Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 105 van 1037

...  93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118  ...
[10] 'Lydiër, hoewel een machtig vorst, toch dwaas van harte, verlang er niet naar de afgesmeekte stem der sprekende zoon in je paleis te horen! Daar zul je voorzeker meer baat bij hebben! Weet, dat hij pas op de meest ongelukzalige dag spreekt!'
Hoofdstuk 1: Het orakel van Delhi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Eens was ik in de gelegenheid om mensen uit Achter-Egypte te ontmoeten en door middel van een tolk met hen te spreken. Zij waren geheel naakt en bedekten zelfs hun schaamte niet. Zij hielden ons, Romeinen, voor hogere, hemelse wezens en verwonderden zich buitengewoon over de grote en schitterende gebouwen van Rome, over de mooie kleren en onze uitzonderlijke pracht. Zij hielden al onze menselijke produkten voor werken der goden en dachten ook dat wij dat waren. Zij vroegen mij of wij ook voortdurend de zon en de sterren, evenals de maan, beheersten en naar ons goeddunken bestuurden, of dat er voor dat werk soms nog andere goden waren.
Hoofdstuk 2: Over verschijningen van hogere hemelse wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Natuurlijk gaven wij hen onderricht en voor er een jaar voorbij was, wisten zij al heel goed dat ook wij slechts mensen waren. Zij leerden veel van ons, gingen zich tenslotte zelf kleden en het gaf hen veel vreugde toen zij hadden geleerd om zelf kledingstoffen te maken en daaruit allerlei mannen en vrouwenkleding te vervaardigen. Na een paar jaar keerden zij toegerust met alle mogelijke kennis naar hun vaderland terug en hebben daar zeker scholen opgericht en zó een beetje licht in hun natuurlijke wildernis gebracht.
Hoofdstuk 2: Over verschijningen van hogere hemelse wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Gróte profeten echter, door wie God de mensen van de aarde zeer vele en belangrijke dingen meedeelt, worden hoogstens iedere duizend tot tweeduizend jaar naar de mensen van deze aarde gezonden. Hun doel is de mensen enerzijds zo ruim en uitgebreid mogelijk de verdere, nieuwe wegen van God tot nog grotere volmaaktheid te wijzen en anderzijds weg te voeren van de vele dwaalwegen die zij voor zichzelf hebben gemaakt en terug te brengen naar de ene, juiste weg.
Hoofdstuk 3: Over de bestemming en ontwikkeling van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Maar de jonge FARIZEEËR had bij deze gelegenheid iets over de genezing van de vijf roofmoordenaars gehoord en omdat hem dat nogal opviel, vroeg hij meteen heel bedeesd aan de hoofdman: "Verheven gebieder! Is dat dan soms toch de beroemde heiland uit Nazareth, of anders zijn voornaamste afgezant? Want wij hebben gehoord dat hij leerlingen aanneemt en hen, tenminste als zij er enig begrip voor hebben, als afgezanten naar alle plaatsen zendt om volgelingen voor zijn nieuwe leer te winnen, waar zij meestal ook in slagen. Mocht dat de heiland uit Nazareth zijn dan zitten wij in de moeilijkheden!"
Hoofdstuk 5: Julius dreigt de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Meteen daarop opent de jonge FARIZEEËR ietwat moediger zijn mond en zegt: "U bracht ons tot wanhoop omdat u zo hardnekkig een antwoord op uw vraag eiste. Maar wij vroegen u voordien heel vriendelijk, hoewel wat opgewonden, naar de verheven man daar, wie hij was, of hij soms zelfs niet de heiland uit Nazareth was. En wij zeiden dat als hij het was, wij daardoor in grote moeilijkheden zouden komen. Dat viel u op; u vatte gelijk achterdocht tegen ons op en u wilde meteen met het dreigendste gezicht van de wereld van ons weten wat de reden daarvan was. Dat wij toen bang werden is licht te begrijpen, omdat wij uw strengheid al ondervonden hebben.
Hoofdstuk 5: Julius dreigt de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Nu, dat en natuurlijk nog veel meer zijn wij naar waarheid over hem te weten gekomen en wij vinden hem nu hier en stellen vast dat hij een zeer bijzondere man is. Daarom kan het ons zeker niet kwalijk worden genomen dat wij vragen: Hoe kwam hij aan zulke ongehoorde eigenschappen, die vóór hem geen mens ooit bezat en die zeker hierna niemand meer zal bezitten?"
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Na die woorden staat de jonge FARIZEEËR op, komt naar Mij toe en zegt: "Heer, meester en weergaloze heiland! Wie ik en mijn 29 broeders zijn, weet u vast en zeker, en wie u bent, hebben wij ook van de grote machthebber Julius gehoord. Veel hoeft er over en weer dus met gevraagd te worden. Maar omdat wij gehoord hebben dat u af en toe ook leerlingen aanneemt, zouden ook wij -slechts voor kort, tenzij het ook langer zou mogen -uw leerlingen willen zijn!"
Hoofdstuk 8: De voorwaarden die de Heer aan leerlingen stelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Maar het is dan in zekere zin toch iets buitengewoon wonderlijks en dat blijft een grote vraag, hoe deze mens aan zulke uitzonderlijke, goddelijk lijkende eigenschappen is gekomen! Want voor zover wij door ons onderzoek naar hem en zijn afkomst te weten zijn gekomen, moet hij de zoon van een timmerman zijn, die ongeveer tot zijn dertigste jaar steeds thuis IS gebleven en met zijn vader en mogelijke andere broers nu eens hier, dan weer daar, timmerwerk heeft verricht. Niemand heeft daarbij ooit iets buitengewoons aan hem ontdekt. Men heeft hem ook nooit zien lezen, schrijven of rekenen. Ook in zijn omgang met mensen moet hij zeer weinig spraakzaam en allerminst een spiritueel mens zijn geweest!
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Wel, nu dachten wij: Voor de reine is alles rein! Als de wat bijgelovige mensheld door haar verering van het goddelijke in de vorm van allerlei maaksels maar niet slecht wordt en dan de vertoornde goden tracht te sussen met gruwelijke mensenoffers, kan men haar een zeker vroom bijgeloof niet eens als een grof geestelijk gebrek aanrekenen. Jammer genoeg wordt zij bijna altijd door de honger en door de steeds groeiende heers en hebzucht van de priesters daartoe verleid. Want naar mijn mening is het uiteindelijk altijd nog beter dat de mens iets gelooft waar dan toch een goede reden voor is, dan. dat hij helemaal niets gelooft en zich op die manier verlaagt tot het dier, dat ook geen geloof of bijgeloof kan hebben.
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] O Heer en gebieder, u kunt zich niet voorstellen hoe het mij vaak te moede was als ik op die manier de mensen iets als goed en waar moest voorhouden, dat naar mijn vaste overtuiging een grote leugen was. Ik had mijzelf vaak bijna van pure ergernis kunnen wurgen. Maar wat hielp dat? Als de os eenmaal het juk draagt, moet hij trekken -of het nu licht of zwaar gaat -anders vallen er klappen in overvloed! Tijdens mijn toespraken heb ik vaak bij mijzelf gedacht: 'Wie van ons is nu de beklagenswaardigste os, ik, de prediker, of degene voor wie ik preek?' En ik kon mij nooit aan de gedachte onttrekken, dat ik toch wel steeds de grootste en, eigenlijk noodgedwongen, de domste os was! Want mijn toehoorder kon, als hij een verstandig mens was, mij achteraf naar hartelust uitlachen en zich in gezelschap van zijn vrienden over mij vrolijk maken; maar ik mocht dat, in ieder geval in de tempel, op straffe van het vervloekte water niet doen.
Hoofdstuk 7: De geloofsdwang van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] De jonge Farizeeën beginnen zich naar aanleiding van deze Introductie van Mij behoorlijk achter de oren te krabben en geen van hen weet daar een passend antwoord op. De jonge FARIZEEËR, die voorheen steeds met Julius had gesproken maar nu nog bij Mij stond, zegt echter toch na een poosje zo half en half schertsend: "Beste, goede en onovertrefbare meester! De aan ons gestelde voorwaarden kunnen op zichzelf heel goed zijn om misschien enige van uw buitengewone, goddelijk lijkende eigenschappen te verkrijgen. Maar, heel weinig mensen zullen zich daarvoor uitspreken en daartoe overgaan! En een algemeen belang kan die wens ook al niet hebben, want stel dat alle mensen uw voorwaarden om u te volgen zouden aanvaarden, dan zou de aarde er weldra zo uitzien als zij..er volgens Mozes op de tweede of derde scheppingsdag uitzag, namelijk verlaten, woest en ledig! Weet u, bekeerlingen zult u op deze manier weinig krijgen! Kleine aantallen, die zich willen onderwerpen aan het zogenaamde bespiegelende leven en in zekere zin op aarde reeds bereiken willen wat hen pas in het hiernamaals te wachten staat, zullen daartoe wel overgaan; maar alle mensen!? O God, wat zou er van de wereld terechtkomen?
Hoofdstuk 8: De voorwaarden die de Heer aan leerlingen stelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Dan is en blijft de oude leer van Mozes voor het fysieke en zedelijke leven van de mens toch wel voor alle schepsels steeds de meest uitgebreide en in ieder opzicht de meest nuttige! Bij die leer kan men voor God en wereld, net als David, een geacht mens zijn, iets wat heel nodig is voor het handhaven der orde op aarde. Maak alle mensen maar eens gelijk, dan zul je al gauw merken waar het met de mensheid in korte tijd naar toe gaat! Een gering aantal moet wel in het bezit zijn van de geheimen van het Godsrijk op aarde; maar voor alle mensen zou dat net zoveel nut hebben, als wanneer er bij een leger alleen maar veldheren van gelijke rang zouden zijn of alleen maar gewone, ruwe soldaten zonder enige kennis van het leiden van een oorlog, dus zonder een veldheer . Heus, tegen zo'n leger zouden dan ook wat redelijk goed aangevoerde groepen oude vrouwen het op kunnen nemen!
Hoofdstuk 8: De voorwaarden die de Heer aan leerlingen stelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Maar in deze dagen wordt het rijk van God geweld aangedaan; en die het niet met geweld naar zich toe trekken, zullen het niet bezitten.
Hoofdstuk 9: De voordelen van zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Ik zeg echter naar aanleiding van Mijn aan jullie gestelde voorwaarden, die echt niet zo gemakkelijk zijn: Als je een oud en al erg versleten overkleed hebt, waarmee het schande zou zijn om nog onder de mensen te komen, en er komt een mens bij je met een nieuw, goed overkleed, die tegen je zegt: 'Vriend, trek je oude kleed uit en vernietig het omdat het niet langer meer te gebruiken is en ik geef je daarvoor een nieuw, dat nooit zal slijten omdat het uit een stof is geweven die de stormen der tijden kan doorstaan!' - zul je je dan bij zo'n aanbod ook nog als een dwaas gedragen en het oude, verteerde, tot lompen vergane kleed behouden.
Hoofdstuk 9: De voordelen van zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118  ...