Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 1047 van 1088

...  1035 - 1036 - 1037 - 1038 - 1039 - 1040 - 1041 - 1042 - 1043 - 1044 - 1045 - 1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060  ...
[4] Nu moet nog worden vermeld, waar vandaan de zee haar hoofdvoeding betrekt. In de eerste plaats krijgt ze haar hoofdvoedsel uit de vele vloeistoffenreservoirs, die in de gevoelige huid liggen en die als het ware de eigenlijke urineblazen van de aarde vormen. Dan krijgt de zee ook een heel aanzienlijke toevoer vanuit de zojuist besproken waterbassins via alle grote rivieren en beken. Dat is zeer noodzakelijk, omdat de uit de eigenlijke urineblaas van de aarde opstijgende vloeistof te zout is en zonder bijmenging van zoet water weldra in een vaste massa zou overgaan, zodat in plaats van de zee niets dan alleen maar naar de hemel reikende zoutbergen zouden ontstaan. Die zouden de lucht in de loop van tijd zo verzuren, dat dientengevolge geen levend wezen zou kunnen bestaan. Tegelijkertijd echter zou dat ook bij de aarde zelf de gevaarlijke ziekte veroorzaken, waarbij de urineleiders worden afgesloten, waardoor de aarde in zeer korte tijd helemaal in brand zou komen te staan en dan volledig zou sterven. In zo' n toestand zou ze niet meer in staat zijn een levend wezen te dragen, evenmin zou het poolijs geschikt zijn een levend wezen voort te brengen en in stand te houden.
Hoofdstuk 19: De voelende huid van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] Op die hoogte in de bergen waar we al over spraken, kan deze ondersteuning echter niet die uitwerking hebben als in een lager gelegen streek, omdat, zoals al werd uiteengezet, de stralen daar nog niet voldoende dichtheid bereikt hebben. Dit komt omdat de luchtkring om de aarde een lensvormig rond doorzichtig lichaam vormt. Het is als het ware een groot brandglas, waarbij de invallende zonnestralen niet dadelijk achter de lens hun volle sterkte hebben, maar pas verder weg, op een afstand die gelijk is aan de halve doorsnede van de periferie, waaruit het bolvormig oppervlak van het brandglas is genomen; maar de stralen komen achter het brandglas steeds dichter naar elkaar toe en krijgen dus een steeds sterkere werking tot ze tenslotte in het brandpunt hun hoogste kracht bereiken. Het brandpunt van de grote luchtlens zou pas in het middelpunt van de aarde vallen, waar echter nooit een zonnestraal doordringt. Desalniettemin wordt de lichtstraal, die op de oppervlakte van deze grote aardlens valt, in deze steeds dichter en werkzamer hoe meer hij de aarde en tegelijkertijd zijn brandpunt nadert. Objecten als bijvoorbeeld de bergen, liggen al meer in het minder dichte deel van de lichtstralen dan de dieper gelegen dalen en vooral de zeegebieden der aarde; de stralen van de ver verwijderde sterren kunnen in de bergen nog geen merkbare dichtheid hebben en dus ook geen invloed op de vegetatie uitoefenen. Met andere woorden: deze lichtstralen vormen op zulke hoogte nog geen specifica. Daarom kunnen de plantensoorten, die deze specifica nodig hebben, op zulke hoogten niet meer gedijen.
Hoofdstuk 23: De aardatmosfeer en haar neerslag - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Daar echter op deze hoogten, of beter gezegd in deze regionen, de stralen uit de kleinere sterren, evenals zelfs die uit de zon, tengevolge van hun geringe dichtheid nog niet zo'n effect kunnen hebben als verder naar beneden, is zo' n hooggelegen regio in zekere zin een overgangspunt van het vroegere zonder uitwerking zijn naar een dadelijk daarna sterker optredende werking. Ofwel, hier op deze hoogten beginnen de stralen zich te verdichten, gedeeltelijk door hun eigen verdichting en gedeeltelijk door de reflexie, of de stralen die door de aardoppervlakte weer teruggekaatst worden. Door deze straling en terugstraling worden dan bepaalde ontwikkelingen in het licht veroorzaakt, die er als een soort golf uitzien. Als dit golven een tijd doorgaat wordt daardoor ook een specificum opgewekt, en wel omdat dit golven al een chemisch lichtproces is, om op jullie geleerde manier te spreken. Dit specificum, dat in zich natuurlijk veelsoortig en gemengd is, treedt het eerst op als een nevel in het hooggebergte. Wordt dit chemische proces dan niet verbroken, dan ontstaan uit de nevelen in deze hoge regio weldra wolkenmassa's, die zich langzamerhand steeds meer verdichten en zelfs uiteindelijk als regendruppels en 's winters als sneeuw op de aarde neervallen.
Hoofdstuk 23: De aardatmosfeer en haar neerslag - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Maar niet alleen de aarde heeft in deze derde luchtregio haar oog, dat rondom de hele aarde is, maar ook elke plant heeft de delen, die met deze luchtregio overeenkomen en een gezichtsvermogen of als het ware een soort oog, waardoor ze het licht in zich opneemt. Dat de plant zeker en gewis ook een oog heeft of liever een voor haar speciaal vermogen tot zien bezit, volgt al uit het feit dat we kunnen waarnemen, dat bijna alle planten en bloemen zich naar de zon keren om haar licht op te zuigen. Ook kan men deze waarheid kennen uit het feit dat een plant, die in een donkere kelder ontkiemt, haar kiem precies daarheen keert, waar zich een opening voor het licht bevindt en als ze deze gevonden heeft, buigt ze haar hoofd niet meer terug, maar groeit voortdurend in de richting van het heldere licht.
Hoofdstuk 24: Het oog van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] Of iemand zou een schilder een goed gelijkend portret willen laten schilderen, maar hij zou zijn gezicht nooit naar de schilder toe keren, wat zal er dan tenslotte van dat portret terechtkomen?
Hoofdstuk 27: Ontstaan en doel van de materie - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Laten we het eerst naar de hoogste luchtregio gaan om te zien wat voor geestelijke wezens daar huizen en hoe hun handel en wandel is.
Hoofdstuk 28: De geesten van de hoogste luchtregio - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] Als er geesten van andere hemellichamen hier aankomen, dan test hij ze en als hij vindt dat ze voldoen, leidt hij hen langs de goede weg naar de aarde en is dan bij hun verwekking door zijn invloed aanwezig. Hij helpt deze pas aangekomen geesten op de weg, die ze lichamelijk op de aarde moeten gaan en draagt er dan ook zorg voor, dat zij ook de louteringswegen bewandelen, die ze in de andere wereld hebben besloten te gaan, om kind van God te worden.
Hoofdstuk 28: De geesten van de hoogste luchtregio - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[12] Er kunnen echter ook geesten zijn, die nog veel wat hun toebehoort op andere hemellichamen hebben. Zij stijgen dan op naar de sferen van die werelden, waar ze of hun voornaamste specificum vandaan kregen, of waar ze al eens in een lichaam hebben geleefd om ook daar af te halen hetgeen hen toebehoort, maar dit alles op de weg van de liefde die alleen het aantrekkende principe is. En dat alles moet uit vrije keuze geschieden, waarbij elke geest er naar streeft om te verzamelen wat van Mij is, om het Mij dan in zijn grote liefde tot Mij, volkomen terug te brengen.
Hoofdstuk 28: De geesten van de hoogste luchtregio - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[12] Nu we ook dit weten kunnen we afdalen naar de tweede regio, waar het al veel bonter toegaat dan in de derde vreedzame regio.
Hoofdstuk 29: Verblijfplaats van de zuivere geesten en hun zaligheid - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Evenals er bij de mensen vanuit het zuiver geestelijke een overgang naar het lichamelijke bestaat, is er tussen de hoogste en de middelste regio ook zo' n overgang. De beide gebieden verhouden zich als ziel en geest. De geest werkt op de ziel in en kan deze doordringen, de ziel kan echter nooit de grenzen van haar geest overschrijden maar ze moet er zijn om door de geest te worden doordrongen, terwijl de geest er niet is om door de ziel te worden doordrongen; maar de ziel kan door de geest worden opgenomen waardoor ze zelf geestelijk wordt.
Hoofdstuk 30: De tweede luchtregio en haar geesten - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] Tengevolge van deze eigenschap van de aarde zijn er dan ook werkelijk al dwaze astronomen geweest, die meenden dat de zon hoogstens tien mijl verwijderd was en die de zon voor een meteoor hielden, die gemakkelijk binnen 24 uur om de aarde kon cirkelen. Maar tot deze dwaze mening heeft hen alleen de schijnbare aanblik geleid, waardoor het beeld dat jullie van de zon zien werkelijk niet veel verder van de aarde afstaat. Maar dat beeld is niet de werkelijkheid, maar het is slechts een klein beeld van de grote zon, die meer dan 20 miljoen mijl van de aarde afstaat. Tegelijkertijd neemt dit oog ook beelden op van de oppervlakte der aarde en geeft die door aan de andere hemellichamen, evenals die andere hemellichamen hun oppervlaktebeelden weer door hun algemene oog naar het algemene oog van de aarde voeren. Uit deze eigenschap zijn vooral in de tropische landen de zogenaamde fata morgana verschijnselen te verklaren - en met name in de tropische landen, omdat daar de derde regio soms zelfs lager komt te liggen dan de niet eens zo hoge bergen. Ook zijn de in de bergen van deze tropische landen niet zelden voorkomende balsemachtige geuren het gevolg van het feit, dat deze derde regio soms zo diep omlaag zinkt; en dan zouden jullie het daar van louter welriekende geuren niet kunnen uithouden.
Hoofdstuk 24: Het oog van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[2] Een bijzonder verschijnsel bij het ontsteken of nog beter bij het lichten van de door de derde luchtregio vallende meteoren is vooral, dat de kop van zo' n meteoor het meest lichtend is. Dit licht geven van de kop tijdens het doorschieten van de derde luchtregio is van dezelfde aard als het lichten van zijn staart. Het is een geconcentreerde stralenreflex, omdat het vaste, gewoonlijk ook nog ronde lichaam, de hem omgevende lichte, etherische lucht uiteen drijft en om zich heen, vooral aan de voorkant van de kop, een luchtomhulsel vormt, dat op zijn beurt om het lichaam een glanzend vlak vormt als van een holle spiegel, die het licht van de lichtgevende hemellichamen opneemt en het dan verder naar de aarde omlaag stuurt. Als iemand een ronde steen heel hard in helder water zou gooien, zou hij zich van dit verschijnsel in het klein een voorstelling kunnen maken, want al zou die steen ook zwart zijn, toch zal men hem onder water met een geheel witte kop naar beneden zien schieten. Dit witte aan de kop is niets anders dan een door de snelle beweging van de steen gevormde holle spiegel van water, die de in het water vallende stralen geconcentreerder opneemt en weer terugkaatst. Om deze reden lijkt ook het schuim van het water wit, omdat de luchtbellen als het ware louter holle spiegels zijn, die heel veel stralen in zich opnemen en ze dan geconcentreerd weer terugzenden. Wat hier het water laat zien, dat laat daar het lichten van een meteoor zien, namelijk niets anders dan een geconcentreerde reflex van het licht.
Hoofdstuk 26: Verschijnselen in de derde luchtregio - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] Als echter een meteoor van een groter volume in de tweede regio naar beneden komt, dan ontsteekt hij vaak werkelijk en wel door wrijving in de zwaardere luchtlaag. Is de beweging heel snel, dan kan zo' n meteoor zelfs nog brandend op de aarde neerkomen, wat echter uiterst zelden gebeurt. Bij een vertraagde beweging, die door de dichtere luchtregio gemakkelijk te verklaren valt, treedt dan weldra het uitdoven op en het lichaam valt dan geheel donker op de aarde neer. Toch zou zelfs een grotere meteoor bij een zeer snelle beweging niet ontsteken, als hij van te voren niet met de zeer gemakkelijk brandbare, etherische lucht van de derde regio zou zijn verzadigd. Deze etherische lucht is dan eigenlijk het brandbare wezen van zo'n meteoor als deze in de dichtere luchtregio is aangekomen.
Hoofdstuk 26: Verschijnselen in de derde luchtregio - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] Er zijn daar prachtige streken, die zich echter naar de gesteldheid van de geesten richten; want daar is elke geest de schepper van de grond waarop hij staat en van de omgeving, waarin hij zich thuis voelt. Deze omgeving is rijk aan vruchten en aan alle dingen. De geest geniet in rijke mate van alles en hij is naar niets meer hongerig; en zie, juist temidden van dit genieten neemt dan de geest langzamerhand alles op, wat nog van zijn wezen aan de aarde is blijven kleven; en deze vruchten en de omgeving worden als het ware op een beschouwelijke manier, van de aarde opstijgend in deze derde regio, psychisch specifiek gevormd en de geest erkent ze als van hem zijnde, neemt ze in zijn erkenning op en komt dan pas vanuit deze erkenning tot een schouwen van datgene wat van hem is, geniet er ook van en neemt het volledig in zijn wezen op. Als hij nu dit alles opgenomen heeft en hij de aarde, en zij hem, als het ware niets meer schuldig is, dan pas heeft hij zijn volledige vastheid bereikt en kan ter verdere voleinding in de hemel opgenomen worden
Hoofdstuk 28: De geesten van de hoogste luchtregio - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] Als hier of daar het een of ander specificum meer op de voorgrond treedt, keren alle andere zich naar het punt waar zo' n eminent specificum optreedt. Zo' n toeneiging wekt dan één of andere hartstocht op in de ziel. Deze hartstocht kan dadelijk door een andere vervangen worden, als een ander specifiek zieleintelligentiepunt op de voorgrond treedt, als het ware alle ziele-specifica intelligentiepunten overheerst en overstraalt, zodat de andere zich aan hem ondergeschikt maken.
Hoofdstuk 30: De tweede luchtregio en haar geesten - Jakob Lorber - Aarde en Maan
...  1035 - 1036 - 1037 - 1038 - 1039 - 1040 - 1041 - 1042 - 1043 - 1044 - 1045 - 1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060  ...