Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 1043 van 1088

...  1031 - 1032 - 1033 - 1034 - 1035 - 1036 - 1037 - 1038 - 1039 - 1040 - 1041 - 1042 - 1043 - 1044 - 1045 - 1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056  ...
[7] Kijk, zo staan de zaken. Het is enkel nog de vraag, of dit de enige geesten zijn, die door de zonnepolen weer worden opgenomen - of dat er nog andere zijn? - Ja, er zijn nog allerlei andere! - Dit zijn voor een deel deserteurs van de planeten, die de zon omringen, voor een deel ook soortgelijke gewelddadige aanvallers op andere zonnen. Zulke geesten worden namelijk, wanneer ze in het planetaire gebied van deze zon terechtkomen, heel snel door de poolkracht van de zon gegrepen en daardoor naar de zon zelf toe gezogen. Alleen als ze op een manier, die jullie al kennen, in een ver van de zon gelegen sfeer een gemeenschap vormen en vervolgens qua uiterlijke verschijning kometen worden, kunnen ze soms geruime tijd als een onaangepaste planeet rond de zon bewegen. Komen ze echter onverhoopt en ongelukkigerwijze te dicht bij de zon, dan worden ze in ieder geval met huid en haar door de zon opgegeten, zoals jullie plegen te zeggen. Ook al worden sommige mettertijd tot echte planeten, dan zijn ze er als zodanig toch niet van gevrijwaard om eens voedsel voor de zon te worden. Want wat de zon eenmaal met haar polaire kracht heeft gegrepen, is al zo goed als geheel een prooi voor haar. Want door haar kracht knaagt ze constant aan zo’n gast, verzwakt hem gedurende duizenden jaren en trekt hem tenslotte toch in haar brede, vurige schoot.
Hoofdstuk 73: Geordend en ongeordend opklimmen van de grondlicht-geesten van de zon. Het lot van de zonnemuiters. Ontwikkeling van kometen en planeten. Het eeuwige, onmetelijke scheppingswerk. Besluit - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[1] Oorspronkelijk staat er ‘transzendent werden’, wat wil zeggen: overgaan naar een andere bestaansvorm. De achtergrond hiervan is, dat de lagere, materie-gerichte krachten zich steeds verder van God (en dus, in materiële zin, van de oer-centraalzon) moeten verwijderen om vorm te kunnen aannemen (‘Niemand kan Gods aangezicht zien en leven’). Zoals dat al voor de zon zelf gold, geldt dat ook voor die elementen, die ook op de zon nog te ‘laag’ zijn om daar te kunnen bestaan; die worden dientengevolge naar buiten toe ‘geprojecteerd’ om vervolgens op de planeten (een nog minder volmaakte bestaansvorm) tot een eigen leven te komen. Dit betekent enerzijds natuurlijk een verdere, diepere val in gericht en materie, anderzijds echter schept het de voorwaarden waaronder een wezen de noodzakelijke eigenheid kan ontwikkelen, van waaruit het in vrijheid kan kiezen al dan niet naar God terug te keren.
Hoofdstuk 74: Verwijzingen - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[2] Hoe groot, vragen jullie, zou dit hart wel mogen zijn? Jullie weten immers, dat bij Mij overal voor die verhouding wordt gezorgd die noodzakelijk is; zo is het ook zeker het geval bij het hart van de aarde. Zo groot als de aarde is, zo moet ook een naar verhouding groot hart of zwaartepunt in de aarde aanwezig zijn, opdat in haar talloos vele kamers die kracht kan worden opgewekt, die sterk genoeg is om al de verschillende levenssappen van de aarde in de uitgestrekte organen naar buiten te drijven en, als de sappen hun dienst verricht hebben, deze dan ter verdere verzadiging weer naar zich toe te trekken.
Hoofdstuk 2: Het hart van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] Hieruit kan men de gevolgtrekking maken, dat het aarde-hart tamelijk groot moet zijn; toch kan dit niet nauwkeurig met een getal worden aangegeven, om die reden dat dit aarde-hart - al naar gelang van de noodzaak - nu eens aanzienlijk uitzet, dan weer heel sterk inkrimpt. Maar zo gemiddeld kan tenminste de plaats van dit zwaartepunt op honderd mijl in doorsnee worden aangenomen, al kan het zich tot tweehonderd mijl verder uitzetten en tot vijftig mijl inkrimpen.
Hoofdstuk 2: Het hart van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[2] Maar zo is het niet gesteld met het zwaartepunt van de aarde. Hiervan kan men niet zeggen dat het zich hier of daar bevindt, want het is nu eens hier en dan weer daar. Zijn ligging kan aan heel belangrijke veranderingen onderhevig zijn. Wel is de innerlijke inrichting van het aardelichaam van dien aard, dat het zwaartepunt hierdoor zowel noordelijker als zuidelijker zijn plaats van werking kan innemen al naar gelang de situatie, maar er moet helemaal niet worden gedacht aan een vaste plaats van deze werkende substantie, die uiteindelijk het zwaartepunt van de aarde bepaalt.
Hoofdstuk 3: Positie en veranderlijkheid van het hart van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[7] Laten we een boom bekijken. Wat is het eerste wat we aan hem ontdekken? Dat is de bast die op zichzelf weer kan worden verdeeld in de buitenste dode schors en in de daarbinnen levende bast, spint genaamd; dat is de eerste boom. De tweede boom, die geheel verschillend is van de eerste, is het eigenlijke vaste hout, een combinatie van talrijke buisjes die in de mooiste orde naast elkaar lopen. Dat is de tweede boom. De derde of de inwendige boom is de kern, gewoonlijk een wijdere buis die geheel met een sponsachtig cellenweefsel opgevuld is; die cellen zuigen het sap eerst uit de aarde op, zuiveren het en stuwen het dan door hun uitzettende en samentrek kende kracht in de talloze organen van de andere boom naar buiten.
Hoofdstuk 5: De inwendige bouw van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Hier was alleen sprake van een gewichtsverandering, wat zeker ook een belangrijke verandering is, omdat daardoor een dubbelgewicht van deze twee lichamen in een groter veranderd wordt. Laten we echter naar een ander voorbeeld kijken:
Hoofdstuk 6: Over de zwaartepunten en de sappen van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[12] Zulke kleine aquaducten, die we hier beschreven hebben, heeft onze boom in ontelbare hoeveelheden. Hoe verder naar de schors toe, des te meer kanalen vindt men er voor geleiding en ook des te meer stralen op één punt. Daarom is gewoonlijk de bast van de boom een afzetting van dergelijke gemengde vloeistoffen. Men vindt in de bast het sponsachtige van de kern, het vezelachtige van het hout en nog veel meer dooreen gemengde bestanddelen, die in het binnenste van de boom meer afzonderlijk in verschillende buisjes opstijgen, om daar hun speciale doel, het vormen van een of ander deel van de boom, te bereiken.
Hoofdstuk 6: Over de zwaartepunten en de sappen van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Als het jullie mogelijk zou zijn door ogen met de vergrotingssterkte van een microscoop in één keer dwars door een boomstam heen te zien, van zijn kern tot aan de schors en ook vanaf de onderste wortelvezels tot bovenaan de hoogste knop, dan zou je naast de naar boven lopende buisjes met hun talloze pompen, sluitkleppen en openingsventielen nog een heleboel kleinere dwarsorganen ontdekken, die zich vanaf de kern van de boom tot aan de buitenste schors uitstrekken in een ongelooflijk aantal windingen en krommingen. Overal waar ze de omhoog lopende buisjes kruisen, zijn ze voorzien van elastische kleppen. Al deze pompen, kleppen en ventielen zijn als het ware speciale zwaartepunten, waardoor het levensprincipe in de hele boom wordt verdeeld en al deze hoofd - en zijbuisjes of de jullie bekende drie bomen zijn onderling door de genoemde dwarsbuisjes, die zich van het merg tot aan de schors uitstrekken, verbonden. Tot in alle delen van de zo even aangegeven boom werkt dan het hart, het voornaamste levensprincipe van de boom.
Hoofdstuk 6: Over de zwaartepunten en de sappen van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[15] Zoals jullie echter nu bij de boom hebben gezien, dat in hem de al bekende drie bomen door deze verschillende kanalen verbonden zijn, en hoe daar de verschillende werkingen ontstaan, zo is dat ook het geval bij het aardelichaam, maar dan in een naar verhouding veel grotere en sterkere mate, wat gemakkelijk te begrijpen is, omdat de aarde toch zeker een groter lichaam is dan een boom.
Hoofdstuk 6: Over de zwaartepunten en de sappen van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[20] Ook een boom zuigt alleen maar regendruppels en dauw van de aarde door zijn wortelhaartjes naar binnen. Maar in zijn hart en maag heb Ik goede chemici aangesteld, die in staat zijn deze ingezogen sappen behoorlijk te onderzoeken en te verwerken en wel op een manier, die zelfs de geleerdste scheikundige niet kan uitvinden of beseffen.
Hoofdstuk 6: Over de zwaartepunten en de sappen van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[2] Datzelfde is ook min of meer het geval met alle planten, bomen en struiken, omdat vooral hun wortels niets anders dan poliepachtige zuigsprieten zijn. Hun bloemen en vooral hun meeldraden zijn grotendeels als eetsprieten te beschouwen, die - hoewel voor korte tijd - de bevruchte stuif deeltjes in zich opnemen, ze kneuzen en dan het bevruchte sap naar de komende vrucht leiden om deze tot leven op te wekken en te voeden. Tegelijkertijd echter is elk dierlijk evenals elk plantaardig lichaam met heel veel kleine zuighaartjes bedekt, die er speciaal voor dienen om de elektrische en etherische levensstof uit de vrije lucht door zich heen naar binnen te zuigen.
Hoofdstuk 7: Voeding en rotatie van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[4] We zullen om niet onnodig te ver uit te weiden, eerst de hoofdmond en dan het daarmee overeenkomende hoofdafvoerkanaal verkennen, omdat deze op de roterende beweging van de aarde de meeste invloed uitoefent. De talrijke kleine voedings - en afvoerkanalen zullen we maar aan een korte beschouwing onderwerpen en dus gaan we over naar de hoofdmond.
Hoofdstuk 7: Voeding en rotatie van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[6] Hoe ziet deze mond er dan uit? Hij is tamelijk groot. De doorsnede van de mond, gerekend vanaf de buitenste rand, waar de ingang trechtervormig begint, heeft gemiddeld een afmeting van tussen de 20 en 30 mijl * ( Oude lengtemaat. 1 Duitse mijl = 7,420 km ), .maar aan de onderkant wordt hij nauwer en meet daar iets minder dan een achtste mijl. Met diezelfde dikteafmeting gaat de slokdarm tamelijk recht naar beneden tot in de maag van het aardelichaam. De wanden van deze slokdarm zijn zeer oneffen en geribbeld en over lange afstanden zó met puntige uitsteeksels bezet, alsof ze met de huid van een reuzenegel zijn overtrokken.
Hoofdstuk 7: Voeding en rotatie van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] Degene die ooit de gelegenheid heeft zich over de aardoppervlakte naar het hoge Noorden te begeven en daarbij ook kennis van de natuur bezit, zal in deze noordelijke poolstreek verschijnselen ontdekken, die men op geen enkele andere plaats van de aarde zal aantreffen. Ten eerste is het een zeer koude luchtstreek, die vooral 's winters een voor jullie instrumenten nauwelijks meetbare hoge graad bereikt. Met deze zware, koude lucht verenigt zich in de richting van de Noordpool een steeds dichter wordende nevelmassa, waar vooral in de winter ontelbare lichtkluwens als vallende sterren doorheen schieten; verder zal de reiziger rondom de wijde poolrand een ontzaglijke dijkachtige opeenhoping van sneeuwkristallen aantreffen en zo nu en dan ook nog enorme hoge pieken van ijs.
Hoofdstuk 7: Voeding en rotatie van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
...  1031 - 1032 - 1033 - 1034 - 1035 - 1036 - 1037 - 1038 - 1039 - 1040 - 1041 - 1042 - 1043 - 1044 - 1045 - 1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056  ...