, al naar de materie, die hij heeft, noodzakelijk maakt, dan blijft hierna in het water of in het pulver de siderische geboorte bestaan, waarin leven en dood met elkander strijd voeren; beide, leven en dood kunnen zich doen gelden, en het dode lichaam is er dan niet meer. Wanneer ge nu dit water of pulver met een goede therial of iets dergelijks vermengt, waardoor de macht van het boze in de siderische geboorte wordt vastgehouden en ge geeft de kranke een warme drank, hetzij wijn of bier in, zo zal het leven omhoog willen stijgen, maar wordt daarin belemmerd door de boosheid, die in de siderische geboorte is. Zo veel kan echter wel geschieden, dat de ziekte de mens ontnomen wordt, want het siderische leven ontneemt de Engel des doods zijn scherpte, wanneer dat bepaalde middel zegeviert, zo wordt de mens wederom gezond. Alzo ziet ge, hoe de kracht van het woord en des eeuwigen levens in de aarde en hare kinderen in de dood verborgen ligt en voor de dood onbegrijpelijk, toch levenwekkend is. Deze kracht dringt om tot licht en leven te komen, maar kan dat niet ten volle, tenzij zij aan de dood ontheven is. Nu zou iemand kunnen vragen: Welke substantie is er aanwezig, waardoor de siderische geboorte der aarde haar werkingen een dag eerder is aangevangen dan de siderische geboorte rondom de aarde, nademaal toch het vuur rondom de aarde veel sneller aangestoken wordt dan het vuur in de aarde?
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[42] Op de derde dag werd Mars tot aanzijn geroepen. Deze was een geest vol beweging, woede en bitterheid. Bij de derde aardeomwenteling heeft de bittere eigenschap met de wrange strijd gevoerd. Versta deze dingen goed. Als het licht in het zoete water, door de wrangheid heengedrongen was, ging de bliksem des vuurs op in de wrange, harde en dode eigenschap; deze heeft alles in beweging en tot leven gebracht, en daardoor is ook het leven en de beweging ontstaan. Ik spreek hier nu niet alleen over de aarde en het uitspansel, maar ook over de beweging en het leven, dat in de aarde, ja overal plaats greep. Dewijl echter de Hemelse vruchten, vóór de tijden des toorns slechts ontstonden door de beweging der Oergeesten, en daardoor ook weer te niet gedaan werden, en veranderingen ondergaan hebben, zo zijn zij op de derde dag van de schepping der dingen ook door de werking van het vuur in de wrange eigenschap der aarde tot aanzijn gekomen. Al is nu het gehele Goddelijke Wezen in de aarde verborgen, zo is het daarom nog niet mogelijk, dat de aarde Hemelse vruchten heeft kunnen voortbrengen, want de geest der wrangheid heeft het zegel des doods gebracht, zodat het Goddelijk Hart verborgen blijft. De uiterlijke geboorte is de natuur en deze kan niet teruggrijpen naar het Goddelijk Hart, dat komt haar niet toe ook, zij is het lichaam, waarin de Oergeesten tot uiting komen en hun vruchten voortbrengen. Daarom ook is de aarde op de derde dag begonnen met het voortbrengen van gras, kruid, enz.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] Hier wil ik beginnen de siderische geboorte te beschrijven. Het is wel te begrijpen, wat het eerste gedeelte van dit boek bedoelt, waar het zegt: “Morgenrood in opgang”, want ook voor een eenvoudig mens is hier het Wezen Gods te zien en te begrijpen. Warneer de lezer door zijn ongeloof en onbegrip nu maar niet blind is. Ik heb de natuur en al hare kinderen tot getuigen voor hetgeen ik hier zal zeggen.. Zijt verstandig, zie om u heen en zie op u zelf, en denk na, zo zult ge spoedig ontdekken welke de Geest is, waaruit ik schrijf. Het bevel des geestes wil ik gehoorzaam uitvoeren. Ziet toe en laat u niet op een dwaalweg voeren. De poort van het inzicht staat voor u open. En hoewel de geest het niet eens zal zijn met sommige astrologen, zo is mij dat onverschillig; ik moet God méér gehoorzaam zijn dan de mensen, welke blind zijn naar de geest. Willen zij niet zien, dan moeten zij maar blind blijven.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[9] Deze beschrijving toont duidelijk aan, dat Mozes de schrijver van dit schriftgedeelte niet is; want de schrijver heeft noch God, noch de sterren onderscheiden. En het is wel te vermoeden, dat de schepping niet vóór de zondvloed werd beschreven, maar als een duister verhaal in de gedachten heeft gesluimerd van de opeenvolgende geslachten tot na de zondvloed, toen de mensen meer overdadig begonnen televen. De heilige vaderen hebben, toen zij dit zagen, de schepping beschreven, opdat men deze niet zou vergeten en de wereld, die overdadig leefde, een spiegel zou hebben en men hierin zouden kunnen zien, hoe het ten tijde der schepping was en dat er een God bestaat. Ook, dat deze wereld niet van eeuwigheid af zo geweest is. Dat zij dit maar mogen hebben gezien en de verborgen God maar mogen hebben gevreesd. Dit is ook hun Alvader geweest, na en ook vóór de zondvloed, hun voornaamste onderwijzing en lering; op deze wijze is het den mensen onderwezen, zoals ook het gehele boek job hiervan getuigt. Daarna zijn de wijze heidenen gekomen; zij zijn ten opzichte van de kennis der natuur iets dieper doorgedrongen in hare geheimen en ik moet naar waarheid getuigen, dat zij in hun filosofie en inzicht genaderd zijn voor Gods aangezicht. Niettemin hebben zij God noch gezien, noch gekend.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Maar waarom zal ik schrijven over de verblindheid der heidenen; zijn niet onze doktoren even blind als zij; zij toch weten dat er een God is, die alles geschapen heeft; zij weten echter niet, waar en hoe deze God zich openbaart. Wanneer zij over God schrijven willen, zo zoeken zij Hem buiten deze wereld, in een Hemel, als ware hij een beeltenis die met iets zou kunnen worden vergeleken. Zij laten wel toe, dat deze God met Zijn Geest in deze wereld alles bestuurt en regeert, maar niettemin denken zij, dat Hij een stoffelijk lichaam heeft, dat vele duizenden mijlen van de aarde verwijderd, in een Hemel verblijf houdt. Welaan, gij doktoren. Zo gij het ware inzicht omtrent deze dingen hebt, zo geeft de geest antwoord. Ik wil u iets vragen. Wat denkt ge, dat er geweest is op de plaats waar thans deze wereld is ten tijde, toen deze wereld er nog niet was? Of waaruit meent ge, dat de aarde en de stenen ontstaan zijn? Of, wat denkt ge, dat er in de diepte der aarde is, en waardoor deze diepte ontstaan is? Of hoe stelt ge u voor de betekenis van dit woord: De mens is naar Gods beeld geschapen. En wat wil het zeggen, dat God in hem woont? Wat is de toorn Gods? En wat meent ge, dat God een afkeer van de mensen zou hebben, zodat Hij hen pijnigt, nadat Hij hen eerst heeft geschapen? Dat Hij hen tot eeuwige pijn veroordeelt? Waarom zou Hij dan datgene geschapen hebben, waaraan de mens zich vergrijpt. Waaruit en waarom is dat dan ontstaan? En wat is de oorzaak of het begin van de toorn Gods, waaruit hel en duivel ontstaan zijn? En hoe komt het, dat alle schepselen in deze wereld niet elkander strijd voeren en elkander belagen en toch wordt alleen den mensen hunne zonden toegerekend. En waaruit zijn de vergiftige en boze dieren, benevens al het ongedierte ontstaan. En hoe was de oorsprong der heilige Engelen? En ten slotte: wat is de ziel des mensen en wat is de grote God zelf?
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[15] Zegt ge nu: wij zijn niet blind; wij zien de weg des lichts, waarom twist ge dan over die weg. Niemand toch ziet deze weg geheel, zoals hij is. Gij leert anderen de weg en zoekt hem zelven; gij tast in het duister rond en ziet de weg niet. Of meent ge, dat het een zonde is, wanneer iemand naar de weg vraagt? O, gij blinde mensen, laat af van twisten en vergiet geen onschuldig bloed; verwoest stad en land niet naar de wil des duivels en zijn goeddunken. Doet aan de helm des vredes en gordt u aan met naastenliefde en weest zachtmoedig. Laat af van nijd en hovaardij; misgunt elkander niets, ontsteekt niet het vuur des toorns, maar leeft in zachtmoedigheid, kuisheid, vriendelijkheid en reinheid, zo leeft ge in God.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[16] Ge moogt niet vragen: waar is God. Hoort toe, gij blinde mens. Gij leeft in God en God in u en zo ge heilig leeft, zo zijt ge zelven God; waar ge om u heen ziet, daar is God. Wanneer ge de ruimte tussen de sterren en de aarde aanschouwt, zegt ge: dat is God niet en hier is God niet. O, gij arme, verdorven mens, laat u onderwijzen: in de ruimte boven de aarde, waar ge niets ziet en erkent, en waarvan ge zegt: hier is niets, aldaar is de lichtende Godheid in Zijn Drievoudigheid. Of meent ge, dat God van Zijn troon die Hij van eeuwigheid gehad heeft, ten tijde van de schepping deze wereld is geweken? O neen, zo dan het niet zijn; al zou God dit willen, zo zou Hij dit toch niet kunnen doen, want Hij is zelf alles. Evenmin als een lichaamsdeel zich af kan scheuren van het lichaam, evenmin kan God van zich zelf worden afgescheurd. Dat hij zoveel aanzichten heeft evenwel, wordt veroorzaakt doordat Hij enig is. Hij is naar zijn wezen drievoudig. Daardoor is Hij zo oneindig onmeetbaar.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[27] Maar let nu op. - Mozes schrijft, dat God heeft gesproken: Dat er lichten zijn aan het uitspansel des Hemels, die hun licht geven op aarde en scheiden de dag van de nacht, en maken jaar en tijden. Deze beschrijving toont ons aan, dat de eerste schrijver niet geweten heeft, wat sterren zijn, hoewel hij toch vatbaar is geweest voor de rechten van God. Hij heeft echter de Godheid bij het hart genomen en heeft uit het hart gezien, wat het hart en de kern dezer schepping was, en de geest heeft hem de siderische en uiterlijke dode geboorte verborgen gehouden, en heeft hem alleen op het geloof, naar het hart van de Godheid gedreven. Wat ook de hoofdzaak is, wat voor de mens het meest nodig is, want wanneer hij het ware geloof aangrijpt, dan dringt hij door de toorn van God, door de dood heen in het leven, en heerst met God. Daar echter de mensen in de laatste tijd veel luisteren naar de wortel van de boom, door welke de natuur aantoont, dat de tijd van het kaalworden van de boom nabij is, daar wil hun de geest hetzelfde aantonen en de Godheid zich geheel en al openbaren. Dat is het morgenrood en het aanbreken van de grote dag Gods, waarop zal teruggebracht worden en opgaan, alles, wat uit de dood tot wedergeboorte des levens is geboren.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[34] Wanneer nu de toornige vuurstraal de natuurgeesten, die in de aarde in de dood staan, met zijn grimmige schrik opwekt en beweeglik maakt, dan beginnen de geesten naar hun eigengeaarde goddelijke rechten zich te ontwikkelen, zoals zij van eeuwigheid af gedaan hebben, en stellen een lichaam samen met de eigenschappen, die aan die plaats verbonden zijn. Zoals de Salniter in de tijd der aansteking des toorns in de dood gestorven is, en terzelfder tijd in het innerlijke leven der zeven Geesten Gods kwalificerend is geweest, zo is hij ook in de tijd der wedergeboorte in de vuurstraal weer opgegaan en is niet anders nieuw geworden dan in een andere levensgestalte, welke in de greep des doods staat. Nu is de Salniter van de aarde en het water, in zijn dode wezen, niet meer in staat zich te veranderen en tot in het oneindige voort te brengen, zoals hij in zijn Hemelse verblijfplaats deed; maar wanneer de Oergeesten het lichaam vormen, dan gaat hij in de kracht van het licht op. En het leven van het licht breekt door de dood heen, en schept hem een lichaam uit de dood, dat niet gelijk is aan het water en de dode aarde, en hij krijgt ook niet hun smaak en reuk, doch de kracht van het licht dringt door en maakt zich evenredig met de kracht der aarde en neemt de dood zijn angel en de toorn zijn giftig geweld weg en dringt midden in het lichaam als een hart in het gewas.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[40] Er zijn veel en velerlei ertsen, al naarmate de Salniter in de natuurHemel in zijn opstijgen in het licht der liefde de eerste is geweest. Iedere oergeest heeft de aard en de eigenschappen van alle Oergeesten in zich; want hij wordt steeds met de anderen in verbinding gebracht, waardoor het leven en de onpeilbare geboorte Gods ontstaat, maar naar één kracht is hij de eerste, en dat is zijn eigen lichaam, waarvan hij de naam draagt. Nu heeft iedere oergeest de eigenschap van de hele natuur en zijn samenstel is in de tijd van de aansteking des toorns mede in de dood belichaamd geworden en uit iedere geestelijke substantie zijn aarde, stenen, erts en water ontstaan. Daarom vindt gij ook in de aarde erts, steen, water en aarde in verschillende hoedanigheden, kwaliteiten, en daarom is de aarde van zo verschillende hoedanigheid, al naarmate in de tijd der wansteking, een van de kwaliteiten in iedere oergeest primair is geweest. De natuur heeft de mens wel zoveel geopenbaard, dat hij weet, hoe hij van de vreemde geboorte van iedere oergeest, de vreemde materie zo afsmelten kan, dat van iedere oergeest datgene, wat in hem primair is, ook nummer één blijft. Daarvan hebt gij aan zilver en goud een voorbeeld; gij kunt het niet eerder tot zuiver zilver en goud maken, aleer het zeven maal in het vuur gesmolten is. Wanneer dat geschiedt, dan behoudt het in het midden van het hart der natuur, hetgeen het water is, zijn eigen kwaliteit en kleur. Eerst moet de wrange hoedanigheid, welke de Salniter in de harde dood gevangen houdt, afgesmolten worden, dat is het grove stenige puin. Hierna de zure dood van het water, daarvan wordt een giftige salpeterzuur afgescheiden, hetgeen in de opgang van de vuurstraal zich in de dood bevindt.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang