Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 1044 van 1166

...  1032 - 1033 - 1034 - 1035 - 1036 - 1037 - 1038 - 1039 - 1040 - 1041 - 1042 - 1043 - 1044 - 1045 - 1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057  ...
[2] De eminentie zegt: 'Hoe had ik dat dan moeten merken? Ik zou er toch iets van hebben moeten merken dat ik gestorven ben; iets dat er toch aan vooraf moet gaan eer men in de geestenwereld komt. Dan zou men zich daar toch als een geest, maar niet als een materieel mens met huid, haren en botten bevinden! Dat is op niemand van ons van toepassing. Hoe kunnen we ons dan in een geestenwereld bevinden, mijn beste, zeer wijze koster? Het wordt mij steeds duidelijker dat u een dwaas bent en in een inrichting thuishoort!'
Hoofdstuk 81: De koster over christelijke gelijkheid en kerkelijke ongelijkheid. De hoofdcelebrant verdoemt de 'ketter'. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] De hoofdcelebrant zegt: 'Ik smeek u, beste broeders, die samen met mij op aarde al op de gouden tronen der hemelen zitten, houd op met deze ketter te bekvechten! Jullie weten toch welke macht jullie hebben! Wat baat het de jood als hij ons hoont en belastert? Wij vervloeken hem in conclaaf en hij is voor eeuwig aan de duivel overgeleverd. Wat baat het alle protestanten dat zij tegen ons zijn? Wat heeft Maarten Luther eraan, dat hij zich van ons heeft losgescheurd en de basis heeft gelegd voor de ketterij? Miljoenen die door zijn leer zijn gevallen, roepen onophoudelijk om wraak tegen hem; hij zit in de diepste hel en vervloekt voortdurend de dag waarop hem het bestaan werd gegeven. Waarom is hij in de hel? Omdat wij hem tijdens een heilig conclaaf voor eeuwig daartoe hebben verdoemd. Om kort te gaan, wat baat het al onze tegenstanders dat ze tegen ons zijn? Zij zijn allen door ons vervloekt en kunnen daarom onmogelijk ooit in het hemelrijk komen!
Hoofdstuk 81: De koster over christelijke gelijkheid en kerkelijke ongelijkheid. De hoofdcelebrant verdoemt de 'ketter'. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Na deze woorden krabt de eminentie, maar niet de hoofdcelebrant, zich achter de oren en zegt na een poosje tegen zijn collega' s: 'Deze koster is me toch een kerel! Bij mijn arme ziel, als ik geen kardinaal was, zou ik hem bijna gelijk geven, maar als kardinaal kan men zich toch niet door een koster de les laten lezen!' De koster zegt: 'O mijn beste eminentie, we zijn hier, zo waar er een God leeft, niet meer op aarde, maar zoals ik reeds eerder heb gezegd, we zijn met z'n allen in de wereld van de geesten, wat u, eminentie, uit allerlei verschijnselen gemakkelijk had kunnen opmaken als u had gewild.'
Hoofdstuk 81: De koster over christelijke gelijkheid en kerkelijke ongelijkheid. De hoofdcelebrant verdoemt de 'ketter'. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] De bevoegdheid die de Heer Zijn leerlingen ogenschijnlijk heeft gegeven, was en is slechts die van de Heilige Geest Gods in de mens. Wie leeft volgens Gods woord waardoor alles ontstaan is, ontvangt ook Gods geest, want Gods woord is namelijk de Heilige Geest uit de mond van God, die binnenvloeit in de harten van alle mensen die het Godswoord daadwerkelijk in zich opnemen. Eenmaal in het bezit van Gods geest, die mijn hart maakt tot een tempel van de diepste wijsheid uit God, kan ik dan ook tot een zondige broeder die blijk geeft van berouw en verbetering, zeggen: 'Je zonden zijn je vergeven'. Is hij echter hardnekkig en wil hij zijn valsheid en slechtheid niet opgeven, dan kan de van Gods geest vervulde ook zeggen: 'Vriend, omdat je volhardt in het kwaad kan je zonde je niet vergeven worden!' Als men echter gelooft dat men de Heilige Geest ontvangt door bepaalde sacramentele ceremonieƫn zoals de nietszeggende waterdoop, de toediening van het vormsel en zelfs de zogenaamde priesterwijding, heeft dat niets anders tot gevolg dan de vorming van een onverdraaglijk kastenstelsel, waar de Heilige Geest verder van verwijderd is dan de hemel van de aarde.
Hoofdstuk 80: De koster geeft meer opheldering. Bittere waarheden voor Rome's eminentie. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Zoals te zien is bij de roomse kerk, is juist in deze kerk, behalve dan de Naam van de Heer en Zijn leerlingen, niets meer van Zijn leer te vinden: geen deemoed, geen zachtmoedigheid, geen greintje geduld en nog minder liefde tot de naaste! Over geloof praten we maar helemaal niet meer. Het geloof in de macht van goud en zilver, ja, dat staat nog overeind! Wat zou er allemaal moeten gebeuren om een paus ooit tot het geloof te brengen dat men het rijk Gods niet in de grote schatten van de wereld vindt, maar alleen in een zuiver, deemoedig en van liefde vervuld hart!
Hoofdstuk 80: De koster geeft meer opheldering. Bittere waarheden voor Rome's eminentie. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Petrus, voor wiens opvolger iedere paus zich alom uitgeeft, zei eens tegen een arme drommel die hem om een aalmoes vroeg: 'Goud en zilver heb ik niet, maar wat ik heb geef ik je!' Zou een paus dat ook tegen een arme zeggen? De fraaie opvolgers van Petrus zouden alleen maar kunnen zeggen: 'Ik heb wel goud en zilver in overvloed, maar dat geef ik je niet; wel mijn apostolische zegen, die mij niets kost!' En dan: 'Ga in vrede! Mocht je onderweg van honger omkomen, dan zal je ziel toch na drie dagen vagevuur meteen in het paradijs komen, waar het haar dan goed genoeg zal gaan!'
Hoofdstuk 80: De koster geeft meer opheldering. Bittere waarheden voor Rome's eminentie. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Eerlijk gezegd is een vlieg mij liever dan het mooiste beeld, want die leeft en is werkelijk een wonderwerk van goddelijke liefde en wijsheid. Een beeld is echter niets anders dan het werk van de domme mens, die een levende God en het eeuwige leven met dode beelden wil voorstellen. Dat is mijn overtuiging; de heren kunnen met me doen wat ze willen, maar ik zweer dat ik geen oud beeld meer ga zoeken! Ik ga mij tegenover niemand meer belachelijk maken.'
Hoofdstuk 79: Verhelderende woorden van de ketterse koster. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] Als de hoofdcelebrant het vernielde beeld ziet, zegt hij ontstemd: 'Maar in 's hemelsnaam, wat is er toch met dit glorierijke genadebeeld gebeurd? Dat ziet er even erbarmelijk uit als de zeven magere jaren van Egypte. Mijn God en mijn Heer! Hoe hebt U toch dit heilige beeld van Uw allerzaligste moeder zo te gronde kunnen laten gaan! Wat kunnen we hier nog aan doen? Is er dan nergens een ander, want met dit valt niets meer te beginnen.'
Hoofdstuk 78: Het grote 'exorcisme'. De 'moeder van smarten' verzuimt te helpen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Nu wordt mijn goede Jozef gewoon onwel. Robert en Helena kunnen nauwelijks hun lachen bedwingen en keizer Frans komt naar Mij toe en zegt: 'Heer, ik heb weliswaar nooit zo'n hoge dunk van de geestelijken gehad, maar had ik op aarde ooit zulke domheden gehoord, dan had ik zeker datgene wat mijn oom Jozef begonnen was voltooid.'
Hoofdstuk 78: Het grote 'exorcisme'. De 'moeder van smarten' verzuimt te helpen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Ik zeg: 'Dat is allemaal nog niets! Bij het exorcisme, dat weldra over ons zal worden voltrokken, zullen jullie pas goed kennismaken met de meest grandioze staaltjes van domheid, want van de rooms-katholieke duiveluitbanning hebben jullie geen van allen enig idee. Deze zaak zal voor jullie allen heel leerrijk zijn, want vooral jullie keizers moeten dat zien omdat jullie zulke domheden hebben toegelaten en hier en daar zelfs krachtig hebben gesteund. Let nu maar op, het fameuze exorcisme zal dadelijk beginnen.'
Hoofdstuk 78: Het grote 'exorcisme'. De 'moeder van smarten' verzuimt te helpen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Ik dwong mijn hart wel om deze almachtige God met al mijn krachten lief te hebben, maar moet toch tot mijn schande bekennen dat mijn hart zich in deze liefde niet kon vinden. Ik werd toen door dergelijke zelfonderzoeken vrijmetselaar, om zodoende tot een diepe re kennis van God te komen. Ik heb daardoor wel veel gewonnen en veel gelezen over de zuivere liefde tot en in God, maar de onverbiddelijke rechter wilde absoluut niet verdwijnen en de hel niet uitdoven.
Hoofdstuk 77: Verhelderende woorden van de Heer over de 'onoverbrugbare kloof' en de vergeving van' doodzonden' . - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Zo stelde ik me ook vaak levendig voor hoe U, die uit liefde tot de mensen zoveel hebt geleden om hen gelukkig te maken, een terechte reden had om tegen zondaars onbarmhartig te zijn en hun hun zonden onverbiddelijk streng te vergelden. Desondanks kon mijn domme hart zich nooit helemaal vinden in de hoogste liefde tot U.'
Hoofdstuk 77: Verhelderende woorden van de Heer over de 'onoverbrugbare kloof' en de vergeving van' doodzonden' . - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Merkwaardig was het wel, dat ik geen strenge rechter kon uitstaan. Die kantonrechters, die de zondaars te streng veroordeelden, stonden niet in mijn gunst. Wie echter de zondaars zo veroordeelde, dat hij de zondaar wel heel nauwlettend wees op de omvang en de ernst van zijn zonde, maar de berouwvolle in mijn naam genade bewees en de zondaar slechts milde en lichte straffen gaf ter verbetering, had aan mij een trouwe vriend.
Hoofdstuk 77: Verhelderende woorden van de Heer over de 'onoverbrugbare kloof' en de vergeving van' doodzonden' . - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Ik zeg: 'Het is precies zoals de rechtsgeleerden in de wereld zeggen: 'Wie ergens zelf voor kiest, geschiedt geen onrecht!' De kloof betekent echter weer het nooit te overbruggen onderscheid tussen Mijn meest vrije orde in de hemelen en de haar in alles tegenstrevende wanorde van de hel. Deze tekst duidt dus enkel op het onverenigbare hiervan, maar niet op een eeuwig gesloten deur voor degenen die zich daarin bevinden.
Hoofdstuk 77: Verhelderende woorden van de Heer over de 'onoverbrugbare kloof' en de vergeving van' doodzonden' . - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Zo was het ook als ik het evangelie las. Als ik de verzen doornam van de verloren zoon, van de goede herder, van de echtbreekster ten overstaan van U in de tempel, als ik U ZacheĆ¼s uit de boom hoorde roepen, de gerechtvaardigde tollenaar in de tempel hoorde en U met de Samaritaanse vrouw aan de Jacobsbron heilige woorden hoorde wisselen, kon ik mijn tranen nooit bedwingen. O, welk een gevoel heeft Uw woord aan het kruis: 'Heer, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen!' steeds in mij losgemaakt! Maar die plaatsen waar U, hoewel met het volste recht, de zondaars onder scherpe vervloekingen naar de hel verwees, maakten op mijn gemoed werkelijk geen indruk. Ik zag daarin wel een rechtvaardige God aan het werk, maar tegenover Hem niets dan machteloze wezens, die zich de macht van hun Schepper en Rechter moesten laten welgevallen.
Hoofdstuk 77: Verhelderende woorden van de Heer over de 'onoverbrugbare kloof' en de vergeving van' doodzonden' . - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  1032 - 1033 - 1034 - 1035 - 1036 - 1037 - 1038 - 1039 - 1040 - 1041 - 1042 - 1043 - 1044 - 1045 - 1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057  ...