Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 1041 van 1112

...  1029 - 1030 - 1031 - 1032 - 1033 - 1034 - 1035 - 1036 - 1037 - 1038 - 1039 - 1040 - 1041 - 1042 - 1043 - 1044 - 1045 - 1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054  ...
[12] Uit dit voorbeeld blijkt al ten dele dat de aarde zowel mannelijk als vrouwelijk werkzaam is en daaruit volgt dat de aarde, om dat te presteren, dus noodzakelijkerwijs die beide naturen in zich verenigen moet. Maar in dit voorbeeld treden de aarde en de boom in wisselwerking. Dit is alleen niet genoeg, maar we moeten die wisselwerking ook in de aarde zelf vaststellen. Hoe zullen we dat echter doen? Dat zal nu juist niet zo moeilijk zijn.
Hoofdstuk 14: Mannelijk - vrouwelijke voortbrengselen der aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Zo hebben ook de nieuw ontstane eilanden hun plantengroei te danken aan de door de aarde voortgebrachte zaden. Hebben die planten dan voldoende stadia doorlopen, dan zullen zich ook dieren gaan ontwikkelen, maar niet verder dan de nog zeer onvolkomen kruipende dieren en insekten. Verder omhoog reikt de vrije natuurlijke overgang niet. Daar moet dan een hogere kracht optreden om een overeenkomstig, op een hogere trap staand dier te scheppen, waarin de voorgaande ontwikkelingsstadia kunnen overgaan. Zo gaat het niet zelden opwaarts tot aan de mens, die echter nooit nieuw geschapen wordt, maar te rechter tijd door verhuizing daarheen wordt gebracht.
Hoofdstuk 15: Het trapsgewijze opklimmen van de levende wezens - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[13] Jullie weten dat de aarde een zuid - en een noordpool heeft. Ten opzichte van de hoofdwerking der aarde blijven beide polen steeds zoals ze zijn, namelijk de zuidpool negatief en de noodpool positief of de één aantrekkend en de ander afstotend, wat dan tot gevolg heeft dat twee zulke ongelijke polen noodzakelijkerwijs heel goed naast elkaar kunnen bestaan en elkaar verdragen, want de ene pool geeft en de andere ontvangt. Bij deze verhouding van de polen zien we duidelijk de wisselwerking. Oorspronkelijk of in zijn uitmonding is de positieve noordpool de ontvanger, omdat hij al het voedsel voor het hele aardelichaam in zich opneemt. De zuidpool daarentegen is in zijn uitmonding degene die niets van buitenaf opneemt, maar slechts afgeeft. Binnenin de aarde is de noordpool echter tegenover de zuidpool degene die geeft en de zuidpool is degene die ontvangt.
Hoofdstuk 14: Mannelijk - vrouwelijke voortbrengselen der aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[2] Dit buitenste deel van de aarde bestaat allerminst uit een mechanisch kunstig bouwsel; wat er in deze sfeer echter ontbreekt, wordt gecompenseerd door talrijke structuurvormen en er heerst daar een zodanige overvloed van alles, dat geen enkel mensenverstand zou kunnen begrijpen of zich zou kunnen voorstellen hoe en wat er allemaal in deze aardkorst omgaat.
Hoofdstuk 18: De aardkorst - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[4] Zo kan men ook de eenvoudige werking in het binnenste van de aarde beschouwen als een eenvoudig drijfwiel, waardoor echter juist op onze derde en buitenste aarde talrijke werkingen van velerlei soort worden teweeggebracht. Men moet zich echter niet voorstellen, dat de uiterlijke aarde van de binnenste aarde door een leeg luchtruim of door een ertussen gelegen ruimte - bijvoorbeeld een onderaardse zee - gescheiden is; maar deze beide aarden zijn even innig en vast met elkaar verbonden als de bast met het hout van de boom.
Hoofdstuk 18: De aardkorst - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Als de mens met zijn oog, met deze kleine zon in zijn lichaam, de sterrenhemel bekijkt, dan wordt zijn oog zelf een kleine hulsglobe waarin miljarden zonnen hun baan doorlopen en centraalzonnen hun oerlicht in de eindeloze verten zenden. Het menselijk oog bevat dan een eindeloze schepping en het stralen en terugstralen van de zonnen in het aan de zon verwante oog van de mens, bewerkt de verrukking in de ziel over zulk een wonder, hoe het grootste zich in het kleinste terugvindt en het als datgene erkent, wat het in zichzelf is.
Hoofdstuk 21: De inwerking van het licht op de lucht - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[6] Wie kan dat loochenen? Hoogstens een werkelijk blind mens, of iemand, zoals er nu velen zijn, die een stinkende pijp tabak in zijn stinkende mond meer waard is dan de hele sterrenhemel, die hij alleen maar in zijn eigen spiegel ziet als hij zich bekijkt, hoe zijn strak gesneden jas staat, die hij de kleermaker nog schuldig is, en hoe zijn afschuwelijke pijp past bij de nieuwe nog met schuld belaste jas. Maar over zulke menselijke larven wordt hier niet gesproken; die zijn eigenlijk maar op de wereld om dezelfde reden als waarom de bromvliegen op een mesthoop te vinden zijn; hun schat is het vuil, omdat ze zelf vuilnis zijn. Zulke mensen kijken natuurlijk niet naar de sterren en hebben geen oog voor Mijn werken!
Hoofdstuk 21: De inwerking van het licht op de lucht - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[17] Dat de aarde werkelijk zaadjes van planten en dieren voortbrengt, kan men afleiden uit vele verschijnselen die aan de oppervlakte van de aarde plaatsvinden. Tot deze verschijnselen hoort bijvoorbeeld de oorspronkelijke groei van bossen op gebergten, evenals mos en grasgroei op de vroeger woeste steppen, waarop gedurende duizend jaren niets had gegroeid. Schimmels en zwammen hebben tot nu toe geen ander zaad. Dan hoort bij de verschijnselen die deze zaak verklaren ook het - alhoewel zelden, maar toch nog vaak genoeg voorkomende - verschijnsel waarbij het graan en allerlei soorten koren regent; en vooral wordt deze zaak verduidelijkt door de niet zelden voorkomende vissen -, slangen - en paddenregen en dat soort verschijnselen, waarvan geen wetenschapsman, als hij ook maar een klein beetje gezond verstand heeft, kan naspeuren of wellicht een wervelwind ze van de aarde heeft opgelicht en op een andere plaats weer heeft neergeslingerd. Want dan zou hij op een of andere manier moeten kunnen aantonen, dat zich op de aarde zo' n plaats bevindt, waar deze wezens niet zelden triljoenvoudig voorhanden zijn geweest. En zou hij dat kunnen, dan zou daarmee alleen maar de bijzondere scheppingskracht van de aarde, dat ze uit zichzelf zoiets kan voortbrengen, des te opvallender bewezen zijn. Hoe zulke verschijnselen eigenlijk precies optreden, zullen we in het volgende hoofdstuk nog nauwkeuriger bekijken.
Hoofdstuk 14: Mannelijk - vrouwelijke voortbrengselen der aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[2] De aarde brengt als dubbelwezen in één of andere streek uit haar binnenste een talrijke hoeveelheid dergelijke eitjes voort. Deze eitjes zijn heel klein en worden gemakkelijk door de poriën en kanalen van de aarde naar buiten gedreven. Door de in hen aanwezige gistingsstof zetten ze hoe hoger ze komen, des te meer uit. Tenslotte zijn ze lichter dan de atmosferische lucht en stijgen dan, als zede aardoppervlakte bereikt hebben, in de vorm van donkere nevels, als een luchtballon tot een bepaalde hoogte op, waar ze in een sterke elektrische stroming geraken. Dat gaat heel gemakkelijk, omdat ze door deze stroming zelf worden aangetrokken. In deze stroming rijpen ze dan snel en worden geboren, en dat niet zelden in een aantal van vele duizenden miljoenen. Omdat deze kleine diertjes zich dan echter door de elektrische stroming uit de lucht een specifiek zwaarder lichaam hebben gevormd dan de lucht zelf weegt, kunnen ze zich ook niet lang meer in de lucht ophouden, maar vallen omlaag naar de aarde; maar omdat ze toch tamelijk licht zijn, gaat het niet zo snel dat ze door zo'n val plotseling uit elkaar zouden springen en dus natuurlijk dadelijk gedood zouden worden. Ze komen steeds behouden en wel beneden aan en kunnen daarna nog enige uren leven. Maar omdat de op deze wijze ontstane vormen een trap overslaan, wat niet in overeenstemming is met de orde volgens welke intelligenties van het aardelichaam zich ontwikkelen, vergaan ze weer snel en verdwijnen uit het zichtbare leven; ze worden dan weer door de aarde opgezogen en in het plantenrijk gedreven. Hierbij is op te merken, dat zulke voortbrengselen dan eerder in het voormalig dierstadium overgaan dan wanneer zo' n dierstadium volgens de normale ordening eerst een heel legioen plantenlevens moet doormaken. Want men kan hier van dierstadium spreken, omdat de dieren als zodanig al dadelijk uit de aarde zichtbaar worden als dierlijk wezen, maar toch eerst een stap terug moeten doen in het plantenrijk, voordat ze het intensief dierlijke karakter kunnen aannemen.
Hoofdstuk 15: Het trapsgewijze opklimmen van de levende wezens - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] Er zijn ook dubbelsterren die op bepaalde tijden elkaar bedekken. Van deze sterren is de ene gewoonlijk van goede en de andere van boze aard. Staat de goede ster vóór de boze, dan heft hij diens werking op; schijnen beide naast elkaar, dan wordt de slechte invloed van de boze ster door de goede verzwakt; staat de boze voor de goede, dan heft hij de werking van de goede helemaal op; dan zal op het deel van de aarde waarboven zo'n ster in het zenit staat, weldra zijn slechte werking te bemerken zijn, die zich óf door slecht weer, óf door slechte groei van veel gewassen, óf door ziekten bij mens en dier kenbaar maakt.
Hoofdstuk 21: De inwerking van het licht op de lucht - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[12] Het verduisteren van sterren door planeten oefent vaak ook op deze manier óf een slechte óf een goede invloed uit op de aarde. Vanuit dit standpunt bekeken, bepaalden de oude wijzen de nu fabelachtig aandoende 'heerschappij der planeten' wat echter niet zo dwaas is als de tegenwoordige geleerden, die alleen maar in cijfers denken, zich inbeelden.
Hoofdstuk 21: De inwerking van het licht op de lucht - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Onder vele andere dingen die jullie hebben gelezen, zul je ook in vele oude almanakken hebben gevonden, dat de zogenaamde twaalf tekenen van de dierenriem op de vegetatieve kracht van de aarde een of andere invloed uitoefenen, zoals er ook hier en daar als het ware mystiek-profetisch tussengevoegd is, dat dergelijke tekenen aan de hemel, en tevens de planeten, op de geboorte van dieren en mensen invloed uitoefenen en dat de toekomst van de mensen zich zelfs daarin afspiegelt.
Hoofdstuk 22: De twaalf tekenen aan de hemel en de invloed die ze uitoefenen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[2] Op sommige plaatsen richten de boeren zich tegenwoordig nog daarnaar. Ze houden er vooral rekening mee als ze hun vruchten zaaien en oogsten.
Hoofdstuk 22: De twaalf tekenen aan de hemel en de invloed die ze uitoefenen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[7] Hiermee is nu ook het eigenlijke actieve wezen van het binnenste der aarde zo volledig mogelijk uitgediept, en omdat het in deze mededeling over de onthulling van het binnenste van de aarde ging, is dit inwendige zo kort en goed mogelijk en voor het menselijke verstand begrijpelijk onthuld. Daar echter de kennis van het binnenste van de aarde alléén voor een volledig doorzien van de hele aarde niet voldoende is, moeten we van het binnenste van de aarde of de inwendige aarde naar de tweede vaste aarde overgaan om hiervan enigszins een overzicht te krijgen, opdat het uitwendige van de aarde des te ge makkelijker begrepen kan worden; want op de buitenkant van de aarde doen zich een groot aantal verschijnselen voor, waarvoor zelfs de geleerdste onderzoekers nooit een verklaring kunnen geven. Al deze verschijnselen kunnen echter dan pas goed en juist worden onderkend, als men hun grondslag kent. Daarom moeten jullie je het vaste bouwsel niet als heel eenvoudig voorstellen, maar juist als zeer gecompliceerd, terwijl het bovendien verreweg het grootste deel van de aarde in beslag neemt. Het is als het ware het vaste hout van de boom, dat immers ook diens grootste massa uitmaakt; en zoals in het vaste hout van de boom juist de meest kunstige inrichtingen zijn aangebracht, zo is dat ook het geval bij de aarde. Dit vaste deel van de aarde is daarom als een school te beschouwen, waarin de uit de binnenste aarde opstijgende, aanvankelijk plomp gevormde wezens, hun eigenlijke kleur en vorm krijgen. Dit is de reden waarom deze tweede vaste aarde ook heel grondig moet worden bekeken en daarom willen we deze tweede aarde hierna enigszins gaan verkennen.
Hoofdstuk 15: Het trapsgewijze opklimmen van de levende wezens - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[2] Uit wat voor materiaal bestaat dus de tweede vaste aarde? Jullie dit materiaal te beschrijven zal wel wat moeilijk zijn, omdat aan de oppervlakte van de aarde een dergelijke stof niet te vinden is en zich daar ook niet bevinden kan, omdat de bestanddelen van elk van deze in elkaar passende aarden heel verschillend zijn, wat men ook heel gemakkelijk ziet als men een noot bekijkt, waar de buitenste groene schil helemaal niets van de harde schaal bevat, evenmin iets van de binnenste kern en elk deel, hoewel met elkaar verbonden, toch op zichzelf als een geheel afgescheiden iets aanwezig is. Zo is het ook met de massa van deze tweede, vaste aarde gesteld. Het is noch steen, noch metaal, zeker geen diamant en nog minder goud of platina. Want als deze massa uit laatstgenoemde stoffen zou bestaan, dan zou ze ten eerste het innerlijk vuur dat uit de ingewanden stroomt, niet kunnen doorstaan; de massa zou weldra gesmolten en in slakken en as zijn veranderd. Evenmin zou ze de talloze vuurbronnen en andere verstorende krachten die door haar heengaan kunnen verdragen; ze zou weldra verbruikt zijn en anderzijds op deze doorgangen verweren, en in die toestand zou ze dan voor verdere operaties niet meer geschikt zijn.
Hoofdstuk 16: Materiaal en constructie van de tweede aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
...  1029 - 1030 - 1031 - 1032 - 1033 - 1034 - 1035 - 1036 - 1037 - 1038 - 1039 - 1040 - 1041 - 1042 - 1043 - 1044 - 1045 - 1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054  ...