Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 1050 van 1112

...  1038 - 1039 - 1040 - 1041 - 1042 - 1043 - 1044 - 1045 - 1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060 - 1061 - 1062 - 1063  ...
[5] Kijk eens naar een spin! In dit diertje zul je twee intelligenties verenigd vinden. - De eerste is het herkennen van het voedsel dat het nodig heeft; dit voedsel wordt voor twee doeleinden gebruikt, namelijk voor de voeding van het dierlijk wezen en om het kleverige sap te bereiden, waaruit het haar net spint; dit is de éne intelligentie. De twééde intelligentie is de eigenlijke kunst van de spin om de draad uit zich te trekken, hem aan kleine haakjes te hangen en een net te spinnen of beter gezegd te vlechten, dit net dan met een parelachtige kleverig sap te overtrekken, en daardoor die dieren te vangen, die haar nieuw voedsel geven. Uit deze manier van handelen moet iedereen toch wel zien dat de spin een intelligentie moet bezitten; en die intelligentie is hetzelfde als wat natuuronderzoekers - wel wat ten onrechte - 'instinct' noemen; want instinct is eigenlijk een innerlijke drang om een bepaalde bezigheid, op een bepaalde manier, in het werk te moeten zetten. Maar wat de geleerden instinct noemen, dat is niet meer de intelligentie van het diertje, maar dat is al het leiding en richting geven door hogere geesten. Het zijn namelijk twee dingen: een bepaalde vaardigheid bezitten en: volgens deze vaardigheid een bepaalde handeling uitvoeren. Aan het bezit van zo'n vaardigheid is de noodzakelijke uitvoering daarvan nog niet verbonden; daartoe moet er nog een andere drang bijkomen en dan is het bezit van zulke vermogens en vaardigheden in een wezen, of in een psychisch specificum, juist de intelligentie. De dwang echter om naar zo' n inwonende intelligentie te handelen is niet in het wezen zelf als een instinct neergelegd, maar dat is de dwingende leiding van de kant van de hogere en volkomen geesten, die bijvoorbeeld onze spin de plaats aangeven waar, en de tijd wanneer ze haar speciale vaardigheid moet aanwenden. Want was dat niet het geval dan zou de spin of helemaal nooit, of aldoor maar door spinnen en ze zou zelfs het gezicht van een mens niet ontzien en een net over zijn ogen spinnen. Dat is echter nooit het geval; want ze moet spinnen waar ze genoodzaakt wordt te spinnen en waar haar specificum doeltreffend is als het zich met het specificum van de aanwezige materie in verbinding stelt en dat in zich verzamelt voor een hoger leven.
Hoofdstuk 42: Gods werkzaamheid door middel van geesten - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] De zaadkorrel zelf heeft net zo min kracht om voedsel voor zichzelf te zoeken als een pasgeboren kind dat heeft, ja zelfs minder dan een kind in het moederlichaam, als er geen geesten waren die de zieleintelligentie specifica dié richting gaven, waardoor deze specifica zich juist naar dat bepaalde punt moeten begeven, waar hun speciale werkterrein ligt.
Hoofdstuk 44: Geesten als opzichters in de natuur - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[6] Uit deze opsomming van specifica in onze tarwekorrel hebben we gezien, hoeveel basisspecifica werkzaam aanwezig moeten zijn. Hoe worden deze echter geleid? - Door voor dit doel aangestelde geesten, waarbij echter altijd een onderverdeling van de geesten plaatsvindt, die ieder een territorium onder zich hebben.
Hoofdstuk 44: Geesten als opzichters in de natuur - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[12] Opdat dit echter zo min mogelijk zal voorkomen en alleen op weinig plaatsen, hebben deze geesten weer een hogere en meer volkomen geest boven zich staan, die een veel groter territorium heeft te overzien. Zo' n geest is als het ware als een landheer en heeft al velen onder zich. Stel je de afzonderlijke geesten als onderdanen voor en de boven hen staande als landheer, dan heb je een tamelijk goede verhouding, - of zoals een districtshoofd, dat verschillende zaken onder zich heeft en in elke zaak apart is ingewijd; zijn arbeiders verrichten ieder maar één enkele bezigheid, maar hij overziet alles en verdeelt het werk onder hen volgens hun talenten.
Hoofdstuk 44: Geesten als opzichters in de natuur - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[13] Een landheer, of districtshoofd, bemoeit zich niet met het gebied van een ander. Opdat echter toch in alle gebieden eenzelfde orde zal heersen volgens de aard van het district, is boven die gebiedsheren weer een geestelijke gouverneur gesteld, die als het ware een heel land overziet en leidt. Dat is dan al een geest uit de derde regio. Zoals jullie weten vormen meerdere landen een rijk; daarover waakt een engelenvorst. Over alle rijken waakt echter de Vorst der Vorsten zoals Hij ook waakt - wat geen enkele geest kan - in ieder afzonderlijk specificum; en daarom ziet het oog van de Heer overal wat er is en wat er gebeurt.
Hoofdstuk 44: Geesten als opzichters in de natuur - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[7] Hier is ook heel duidelijk dat de bekwaamheid tot zulk werk en de nóódzaak dat werk op het juiste ogenblik en de juiste plaats te volbrengen, werkelijk twee verschillende dingen zijn, zoals dat ook het geval is bij een mens die een kunstenaar is, een musicus of een schilder. De musicus heeft altijd de bekwaamheid om een concert of ander muziekstuk te spelen, evenals de schilder een schilderij kan maken; maar speelt de musicus vanwege zijn artistieke bekwaamheid daarom dag en nacht door het ene concert na het andere en legt de schilder nooit zijn penseel en zijn verf opzij? - Kijk, hoewel beide kunstenaars voortdurend de gelijke bekwaamheid in zich dragen, moet de toonkunstenaar alleen maar bij bepaalde gelegenheden uit zijn voortdurende begaafdheid iets produceren, evenals de schilder alleen dan maar een schilderij zal maken als iemand er een bij hem heeft besteld of wanneer hij er een voor de verkoop of voor zijn eigen genoegen vervaardigt. Het eerste is hier overeenstemmend met de intelligentie van de kunstenaar, het tweede is echter een oproep, van welke zijde ook, om de intelligentie aan het werk te zetten.
Hoofdstuk 42: Gods werkzaamheid door middel van geesten - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Men weet, hoe op bepaalde tijden tuinlieden en boeren het zaad in de aarde strooien en dat al gauw daarna elk in de aarde gestrooid zaadkorreltje begint op te zwellen, eindelijk openspringt op de plaats waar de kiem zit en een klein witgroen puntje uit het zaadje tevoorschijn komt. Dat is de kiem. Bijna zichtbaar groeit deze kiem heel teer verder en verder omhoog en daar, waar eerst alleen maar een puntje te zien was, ontvouwen zich nu al twee, drie en meer bladeren en steeds meer dijt het gewas uit, wint aan stevigheid en kracht en weldra ziet men al bloemknoppen. Van uur tot uur worden ze voller, springen eindelijk open, ontvouwen zich, de bloem komt te voorschijn en in haar kelk zit al de nieuwe vrucht, als een jonge bij in haar cel, die eerst als een zuigeling gevoed wordt door de heerlijke geuren van de bloem. Is de nieuwe vrucht door deze hemelse kost sterk genoeg geworden, dan ontvangt ze haar voedsel uit de stam en haar leven van het licht.
Hoofdstuk 44: Geesten als opzichters in de natuur - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Als dan de zaadkorrel in de aarde wordt gelegd, dan ademt die geest zijn wil over de akker; die wil, homogeen met de bepaalde specifica, grijpt deze vast en dwingt hen naar de voor hen bestemde plaats. Dan stromen ze daarheen volgens hun op dit punt gerichte intelligentie en beginnen daar, in de vorm van op infusiediertjes gelijkende wezens, hun werkzaamheden; ze bezitten daarvoor intelligentie en aangepaste kracht. Dan vormen ze de wortels en de buisjes; andere gaan de wortels binnen en voeden of vergroten ze; weer andere stijgen via de wortels in de stam op; de gelijksoortige grijpen elkaar vast volgens de orde van hun intelligentie en één soort van hen vormt de buisjes in de stam; de andere vormen de kleppen, pompen en ventielen, weer anderen die zuiverder zijn, stijgen door deze buisjes omhoog en vormen bladeren volgens de ordening en vorm van hun intelligentie; weer andere, die nog zuiverder zijn, stijgen weer hoger op in de buisjes en vormen de knoppen, en de bloesem. De allerzuiverste en door deze daad zelf gelouterde vormen de vrucht en de helemaal geestelijke, als het ware de centraal intelligenties, verenigen zich in de vrucht tot kiem en omhullen zich met een weefsel, waardoor de uiterlijke en nog niet zo zuivere intelligenties niet heen kunnen dringen.
Hoofdstuk 44: Geesten als opzichters in de natuur - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] De minste onoplettendheid van de kant van zo'n leidende geest heeft een verkeerde groei en een misoogst tengevolge, wat soms bij de geesten niet zeldzaam is, omdat ze met het oog op het werk wat ze moeten doen, geen gerichte maar een volkomen vrije wil hebben, wat noodzakelijk is, omdat in een gerichte wil geen kracht kan liggen. Als de mensen door een misoogst getuchtigd moeten worden, is er niets meer of minder nodig dan dit werk door meer lauwe geesten te laten doen, die zich er weinig om bekommeren en de misoogst is een feit. Want als deze geesten, die het toezicht hebben op de vegetatie, de volgens de ordening ontbonden zielespecifica niet in de juiste orde en volgens het goede aantal op hun plaats brengen, dan stijgen degenen die niets te doen hebben dadelijk op naar de tweede regio, verenigen zich daar tot zelfstandige wezens en tot natuurgeesten, veroorzaken dan een slechte weersgesteldheid, slechte miasmen (giftige uitwasemingen) en dat alles werkt slecht in op de groei van de planten.
Hoofdstuk 44: Geesten als opzichters in de natuur - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[4] Opdat echter een mineraal datgene wordt wat het is en moet zijn, daarom moeten zich juist de tot hem behorende verschillende specifica tot één geheel verenigen om door deze vereniging juist dit mineraal te vormen, dat volgens de ordening noodzakelijk vervaardigd moet worden.
Hoofdstuk 45: Mineraal, plant en dier - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Verder bemerken we aan het ijzer de eigenschap hardheid. Deze op zichzelf staande eigenschap van het specificum bergt de vrije intelligentie van de volledige zelfzucht in zich en daardoor hardheid en onkreukbaarheid tegenover zijn omgeving. Dit specificum is evenals het gewicht van beneden afkomstig.
Hoofdstuk 45: Mineraal, plant en dier - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[10] Verder is de oplosbaarheid nog een specifieke eigenschap; men weet dat ijzer in zuren oplost evenals in vuur. In dit specificum ligt de intelligentie van het vrij zijn, welk specificum alle voorgaande met zich meesleept, als het in zijn intelligentie de steun heeft gevonden om zich vrij te maken en vrij te worden. Tevens komt dit specificum in natuurkundig opzicht overeen met de centrifugaal of middelpuntvliedende kracht die, als haar geen beperking werd opgelegd, zich tot in het oneindige zou uitbreiden.
Hoofdstuk 45: Mineraal, plant en dier - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] Opdat dit echter niet zal gebeuren, ontdekken we meteen al weer een andere eigenschap, een intelligentiespecificum, dat als het ware de totale onverstoorbaarheid bevat. Dit wil zich daarom tot het uiterste samentrekken. Dit specificum is dus de controleur van het vorige en beperkt het in zijn behoefte zich uit te breiden, terwijl ook het vorige centrifugaal specificum dit laatste centripetaal specificum controleert.
Hoofdstuk 45: Mineraal, plant en dier - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] Verder ontdekken we aan het ijzer een soepele buigbaarheid. Dit is een specificum of zieleintelligentie, die aan alle kanten beproefd, de gewilligheid in zich draagt. Dit specificum is daarom ook al krachtiger dan de beide eerste. Deze verliezen door het samenzijn met dit specificum weliswwaar niets van hun kenmerken, maar toch moeten ze zich naar dit specificum richten, dat een deemoedige volgzaamheid in zich bergt. Als het ijzer verhit wordt, wordt het soepeler en buigzamer en komt, in deze toestand van beproefd worden, des te meer met de gewillige deemoed overeen, omdat de deemoed en de wil des te soepeler worden, hoe meer ze de vuurproef ondergaan. Dit specificum is weliswaar van beneden afkomstig, maar het is al van de goede soort omdat het zich voegt, want door de vele beproevingen heeft het zich leren voegen.
Hoofdstuk 45: Mineraal, plant en dier - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[14] Als ijzer gewreven wordt, geeft het een speciale metaalachtige zure geur af. Deze geur is een specificum met een intelligentie, waarin zich al daadwerkelijke liefde laat zien; want zoals in elk zuur ofwel in de zuurstof de bekende levenslucht aanwezig is, evenzo is het in geestelijk opzicht de daadwerkelijke liefde die eigenlijk in de ware zin het leven is. Dit specificum is het voornaamste verenigende principe van dit metaal, want het doordringt het niet alleen helemaal, maar het omgeeft het ook met een eigen atmosfeer; vandaar ook de geur van het ijzer
Hoofdstuk 45: Mineraal, plant en dier - Jakob Lorber - Aarde en Maan
...  1038 - 1039 - 1040 - 1041 - 1042 - 1043 - 1044 - 1045 - 1046 - 1047 - 1048 - 1049 - 1050 - 1051 - 1052 - 1053 - 1054 - 1055 - 1056 - 1057 - 1058 - 1059 - 1060 - 1061 - 1062 - 1063  ...