Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 105 van 1088

...  93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118  ...
[1] Dan richt JARAH zich tot de engel en zegt tegen hem: "Jouw Heer en mijn Heer heeft mij heel welwillend naar jou, vriendelijke en aardige jongeman, verwezen en tegen mij gezegd, dat ik je wat moest vragen en dan zou jij mij het goede antwoord geven. Daarom vraag ik nu, waarom deze aardse verwanten van mij en ook de leerlingen van de Heer moeten slapen, terwijl ik waak, en waarom moet ik dat met mijn lichamelijke ogen zien, of waarom kan ik dat, wat zij volgens de mededeling van de Heer alleen maar in de droom kunnen of mogen zien en horen?"
Hoofdstuk 141: De geaardheid van de menselijke geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] En ik zeg je naar waarheid dat alle mensen dit zouden kunnen als zij in hun hart net zo rijp en geaard zouden zijn als jij. Maar er zijn er maar heel weinig, die op jou lijken! Deze slapenden hier lijken in ieder geval niet op jouw ziel en hart! Hun ziel ziet nog lang niet door hun aardse oog, en het oog van hun geest is nog vast gesloten. Daarom moet hun ziel zelf eerst geschikt gemaakt worden door haar tijdens de slaap alle wereldse indrukken te ontnemen, zodat zij zo met haar fijnere zintuigen kan komen tot waarneming en aanschouwing van het bovenzinnelijke, dat in het geestelijke overgaat.
Hoofdstuk 141: De geaardheid van de menselijke geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Nu zul jij denken: ' Ja, als dat zo is, verplaatst zich zo'n zon toch duizendmaal sneller dan u, als zuivere geest! Want als wij met de snelheid van die zon van hier naar die ster gevlogen zouden zijn, dan zouden wij daar zonder meer duizendmaal eerder zijn aangekomen dan met uw geestelijke snelheid!?'
Hoofdstuk 141: De geaardheid van de menselijke geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] IK zeg: "Dat toch wel niet, Mijn allerliefste Jarah, want zij behoren niet tot een onrijp, maar tot een helemaal rijp volk. En de zielen van een rijp volk komen, als zij eens in alle slechtheid zijn gestorven, door hun eigen wil in de diepte der aarde. Want omdat zij pure materie zijn geworden, is dat hun element, en zij willen en kunnen daarvan niet scheiden. Wel zal er alles, ja zelfs het uiterste aan gedaan worden. Alle kwellingen en smarten worden op hen losgelaten om hen los te maken van de materie. En als er een van de materie los komt, dan komt ze in de scholen die op het geestelijke deel van deze aarde bestaan. Pas daarvandaan gaat ze dan verder naar de maan. Als ze daar iedere graad der zelfverloochening heeft doorgemaakt en daarin sterk is geworden, wordt ze naar een volmaaktere planeet verheven en daar in de ware wijsheid onderwezen.
Hoofdstuk 140: Ontwikkelingsperioden in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JARAH zegt: "Met hulp van de Heer heb ik het wel begrepen, maar het begon mij wel weer erg te duizelen! Want ik ben daardoor tot de volle overtuiging gekomen, dat een geschapen geest een eeuwigheid nodig heeft om ook maar een van die oneindig grote hoofdmiddenzonnen door en door te leren kennen. Jij hebt daarvan verteld dat hun aantal in de eindeloze eeuwige ruimte naar menselijke begrippen ontelbaar is, en dat elk van hen de draagster of liever de heerseres is van drie ordes middenzonnen met hun aardezonnen, die in eindeloos grote banen om haar heen draaien en waarvan het aantal door geen sterfelijke geest bevat kan worden! Maar als zo'n ontzettend grote hoofdmiddenzon iedere geschapen geest al een eeuwigheid kost om te bezichtigen, hoe lang zal hij dan met al die ontelbare anderen bezig zijn!?
Hoofdstuk 142: Ken Gods werken tot vermeerdering van de liefde.(5/6.3.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Oh, het zou echt niet slim van mij zijn als ik mij zoiets zou wensen! Ik blijf mooi bij mijn liefde thuis en denk daarbij: 'Zo'n zon is wel iets reusachtig groots en een geweldige getuige van de eindeloze wijsheid en eeuwige macht des Heren, maar zij kan de Heer, haar God en Schepper , niet zien, begrijpen en boven alles liefhebben zoals ik!' -En kijk, dat is naar mijn mening veel meer waard, dan een eindeloos grote zon te zijn in een voor mensen onmeetbare diepte van de eindeloze scheppingsruimte! En wie weet of de Heer mij misschien niet net zo lief heeft als zo'n grote zon!?
Hoofdstuk 142: Ken Gods werken tot vermeerdering van de liefde.(5/6.3.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] De leerlingen richtten zich op van de grond en verwonderden er zich eveneens over dat ze nu pas merkten dat ze geslapen hadden, terwijl het naar hun gevoel was alsof ze de hele nacht door volkomen wakker geweest waren en ongehoorde wonderen hadden gezien.
Hoofdstuk 143: Droom en werkelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Maar JUDAS zei: "Ik geloof nog steeds niet dat ik geslapen heb! Ik heb toch met jou, Simon Juda, allerlei dingen besproken, en jij ging steeds tegen mij in en zei ook tegen mij: 'Al deze wonderen zullen jou niet tegenhouden om ons allen voor een paar zilverstukken te verraden!', waarover ik erg kwaad werd en jou over een rotswand naar beneden in zee wilde duwen, maar toen pakte onze Thomas mij en trok me op de grond terug! - Zeg eens, broeder Simon, weet je daar echt niets van?!"
Hoofdstuk 143: Droom en werkelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] De leerlingen gaan nu naar alle kanten van de berg en de verbazing stijgt ten top, en ANDRÉAS zegt: "Tot nu toe hebben wij in de korte tijd van een half jaar zoveel wonderbaarlijks gezien en gehoord, dat men nauwelijks zou geloven dat er nog maar iets mogelijk zou zijn dat als een nog groter wonder aangemerkt zou kunnen worden, en toch staat ons verstand opnieuw stil! onze dromen worden werkelijkheid!
Hoofdstuk 143: Droom en werkelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Onze vaderen beefden aan de voet van de Sinaï, toen Hij met donder en bliksem op de brandende berg aan Mozes de heilige wetten der liefde gaf! En toen Mozes van de berg afdaalde straalde de goddelijke majesteit van zijn gelaat sterker dan de middagzon, en hij moest zijn gezicht met een driedubbele doek bedekken, opdat het volk hem kon naderen. Nog lang nadien profeteerden de heilige zieners des Heren wanneer, na voorafgaande voorbereiding, hun hoofd korte tijd met de doek van Mozes werd bedekt, en heden verbazen wij ons nog over hun grote wijsheid! En hier is Hij Zelf, die op de Sinaï donderde! De Sinaï ging gloeien onder de stappen van Zijn voeten, -kunnen wij dan in Zijn almachtige tegenwoordigheid koud blijven als een barre winternacht?! Sta daarom op en snel naar Hem toe, want Hij alleen is meer dan heilig! Alleen Hém komt alle eer toe, alle roem, alle liefde en alle aanbidding!"
Hoofdstuk 143: Droom en werkelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Door de toespraak van Andréas werden alle leerlingen, behalve Judas, die Andréas een overdreven dweper noemde, van vurige liefde vervuld, kwamen naar Mij toe en riepen Mij een geestdriftig "Hosianna " toe als ochtendgroet.
Hoofdstuk 143: Droom en werkelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Wie God niet als een volmaakt mens liefheeft, kan nog minder zijn naaste liefhebben, die een nog heel onvolmaakt mens is! Als er echter geschreven staat dat God de mens geschapen heeft naar Zijn evenbeeld, wat moet God dan anders zijn -als de mens Zijn evenbeeld is -dan ook een mens, maar dan natuurlijk geheel volmaakt!? Of zie Ik er nu anders uit dan een mens omdat jij, Mijn kindje, een paar heel kleine druppeltjes van Mijn heerlijkheid hebt gezien?"
Hoofdstuk 144: God, de volmaakte mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Maar nu zullen we ook naar de anderen luisteren en ons laten vertellen welke indruk deze nacht op hen heeft gemaakt. "
Hoofdstuk 144: God, de volmaakte mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] De naast hem staande EBAHL zegt: "Helemaal niet, vriend! Ik zeg je dat dit keer onze gezamenlijke droom helemaal werkelijkheid is geworden. Sta op en loop naar de randen van de top, dan zul je je overtuigen dat onze berg zelfs naar de zijde van de zee heel glooiend afloopt en overal zonder het minste gevaar begaanbaar is, naar beneden en naar boven! Ik heb mij overal al van overtuigd en zeg je de volle waarheid. Kom en overtuig jezelf!"
Hoofdstuk 145: De werkelijkheid van de gezamenlijke droom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Na deze woorden staat de HOOFDMAN eindelijk op, kijkt naar alle kanten, vindt eerst het plateau van de berg erg ruim geworden en zegt: "Ja, ja, ik zie werkelijk dat zich in de nacht wonderlijk grote veranderingen hebben voorgedaan, maar stap jij toch maar eerst op de nieuwe bodem, zodat ik me kan overtuigen of die echt betrouwbaar is!"
Hoofdstuk 145: De werkelijkheid van de gezamenlijke droom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118  ...