Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 106 van 278

...  94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119  ...
[5] Nu hebben jullie weer twintig van je beste gerechtsdienaren op hem af gestuurd. Waar zijn ze? Hen heeft beslist hetzelfde lot getroffen als het merendeel van degenen die door jullie uitgezonden werden om hem op te sporen! Ik vraag je: Wees toch verstandig en houd er mee op een man te achtervolgen die jullie, zoals uit ervaring blijkt, niets kunnen doen, maar die ons daarentegen volledig kan vernietigen, zonder dat wij ons ook maar in het minst tegen hem kunnen verweren. Niet met woorden en nog minder met touwen kunnen jullie hem vangen. Waarvoor dan jullie beraadslagingen en al die rusteloze moeite?
Hoofdstuk 88: De woorden van Nicodémus tot de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[25] Dat die man grote dingen presteert, bestrijdt heus niemand van ons; ook wat hij zegt is wijs en bondig. Maar dat zijn toch nog altijd zaken die ieder begaafd mens bij gelegenheid kan aanleren. We hebben toch zelf vaak genoeg magiërs uit het morgenland gezien die de ongelooflijkste wonderen konden verrichten, die door de heidenen vaak zelfs voor goden werden aangezien omdat zij niet wisten dat deze goden van vlees en bloed hun toverkunsten door hun geheime middelen tot stand brachten. Maar die middelen lieten de tovenaars absoluut aan niemand zien en door niemand nauwkeurig onderzoeken. En zoals het was en nog is met al dergelijke tovenaars, zo zal het ook beslist met de Nazarener zijn. Wat bijzonder gevaarlijk aan hem is voor ons joden, is dat hij alle mensen zonder enige schroom openlijk zegt dat hij de beloofde Messias van de joden is en dat alleen zij die in hem geloven het eeuwige leven zullen hebben.
Hoofdstuk 87: De heren van de tempel gaan op bezoek bij Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Toen jullie daar buiten door mijn velden liepen, zullen jullie een zuil hebben gezien, waaraan beslist nooit een mensenhand gewerkt heeft. Wie anders dan ongetwijfeld de Nazarener heeft die ergens vandaan daarheen gebracht; want hij was er eerst niet, - en vanmorgen stond hij er! Menselijke krachten hebben hem er beslist niet neergezet! Als dat zo zou zijn, dan zou rondom de zuil alles platgetreden zijn; want het neerzetten van zo'n geweldige zuil zou honderden mensenhanden vereist hebben. Als nu de Nazarener zonder enige twijfel zulke dingen kan doen -slechts door het te willen - wat willen jullie dan met al jullie macht en kracht tegen hem beginnen?
Hoofdstuk 88: De woorden van Nicodémus tot de tempeldienaren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Want wat zulke ware, volmaakte mensen kunnen, hebben wij meegemaakt en met onze eigen ogen gezien. Wat willen jullie dan bijvoorbeeld doen als hij opeens een paar duizend woeste leeuwen, panters, hyena's en tijgers in jullie stad of alleen maar in de omgeving bijeen roept? Heus, die zouden jullie binnen enkele weken opvreten zonder dat je je tegen hen te weer zou kunnen stellen. Iets dergelijks schijnt hij volgens berichten uit Galilea al eerder te hebben gedaan, wat wij volledig kunnen geloven.
Hoofdstuk 90: De Romein waarschuwt de tempeldienaren voor de macht van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Lazarus zei: 'O ja, Heer en Meester,' de jeugd is al prima voorzien, - maar wij beiden hebben daar helemaal mets aan kunnen bijdragen want toen wij bij de tenten kwamen, waren de brave kinderen.al rijkelijk van alles voorzien. U, o Heer, hebt alleen maar mijn wil enigszins getest; maar U hebt Zelf de handelingen verricht, zoals dat bij U altijd het geval is! U alleen zij mijn dank; want zonder U zijn wij niets en kunnen ook mets. U alleen bent alles in alles!'
Hoofdstuk 91: Voorziening in levensbehoeften door overgave aan de wil van de Heer. De materiële en de geestelijke zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Rafaël zei: 'We gaan weer opgewekt terug; want iemand die zo graag en gewillig als jij de wil van de Heer doet, hoeft dat voor de Heer niet met daden te bewijzen. Want een volkomen aan de Heer toegewijde wil is voor de Heer al de daad zelf; dan volbrengt de Heer Zelf de daad, zoals je hier ziet. O, als de mensen dat maar goed inzagen en daar volgens hun hart naar handelden, wat een gemakkelijk en onbezorgd leven zouden zij dan al op aarde hebben, en welke gelukzaligheden zouden zij dan al op aarde genieten! Maar nu zijn ze blind en verdwalen in de dode materie en stikken daarin. Vaak werken zij zich voor hun brood bloedig in het zweet, terwijl zij het zonder lichamelijke inspanning van de Heer konden krijgen, en dan nog zuiverder en beter dan dat waar zij zelf voor kunne~ zorgen.
Hoofdstuk 91: Voorziening in levensbehoeften door overgave aan de wil van de Heer. De materiële en de geestelijke zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Morgen zul je in Emmaüs de nog ware mensen uit Opper-Egypte leren kennen, en dan zul je verbaasd staan over de ongebonden macht van hun wil. Er zijn er maar zeven die al volmaakt zijn: de vrouwen en kinderen en de nog minder volmaakten zijn thuis gelaten met maar één volmaakte man, omdat de vrouwen, kinderen en de minder volmaakten het zonder hem moeilijk zouden hebben. Maar hun meester, die nog uit de school van de oeroude Egyptische innerlijke wijsheid is, zal met zijn zes voornaamste leerlingen naar Emmaüs komen, en dan zul je eens zien hoe snel hij de Heer en ook ons allen zal herkennen. - Maar nu gaan wij weer naar de Heer!'
Hoofdstuk 91: Voorziening in levensbehoeften door overgave aan de wil van de Heer. De materiële en de geestelijke zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Op hetzelfde moment stonden de tovenaars zonder jas, en er viel een groot aantal voorwerpen uit hun vele zakken, ook verscheidene dode en levende vogels en verdorde en verse bossen bloemen.
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] En de hoofdmagiër zei tegen Rafaël: 'Maar hoe kun jij, lieftallige jongeman, ons hier zonder meer voor zo'n eerbiedwaardig gezelschap zo uitzonderlijk beschaamd maken?! Wij vroegen voor deze drie toverkunstjes immers niets en zouden alleen een vrijwillige bijdrage in dank aangenomen hebben. We kunnen immers nog veel meer dan alleen deze drie kunstjes!'
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Maar waarom komen jullie uit je land hierheen gereisd om voor ons, die toch beslist niet op ons achterhoofd gevallen zijn, je oerdomme wonderen en bedrieglijke trucs te vertonen? Wat willen jullie dan daarmee bij ons bereiken? Moeten uiteindelijk ook wij jullie soms aanzien voor machtige bemiddelaars tussen God en de mensen, en geloven dat jullie waarachtige goden zijn?! Thuis in jullie land, dat groot genoeg is, kunnen jullie toch al zonder meer doen watje wilt, en je door je blinde volk laten aanbidden; maar wat drijft jullie naar ons, wat willen jullie hier met je bedriegerijen bereiken? Voor goud, zilver, parels en edelstenen zijn jullie niet hierheen gekomen, want zulke schatten hebben jullie immers al in overvloed. Willen jullie ons soms ook bekeren en laten geloven dat jullie waarachtige afgezanten van God zijn? Ja,ja, kijk, dat is heimelijk jullie plan, omdat jullie beslist veel liever de hele aarde hebben dan alleen maar jullie Indië! Maar ik zegje datje met die heimelijke bedoeling bij ons nooit een voet aan de grond zult krijgen, maar het heel gauw zwaar te verduren zult hebben. Ga daarom voor deze keer nog ongestraft naar je land terug, en waag het nooit weer met zo'n plan hierheen te komen, en maak het ook thuis niet te bont, anders zou onze enige ware, eeuwige God en Vader Zijn geduld en lankmoedigheid met jullie wel eens kunnen verliezen en jullie in Zijn terechte toorn straffen! - Dwaze tovenaar, heb je mij begrepen?'
Hoofdstuk 98: De bekentenis van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Je kunt nu echter van ons denken watje maar wilt; maar dit zeg ik je nu heel openlijk en vrij zonder enige reserve - zelfs op gevaar af dat jijzelf de Verborgene zou zijn, die wij al zo lang zoeken -:Uiteindelijk is de mens die, met alle middelen die hij maar kan en wil bedenken en ondanks alle mogelijke levensmoeilijkheden die er maar op de wereld zijn, volhardend de waarheid zoekt, evenveel waard als , of misschien nog meer waard dan -een mens die het geluk heeft, de waarheid door een of ander onberekenbaar toeval te vinden, maar vervolgens hardnekkig onthoudt aan zijn arme medemensen en hen geestelijk hongerig en dorstig verder laat gaan, terwijl hij hen misschien met een paar woorden voor duizenden jaren meer dan voldoende had kunnen verzadigen. Ja, ik zegje nog meer:
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] De magiër zei: 'O, beste, hemelse jonge vriend! Niet alleen deze nacht, maar nog heel veel nachten en dagen zouden we in je nabijheid willen blijven en nog heel veel waarheden vanje willen horen. Maar we vinden onszelf nu veel te onwaardig omjouw tegenwoordigheid, die voor ons zo buitengewoon geheiligd is, nog langer te verdragen en jou en dit hele zeker ook godvruchtige gezelschap, lastig te vallen. Maar als jullie dat wensen, zullen we zeker met heel veel genoegen aan die wens gehoor geven. Wat wij zullen gebruiken zullen we ook zonder meer betalen, zoals dat onder eerlijke mensen hoort.'
Hoofdstuk 102: Het sterke vermoeden van de drie magiërs. Op wonderbaarlijke wijze wordt de diamant gehaald - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Toen wij klaar waren met het eten, stond de magiër weer op en zei tegen Lazarus: 'Vriend, wij drieën hebben nu heel uitzonderlijk lekker gegeten en gedronken, en dat moet nu ook betaald worden! Noem nu het bedrag, dan zal ik het zonder meer betalen!'
Hoofdstuk 108: Het verlangen van de magiërs naar de ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] De magiër zei: 'Ja, vriend, daar heb je gelijk in! Hadden wij Hem ook maar gevonden, zoals jullie Hem waarschijnlijk allemaal al gevonden hebben, dan zouden wij Hem nog meer prijzen dan we nu kunnen doen! Maar we zijn ook al meer dan tevreden dat we hier de volle zekerheid gekregen hebben, dat er een enig, eeuwig ware God bestaat; want zonder zo'n God zou het die lieftallige jongeman immers nooit mogelijk geweest zijn, ons enkele tekenen te laten zien die alleen een God kan doen, en woorden te spreken die we zelfs nog nooit uit de mond van de grootste wijze gehoord hebben.
Hoofdstuk 108: Het verlangen van de magiërs naar de ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Waarom heeft dan de God, die zo wijs en goed is, eigenlijk zo'n gevaarlijk meer geschapen? We kennen veel grote rijken en landen die zonder een dergelijk meer bestaan. Waarom moet er juist hier één zijn? Waartoe dienen die grote onderaardse pek en zwavellagen en waarvoor die giftige dampen, waarin geen mensen, dieren, planten en bomen kunnen leven? Zijn zulke gevaarlijke meren op aarde uiteindelijk toch nog ergens goed voor en zit daár een bepaalde wijze bedoeling achter, of zijn zij alleen maar toevallig ontstaan en heeft God vanwege hun bestaan zulke maatregelen getroffen, dat zij voor de wat edeler schepselen die daar in de nabijheid leven niet te schadelijk worden?
Hoofdstuk 111: De twijfels van de Indische magiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114 - 115 - 116 - 117 - 118 - 119  ...